ECLI:NL:RBMNE:2024:1400

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 februari 2024
Publicatiedatum
8 maart 2024
Zaaknummer
23/5410
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen over bezwaar inzake herbeoordeling van een werknemer

In deze zaak heeft de Stichting Monton, gevestigd te Amersfoort, beroep ingesteld tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Het beroep is ingediend omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op het bezwaar van verzoekster tegen een beslissing van 23 maart 2023, die betrekking had op de herbeoordeling van een werknemer. Op 27 november 2023 heeft verweerder alsnog een beslissing op bezwaar genomen, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken. Verzoekster heeft verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten, waarop verweerder zich niet heeft verzet.

De rechtbank heeft overwogen dat de veroordeling in proceskosten in bestuursrechtelijke gedingen is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Tevens is in artikel 6:2 van de Awb bepaald dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat er inmiddels een inhoudelijk besluit is genomen door verweerder, waardoor verzoekster haar beroep heeft ingetrokken.

Bij de intrekking van het beroep heeft verzoekster verzocht om vergoeding van de proceskosten. Verweerder heeft aangegeven zich te kunnen vinden in deze veroordeling. De rechtbank heeft op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) en de aard van de zaak, die als zeer eenvoudig werd beschouwd, een proceskostenvergoeding van € 218,75 toegekend aan verzoekster. Daarnaast is verweerder verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht te vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter S.C.A. van Kuijeren en is openbaar uitgesproken op 26 februari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/5410

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 februari 2024 in de zaak tussen

Stichting Monton, te Amersfoort, verzoekster,

(gemachtigde: C.J. Loef)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat verzoekster heeft ingediend omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar bezwaar op de beslissing van 23 maart 2023 met betrekking tot de herbeoordeling van [A] .
Op 27 november 2023 heeft verweerder alsnog een beslissing op bezwaar genomen. Verzoekster heeft daarom haar beroep ingetrokken met het verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
Verweerder heeft aangegeven zich niet te verzetten tegen een veroordeling in de proceskosten.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten in bestuursrechtelijke gedingen is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
2.
In artikel 6:2 van de Awb staat dat voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, de schriftelijke weigering een besluit te nemen en het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijk worden gesteld. Tegen het niet tijdig beslissen staat derhalve beroep bij de rechtbank open.
3. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop stelt de rechtbank vast dat inmiddels wel een inhoudelijk besluit is genomen en dat verweerder wat dat betreft tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster. Verzoekster heeft vervolgens het beroep ingetrokken.
4. Verzoekster heeft bij haar intrekking verzocht verweerder te veroordelen in de proceskosten.
5. Verweerder heeft aangegeven zich te kunnen vinden in een veroordeling in de proceskosten conform het Besluit proceskosten bestuursrecht.
6. Gelet op artikel 8:75a van de Awb ziet de rechtbank dan ook aanleiding om verweerder te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener hebben ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. De rechtbank hanteert een wegingsfactor van 0,25, omdat deze zaak van zeer licht gewicht is. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat in dit geval sprake is van een beroep vanwege het niet tijdig beslissen, waarbij het – al dan niet in geld uit te drukken – belang zeer beperkt is en de aard van de zaak zeer eenvoudig is. Dat geeft aanleiding om ten aanzien van het in onderdeel C1 van de bijlage bij het Bpb opgenomen gewicht van de zaak twee categorieën lager te hanteren dan ‘gemiddeld’. De rechtbank verwijst naar haar uitspraak van 4 september 2023 [1] . Toegekend wordt € 218,75.
7. Uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb volgt dat verweerder verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht aan haar te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 218,75, te betalen aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.