ECLI:NL:RBMNE:2024:2484

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
UTR 23/3277
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk niet-ontvankelijk beroep wegens te late indiening zonder verschoonbare reden

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 16 april 2024, wordt het beroep van eiser tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen behandeld. Eiser heeft zijn beroep te laat ingediend, zonder dat daar een verschoonbare reden voor is. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is en doet uitspraak zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser had zijn beroepschrift uiterlijk op 12 oktober 2022 moeten indienen, maar dit is pas op 27 juni 2023 door de rechtbank ontvangen. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht vanwege betalingsonmacht, wat door de rechtbank is toegewezen. Echter, de rechtbank concludeert dat de omstandigheden die eiser aanvoert, zoals financiële problemen en een burn-out, niet voldoende zijn om het te laat indienen van het beroep verschoonbaar te maken. De rechtbank benadrukt dat eiser eerder hulp had kunnen inschakelen voor het indienen van zijn beroep. Uiteindelijk wordt het beroep niet inhoudelijk behandeld en verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Eiser krijgt geen gelijk en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/3277

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 april 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van verweerder van 31 augustus 2022.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

Vrijstelling griffierecht
2. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht voor de behandeling van zijn beroep wegens betalingsonmacht. Ter onderbouwing van dit verzoek heeft eiser onderbouwd aangegeven dat hij in een schulphulpverleningstraject zit. Gelet hierop wijst de rechtbank het verzoek om vrijstelling van het griffierecht toe.
Beroep te laat ingediend
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het te laat is ingediend en het te laat indienen niet verschoonbaar is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
4. In een zaak die valt onder de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), zoals deze zaak, moet een bezwaarschrift worden ingediend binnen zes weken na de datum waarop dat besluit is genomen of - als het besluit pas later bekend is gemaakt - binnen zes weken na de datum van bekendmaking (artikel 35 van de Awir).
5. In dit geval is het besluit bekendgemaakt op 31 augustus 2022. Het beroepschrift had dus uiterlijk op 12 oktober 2022 door de rechtbank ontvangen moeten zijn. Verweerder heeft op 2 mei 2023 het beroepschrift ontvangen van eiser en deze op 17 juni 2023 doorgestuurd naar de rechtbank, ontvangen op 27 juni 2023. Dat is dus te laat. De hoofdregel is dan dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het beroepschrift te laat door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen. Deze beoordeling vraagt een op het individuele geval gerichte, contextuele benadering. Dit volgt uit de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 30 januari 2024. [1]
6. De rechtbank heeft gevraagd waarom het beroep te laat is ingediend. Eiser heeft hierop geantwoord dat hij deze zaak in 2021 al begonnen is en dat de Belastingdienst verschillende keren om uitstel heeft verzocht om te beslissen op zijn bezwaar. Ook is eiser aangemeld bij schuldhulpverlening en kampt hij mede door financiële problemen met burn-out klachten. Verder heeft schuldhulpverlening eiser niet adequaat kunnen helpen. Ondanks de situatie waar eiser inzit, heeft eiser zijn best gedaan op het beroep wat hem veel tijd en energie heeft gekost.
7. De rechtbank stelt voorop dat het voorstelbaar is dat de omstandigheden die eiser aanvoert zorgen en stress hebben veroorzaakt. Dat betekent niet dat deze omstandigheden ook goede redenen zijn om het beroep verschoonbaar te laat in te dienen. De omstandigheid dat de Belastingdienst verschillende keren om uitstel heeft verzocht bij het behandelen van het bezwaarschrift van eiser maakt niet dat eiser een geldige reden heeft om zijn beroep te laat in te indienen.
8. Daar komt bij dat het beroep van eiser niet net te laat is ingediend, maar zes maanden te laat. Eiser had eerder hulp kunnen inschakelen voor het indienen van beroep. Eiser heeft aangegeven dat schuldhulpverlening hem niet goed heeft kunnen helpen. Uit de brieven die eiser heeft meegestuurd kan de rechtbank niet ophalen dat eiser op tijd hulp heeft ingeroepen voor het indienen van beroep.
9. Hoewel eiser zijn best heeft gedaan op het indienen van het beroep, maakt het geheel van feiten en omstandigheden dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden die maken dat er een goede reden is waarom het beroep te laat is ingediend. Het niet op tijd indienen van het beroep dient aan eiser te worden toegerekend waardoor het te laat indienen van het beroep niet verschoonbaar is.
10. Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld en de rechtbank zal geen uitspraak over het beroep doen. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk. .
11. Eiser krijgt geen gelijk en daarom ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
16 april 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.