ECLI:NL:RBMNE:2024:2202

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
UTR 23/5097
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep inzake aanvraag begeleiding op grond van de Wmo door reeds verstreken periode en recht op Wlz-zorg

In deze zaak heeft eiseres, die sinds een trauma in 2015 aanhoudende klachten ervaart, een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening individuele begeleiding op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De aanvraag werd op 5 oktober 2022 gedeeltelijk toegewezen, maar eiseres maakte geen bezwaar tegen dit besluit. Op 10 januari 2023 vroeg de moeder van eiseres om meer uren begeleiding, maar het college handhaafde zijn eerdere besluit. Op 5 september 2023 handhaafde het college het primaire besluit, maar inmiddels had het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 12 april 2023 een indicatie afgegeven voor Wlz-zorg.

De rechtbank heeft op 29 februari 2024 het beroep behandeld, maar eiseres en haar gemachtigde waren niet aanwezig. De rechtbank oordeelde dat eiseres geen procesbelang had, omdat het geschil betrekking had op een reeds verstreken periode. Het CIZ had immers al een indicatie afgegeven voor zorg, waardoor een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit niet relevant was voor de toekomst. De rechtbank concludeerde dat het beroep niet-ontvankelijk was, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van de zaak plaatsvond. Eiseres kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/5097

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 maart 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.H.F. de Jong),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, het college
(gemachtigde: mr. E. Chahid).

Inleiding

1. Eiseres is bekend met een doorgemaakt trauma in 2015. Sindsdien ervaart zij aanhoudende klachten van slecht slapen, pijnklachten in het bewegingsapparaat, en uitvalverschijnselen van motoriek, meerdere malen per dag op onvoorspelbare momenten.
1.1.
Op 10 februari 2022 heeft eiseres bij het Buurteam een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening individuele begeleiding voor 17,5 uur per week op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Eiseres heeft gevraagd om de voorziening te verzilveren in een persoonsgebonden budget (pgb).
1.2.
Op 5 oktober 2022 heeft het college voor de duur van één jaar vijf uur individuele begeleiding per week toegekend. In dit besluit heeft het college bepaald dat vanwege de complexiteit ondersteuning is vereist door een professional met kennis van psychische problematiek. In dit besluit staat ook dat om het pgb te kunnen verzilveren er een pgbbeheerder moet worden aangewezen. Eiseres wordt verzocht om hierover contact met het Buurtteam op te nemen. Tegen dit besluit heeft eiseres geen bezwaar gemaakt.
1.3.
Op 10 januari 2023 heeft de moeder van eiseres contact opgenomen met het Buurtteam en verzocht om meer uren individuele begeleiding toe te kennen.
1.4.
Met het besluit van 13 februari 2023 (het primaire besluit) heeft het college besloten om bij zijn besluit van 5 oktober 2022 te blijven omdat uit het gesprek en het onderzoek is gebleken dat de ondersteuningsbehoefte van eiseres niet is veranderd. Wel heeft het college in aanvulling op de toegekende vijf uren voor individuele begeleiding, een maatwerkvoorziening voor Arbeidsmatige Activering toegekend voor drie dagdelen per week. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
1.5.
Met het bestreden besluit van 5 september 2023 heeft het college besloten om het primaire besluit van 13 februari 2023 te handhaven. Omdat het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) inmiddels op 12 april 2023 een indicatie heeft afgegeven voor recht op zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) heeft het college de individuele begeleiding toegekend tot de datum van het besluit van het CIZ.
1.6.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
1.7.
De rechtbank heeft het beroep op 29 februari 2024 op zitting behandeld. Daaraan heeft de gemachtigde van het college deelgenomen. Eiseres en haar gemachtigde hebben voorafgaand aan de zitting laten weten dat zij niet aanwezig zijn.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of eiseres voldoende procesbelang heeft.
3. Volgens vaste rechtspraak is pas sprake van (voldoende) procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang. Als sprake is van een periode die al verstreken is, blijft procesbelang aanwezig als een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn voor een toekomstige periode. Daarnaast kan procesbelang aanwezig blijven in verband met de beoordeling van een verzoek om schadevergoeding, tenzij op voorhand onaannemelijk is dat schade is geleden. [1]
4. De rechtbank oordeelt dat eiseres in deze zaak geen procesbelang heeft. Hiervoor is van belang dat het geschil uitsluitend betrekking heeft op een reeds verstreken periode. Met het indicatiebesluit van 12 april 2023 heeft het CIZ immers besloten dat eiseres in aanmerking komt voor een indicatie ‘Wonen met intensieve begeleiding en verzorging’ (zorgprofiel GGZ 02Wonen) vanaf 12 april 2023 voor onbepaalde tijd. Omdat eiseres inmiddels recht heeft op Wlz-zorg is ook niet aannemelijk dat een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn voor een toekomstige periode. Verder is op voorhand onaannemelijk dat schade is geleden. Niet gebleken is dat eiseres in de van belang zijnde periode kosten voor individuele begeleiding heeft gemaakt. Van het daadwerkelijk inhuren van betaalde individuele begeleiding is blijkens het dossier geen sprake geweest. Onder deze omstandigheden valt niet in te zien dat eiseres procesbelang heeft in de hiervoor bedoelde zin.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk zal beoordelen. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Lenstra, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.R. Hoogenberk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bv. de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 9 augustus 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1542.