ECLI:NL:RBMNE:2024:1273

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
5 maart 2024
Zaaknummer
10831457 \ UC EXPL 23-8325
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten door warmteleverancier afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing

In deze zaak heeft Eneco Warmte & Koude Leveringsbedrijf B.V. een vordering ingesteld tegen een bewoner die geen contract had afgesloten voor de levering van warmte, maar wel gebruik maakte van de aansluiting in zijn woning. Na ontvangst van de dagvaarding heeft de gedaagde alsnog een overeenkomst met Eneco gesloten, maar de vordering van Eneco is beperkt tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen omdat Eneco niet voldoende heeft aangetoond dat zij buitengerechtelijke incassowerkzaamheden heeft verricht en dat de gedaagde daarvan op de hoogte was. De gedaagde heeft gemotiveerd betwist dat hij aanmaningen heeft ontvangen en stelde dat hij dacht dat zijn energievoorziening via een andere leverancier geregeld was. De kantonrechter oordeelde dat Eneco onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar vordering en dat de gedaagde de gevorderde kosten niet hoeft te betalen. Tevens werd Eneco veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die in persoon procedeerde.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Locatie Utrecht
Zaaknummer: 10831457 UC EXPL 23-8325 WMB/61313
Vonnis van 6 maart 2024
in de zaak van
ENECO WARMTE & KOUDE LEVERINGSBEDRIJF B.V.,
gevestigd in Rotterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: Eneco,
gemachtigde: Flanderijn & Van Eck,
tegen
[gedaagde]
wonend in [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Eneco heeft [gedaagde] op 29 november 2023 gedagvaard. Op 5 december 2023 heeft [gedaagde] schriftelijk verweer gevoerd. Vervolgens heeft Eneco op een conclusie van repliek genomen en daarin haar eis verminderd. Hierop heeft [gedaagde] schriftelijk gereageerd.
1.2.
Hierna is bepaald dat er een vonnis zal worden gewezen.

2.De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
Eneco is de leverancier van warmte voor de woning op het adres [adres] in [plaats] . [gedaagde] staat sinds 1 mei 2023 op dat adres ingeschreven. Eneco stelt dat [gedaagde] wist of behoorde te weten dat hij een overeenkomst met Eneco moest afsluiten en hij dat niet heeft gedaan, terwijl hij wel warmte afnam via de aansluiting van Eneco die daarvoor in de woning aanwezig is. Eneco vorderde daarom in haar dagvaarding onderbreking van de aansluiting, afgifte van haar energiemeters uit de woning en een schadevergoeding van [gedaagde] .
2.2.
Twee dagen nadat [gedaagde] de dagvaarding ontving heeft hij (alsnog) een overeenkomst met Eneco gesloten. Eneco heeft vervolgens haar eis verminderd en eist in deze procedure alleen nog betaling van € 150,00 als vergoeding voor de buitengerechtelijke incassokosten die zij heeft gemaakt. [gedaagde] voert aan dat hij niet wist dat hij een overeenkomst met Eneco moest afsluiten totdat hij de dagvaarding ontving. Hij weigert daarom de buitengerechtelijke incassokosten te betalen.
Het staat niet vast dat [gedaagde] aanmaningen heeft ontvangen
2.3.
De kantonrechter zal de vordering van Eneco afwijzen. [gedaagde] hoeft de buitengerechtelijke incassokosten dus niet te betalen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
2.4.
Eneco baseert haar vordering op de situatie voordat partijen een overeenkomst hadden gesloten. Om de vordering tot betaling van de buitengerechtelijke kosten toe te kunnen wijzen moet Eneco daarom onderbouwen dat zij buitengerechtelijke incassowerkzaamheden heeft verricht en welke kosten zij daarbij heeft gemaakt. Dat heeft Eneco onvoldoende gedaan.
2.5.
Het enige wat Eneco over heeft gelegd is een aantal aanmaningen en voorbeelden van standaardbrieven die zij zou hebben verstuurd aan het huidige adres van [gedaagde] . [gedaagde] heeft echter gemotiveerd betwist dat hij die brieven heeft ontvangen. Hij voert aan dat Eneco hem ook niet op andere manieren heeft geprobeerd te bereiken en hij in de veronderstelling was dat hij zijn energievoorziening volledig had geregeld via een overeenkomst met Frank Energie. Hierdoor werd hem pas uit de dagvaarding van 29 november 2023 duidelijk dat hij een overeenkomst met Eneco had moeten sluiten. Vrijwel gelijk daarna op 1 december 2023 heeft hij dat vervolgens gedaan en diezelfde dag heeft hij ook de gemachtigde van Eneco daarover ingelicht.
2.6.
Gezien de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] had het op de weg gelegen van Eneco om uitgebreider te onderbouwen dat [gedaagde] de brieven wel heeft ontvangen. Dit heeft Eneco niet gedaan, waardoor niet vast is komen te staan dat [gedaagde] de brieven heeft ontvangen.
Het staat niet vast dat Eneco andere buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht
2.7.
Daarnaast heeft Eneco nagelaten om de andere incassowerkzaamheden die in de dagvaarding worden opgesomd te onderbouwen. De kantonrechter kan daarom nergens uit opmaken dat deze daadwerkelijk zijn uitgevoerd. Uit de brieven die wel zijn overgelegd blijkt namelijk dat Eneco pas in juli 2023 wist dat [gedaagde] op het adres woonde en dat zij hem slechts één aanmaning heeft verstuurd. De overige brieven en aanmaningen zijn namelijk gericht aan “de bewoners van [adres] ”. Bovendien zouden de standaardbrieven zijn verstuurd voor 1 mei 2023 en de aanmaningen enkele dagen daarna, terwijl [gedaagde] pas per die datum een huurcontract voor de woning had en op het adres stond ingeschreven. Die brieven kunnen daarom alleen maar betrekking hebben gehad op de bewoner(s) die voor [gedaagde] op het adres woonde(n). De kantonrechter kan de stelling van Eneco dat de brieven indirect aan [gedaagde] zouden zijn gericht, dan ook niet volgen.
2.8.
Daaruit volgt dat [gedaagde] , in tegenstelling tot hetgeen in de dagvaarding is gesteld, hoogstens één keer door Eneco is aangeschreven. De ontvangst van deze brief heeft [gedaagde] zoals hiervoor al is overwogen echter betwist. Dat Eneco nog andere buitengerechtelijke incassowerkzaamheden heeft verricht is daarnaast niet vast komen te staan.
Eneco moet de proceskosten van [gedaagde] betalen
2.9.
De conclusie is dat [gedaagde] gelijk krijgt in deze procedure en hij de door Eneco gevorderde buitengerechtelijke incassokosten dus niet hoeft te betalen. Eneco moet daarom de proceskosten van [gedaagde] betalen. [gedaagde] procedeert in persoon. De kantonrechter begroot de proceskosten van [gedaagde] tot vandaag op nihil.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering van Eneco af;
3.2.
veroordeelt Eneco in de proceskosten, aan de kant van [gedaagde] tot vandaag begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.P. van Tricht, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2024.