In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 25 april 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar handhavingsverzoek beoordeeld. Eiseres had een klacht ingediend over de installatie van camera's door haar buren, die volgens haar inbreuk maken op de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). De rechtbank constateert dat verweerder, na een eerste beoordeling van de klacht, heeft besloten geen nader onderzoek te verrichten, omdat er onvoldoende bewijs was dat er sprake was van een overtreding van de AVG. Verweerder had de klacht getoetst aan zijn prioriteringsbeleid en kwam tot de conclusie dat de klacht niet verder onderzocht hoefde te worden.
De rechtbank oordeelt dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat er geen verplichting bestond om de klacht nader te onderzoeken. Eiseres had aangevoerd dat de camera's van haar buren haar continu in de gaten hielden en dat zij hierdoor schade had geleden. De rechtbank erkent het procesbelang van eiseres, maar concludeert dat de beroepsgrond van eiseres niet slaagt. De rechtbank stelt vast dat de camera's niet gericht zijn op de privacygevoelige delen van de woning van eiseres en dat er geen zwaarwegende redenen zijn om het prioriteringsbeleid van verweerder in twijfel te trekken.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst de verzoeken van eiseres af. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.