ECLI:NL:RBMNE:2024:1856

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 februari 2024
Publicatiedatum
27 maart 2024
Zaaknummer
23/1894
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake bijwerking Basisregistratie Kadaster en rechtsgeldigheid akte van levering

In deze bestuursrechtelijke procedure heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. L.A.M. Mijerink en M. Benhahdi, beroep ingesteld tegen het besluit van de Hoofdbewaarder van het kadaster en openbare registers. Dit besluit, genomen op 29 maart 2023, verklaarde het bezwaar van eiser tegen de bijwerking van de Basisregistratie Kadaster (BRK) ongegrond. Eiser betwistte de juistheid van de akte van levering die op 7 december 2022 in het kadaster was ingeschreven, en stelde dat hij het registergoed al sinds 21 november 1996 in eigendom had verkregen door verjaring. De rechtbank heeft op 5 februari 2024 uitspraak gedaan en geoordeeld dat de bewaarder van het kadaster geen onderzoek hoeft te doen naar de inhoud van de akte, aangezien hij slechts een lijdelijke rol vervult. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was, en dat de bewaarder correct had gehandeld door de BRK bij te werken conform de ingeschreven akte. Eiser kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/1894

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 februari 2024 in de zaak tussen

mr. [eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

en

Hoofdbewaarder van het kadaster en openbare registers, verweerder

(gemachtigden: mr. L.A.M. Mijerink en M. Benhahdi).

Procesverloop

Met het besluit van 14 januari 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder het resultaat van de bijwerking van de Basisregistratie Kadaster (BRK) bekendgemaakt.
Tegen dit besluit heeft eiser op 15 februari 2023 bezwaar gemaakt.
Met het besluit van 29 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft de bewaarder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 19 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

1. Op 7 december 2022 is in het Register Hypotheken [1] , deel [deel] , nummer [nummer] , van het kadaster een akte van levering met kenmerk [kenmerk] ten aanzien van het registergoed [registergoed] te [plaats] ingeschreven. In deze akte wordt de eigendom van het registergoed geleverd aan eiser.
2. Op basis van deze inschrijving is verweerder overgegaan tot bijwerking van de BRK. Verweerder heeft het resultaat van deze bijwerking aan eiser bekend gemaakt met het primaire besluit. Verweerder heeft in het bestreden besluit dat besluit gehandhaafd.
Standpunten van partijen
3. Eiser voert aan dat de inhoud van de akte van levering onjuist is en dat verweerder niet op basis van die akte tot bijwerking van de BRK kon overgaan. Volgens eiser is er op
7 december 2022 nooit een rechtsgeldige levering van het registergoed tot stand gekomen. Eiser stelt namelijk dat hij al sinds 21 november 1996 de eigendom van het registergoed heeft verkregen door middel van verjaring krachtens artikel 3:99 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De bewaarder had hiernaar onderzoek moeten doen. Eiser wil om die reden dat verweerder de akte van levering vernietigt en de inschrijving terugdraait.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij niet bevoegd is om een oordeel te geven over de inhoud van een akte, bijvoorbeeld over de vraag of een rechtsfeit tot stand is gekomen. Een dergelijk onderzoek wordt verricht door de notaris. Verweerder moet slechts zorgen dat de gegevens in de BRK overeen komen met de gegevens van het stuk dat in de openbare registers is ingeschreven, en dat heeft hij gedaan.
Is het besluit van verweerder juist?
5. De rechtbank overweegt als volgt. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) gaat het in een bestuursrechtelijke procedure zoals deze slechts om de vraag of verweerder overeenkomstig artikel 39, tweede lid, van de Kadasterregeling 1994 (de regeling) de gegevens van het registergoed in de BRK in overeenstemming heeft gebracht met de gegevens van dat registergoed in de openbare registers. De bewaarder heeft ten aanzien van de bijhouding van de BRK een lijdelijke rol, wat betekent dat het niet zijn taak is om de juistheid van de inschrijving in de openbare registers te controleren. De inschrijving van de akte in de openbare registers als zodanig, staat in de bestuursrechtelijke procedure dan ook niet ter beoordeling. [1] Uit deze rechtspraak volgt dat de bewaarder daarom geen onderzoek hoeft te verrichten naar de juistheid van de akte of de wijze van totstandkoming daarvan bij de notaris.
6. De rechtbank stelt vast dat de beroepsgronden van eiser zich hoofdzakelijk richten tegen de rechtmatigheid van de ingeschreven akte en (als gevolg daarvan) de inschrijving daarvan in de openbare registers. Over deze gronden kan de bestuursrechter zich, zoals volgt uit de voorgenoemde rechtspraak, niet uitlaten. Voor zover eiser meent dat hij het object in eigendom heeft verkregen door verjaring, moet hij zich wenden tot de burgerlijke rechter. Indien uit een vonnis van deze rechter blijkt dat de notaris onrechtmatig heeft gehandeld, dan kan het vonnis ter inschrijving worden aangeboden zodat de BRK kan worden bijwerkt. Op zitting heeft eiser aangegeven dit ook te gaan doen.
7. Zoals hiervoor onder punt 5 is overwogen, behoort het niet tot de taak van verweerder om de inhoud en de rechtmatigheid van de akte te controleren en/of om een onderzoek in te stellen naar de juistheid van die akte, alvorens over te gaan tot bijhouding van de BRK. Verweerder kan slechts in bijzondere situaties besluiten om niet over te gaan tot bijhouding van de BRK. Daarvan kan bijvoorbeeld sprake zijn als er een evidente tegenstrijdigheid is die volgt uit verschillende ingeschreven akten, of als er door lopende juridische procedures op het moment van bijwerking evident nog onduidelijkheid bestaat over de juridische status van het eigendom van het perceel. [2] Dergelijke situaties doen zich hier echter niet voor. Gelet hierop heeft verweerder niet anders kunnen besluiten dan hij heeft gedaan. Het besluit van verweerder is daarom juist.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van
mr.M. Ait-Imchi, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 februari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 2 mei 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW4507.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 3 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:210.