In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Midden-Nederland op 27 maart 2024, gaat het om de vermogensrechtelijke afwikkeling van een huwelijk tussen een Marokkaanse en een Marokkaans-Nederlandse echtgenoot. De partijen, [eiseres] en [gedaagde], zijn in 1998 in Marokko getrouwd en hebben in 2022 hun echtscheiding uitgesproken. De procedure betreft de verdeling van hun huwelijksgoederengemeenschap, waarbij [eiseres] een vordering indient op de gemeenschap vanwege een smartengelduitkering van € 22.802,54. De rechtbank oordeelt dat de Nederlandse rechter bevoegd is, omdat de laatste gemeenschappelijke verblijfplaats van partijen in Nederland was. De rechtbank stelt vast dat het Nederlandse recht van toepassing is op de verdeling van de gemeenschap, aangezien [eiseres] na hun huwelijk naar Nederland is verhuisd.
De rechtbank beoordeelt de activa en passiva van de gemeenschap, waaronder de woning in Marokko en bankrekeningen. De rechtbank oordeelt dat de woning in Marokko aan [gedaagde] kan worden toegedeeld, mits hij kan aantonen dat hij in staat is de woning over te nemen. Daarnaast wordt de wijze van verdeling van de inboedel in Nederland en Marokko vastgesteld. De rechtbank verklaart dat [eiseres] recht heeft op een vergoedingsrecht van € 20.302,54 op de gemeenschap. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat het moet worden nageleefd, ook als een van de partijen in hoger beroep gaat.