ECLI:NL:RBMNE:2024:2073

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 maart 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
UTR 23/4422
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar inzake compensatie kinderopvangtoeslag

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar bewindvoerder, beroep ingesteld tegen de Belastingdienst/Toeslagen omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar tegen de lichte toets compensatie kinderopvangtoeslag. Eiseres had op 8 september 2023 beroep ingesteld, nadat zij op 8 november 2021 bezwaar had gemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat er inmiddels een integrale herbeoordeling heeft plaatsgevonden, waardoor de procedure over de lichte toets is ingehaald. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiseres geen besluit meer mocht verwachten, waardoor het beroep als onredelijk laat is aangemerkt en niet-ontvankelijk is verklaard.

De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit in deze zaak niet nodig was. Eiseres had eerder, op 13 oktober 2022, een beroep ingesteld dat gegrond werd verklaard, waarbij de Belastingdienst werd opgedragen uiterlijk 11 november 2022 een besluit op bezwaar bekend te maken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de besluiten van 16 november 2022 de procedure over de lichte toets hebben ingehaald, en dat het beroep van eiseres niet tijdig is ingediend. De rechtbank heeft de suggesties van de gemachtigde van eiseres over de wijze van besluitvorming door de Belastingdienst als onvoldoende onderbouwd afgewezen.

De uitspraak is gedaan door rechter M. Eversteijn, in aanwezigheid van griffier M.L. Bressers, en is openbaar uitgesproken op 29 maart 2024. Eiseres is geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4422

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 maart 2024 in de zaak tussen

[bewindvoerder], in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van
[eiseres], uit [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. R. Grijpstra),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ).

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres op 8 september 2023 heeft ingesteld, omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar bezwaar van 8 november 2021 tegen de lichte toets compensatie kinderopvangtoeslag.
Op 25 september 2023 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft een reactie gegeven op het verweerschrift.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [1]
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [2] Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [3] Het beroep is niet-ontvankelijk indien het beroepschrift onredelijk laat is ingediend. [4]
3. Op 13 oktober 2022 [5] heeft de rechtbank een eerder beroep van eiseres tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaar gegrond verklaard en verweerder opgedragen uiterlijk 11 november 2022 alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken. Op 16 november 2022 heeft verweerder een definitief besluit herbeoordeling kinderopvangtoeslag en een definitief besluit afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag genomen. Met deze besluiten is de procedure over de lichte toets ingehaald, omdat daarmee de volledige herbeoordeling van eiseres haar verzoek van februari 2021 is verricht.
4. De rechtbank gaat voorbij aan de suggestieve verdenking van de gemachtigde van eiseres, inhoudende dat de besluiten van 16 november 2022 achteraf door verweerder voor de vorm zijn opgesteld en aan de rechtbank zijn toegestuurd. Hetgeen hij daartoe aandraagt is te summier. De door hem aangehaalde zin in een e-mail van een administratief juridisch medewerker van 12 september 2023 over het toekennen van een bestuurlijke dwangsom geeft daarvoor geen aanleiding, want deze ziet slechts op de ontvangst van een van de beschikkingen. Daar komt bij dat het de rechtbank ambtshalve bekend is dat verweerder toeschietelijk omgaat met het toekennen van bestuurlijke dwangsommen en dat de afdeling die daarover gaat niet goed in verbinding staat met de afdeling die de besluiten over de herbeoordeling neemt. Bovendien is het opvallend dat de gemachtigde wel op 17 april 2023 een voorlopig bezwaarschrift heeft ingediend tegen de beschikkingen, waarvan hij op dat moment zegt ze niet te hebben ontvangen maar die wel zijn geadresseerd (onder andere) aan zijn adres.
5. De rechtbank is van oordeel dat het door eiseres ingestelde beroep als onredelijk laat kan worden beschouwd. Voor de beoordeling van de vraag of het beroep onredelijk laat is ingediend, is het van belang om vast te stellen of eiseres op het moment dat zij beroep instelde redelijkerwijs nog een besluit van verweerder mocht verwachten. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is, gelet op het tijdsverloop van 10 maanden sinds 11 november 2022 en het inmiddels genomen besluit van 16 november 2022. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 maart 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
3.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
4.Artikel 6:12, vierde lid, van de Awb.