In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 maart 2024 uitspraak gedaan over de weigering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest om een tijdelijke omgevingsvergunning te verlenen voor een paardenbak en een opslag voor mest en voer op het perceel van eiser. Eiser, vertegenwoordigd door ir. S. Boonstra, had eerder een aanvraag ingediend die door het college was afgewezen. De rechtbank had in een tussenuitspraak van 10 november 2023 geconstateerd dat er gebreken waren in het bestreden besluit en had eiser de gelegenheid gegeven om zijn beroepsgrond te onderbouwen. Eiser diende op 14 december 2023 aanvullende onderbouwing in, maar het college heeft geen herstelpoging ondernomen en heeft pas na de hersteltermijn om uitstel gevraagd. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college onvoldoende gemotiveerd heeft waarom de omgevingsvergunning voor de paardenbak niet verleend kon worden. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het college opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het college ook het griffierecht van eiser moet vergoeden. Daarnaast is het college veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiser.