ECLI:NL:RBMNE:2024:1176
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning op een NSW-landgoed en verzoek om schadevergoeding
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 4 maart 2024, wordt het beroep van eiser tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning op een NSW-landgoed beoordeeld. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde vastgesteld op € 1.231.000 per waardepeildatum 1 januari 2020, wat eiser betwistte. Eiser stelde dat de waarde lager zou moeten zijn, namelijk € 999.000. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar met een taxatierapport en toelichting aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. De rechtbank wijst erop dat de heffingsambtenaar de waarde heeft bepaald op basis van de gebouwen op het landgoed en de daarbij behorende grondoppervlakte, en dat de instandhoudingsfactor correct is toegepast. Eiser's argumenten over de taxatie en de instandhoudingsfactor worden door de rechtbank verworpen, waarbij wordt opgemerkt dat de gemachtigde van eiser niet tijdig en adequaat heeft gereageerd op de stellingen van de heffingsambtenaar.
Daarnaast heeft eiser verzocht om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank concludeert dat de redelijke termijn niet is overschreden, mede door de handelswijze van de gemachtigde van eiser, en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak wordt openbaar gemaakt en partijen worden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.