ECLI:NL:RBMNE:2024:2869

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
24/2022
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake dwangsom en besluitvorming door de Belastingdienst/Toeslagen

Op 1 mei 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en de Belastingdienst/Toeslagen. Eiser had beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op zijn bezwaar tegen de aanmaningskosten en de kosten van betekening van een dwangbevel. Dit dwangbevel was uitgevaardigd op 22 februari 2023 in verband met de terugvordering van huurtoeslag over 2017. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep terecht was ingediend, aangezien de rechtbank Limburg het had doorgestuurd naar de bevoegde rechtbank Midden-Nederland.

De rechtbank heeft overwogen dat eiser eerst een ingebrekestelling had moeten indienen voordat hij in beroep kon gaan. Eiser had zijn bezwaarschrift op 5 april 2023 ingediend, en verweerder had zes weken de tijd om te beslissen. De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht het verzoek om een dwangsom had afgewezen, omdat de uitzonderingen in de wet niet van toepassing waren. Desondanks heeft de rechtbank verweerder opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen.

Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Het beroep is gegrond verklaard, en verweerder moet ook de proceskosten van € 218,75 en het griffierecht van € 51,- aan eiser vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de griffier was verhinderd om deze te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/2022

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 mei 2024 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. F. Aamri),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn bezwaar tegen de aanmaningskosten en de kosten van betekening van het dwangbevel van 22 februari 2023 inzake de terugvorderingsbeschikking huurtoeslag 2017.

Overwegingen

1. Het beroep is ingediend bij de rechtbank Limburg, die het vervolgens heeft doorgestuurd naar de rechtbank Midden-Nederland. Deze laatste rechtbank is namelijk de bevoegde rechtbank om op het beroep van eiser te beslissen. [1]
2. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
3. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4. Eiser heeft zijn bezwaarschrift ingediend op 5 april 2023. Verweerder moet binnen zes weken beslissen, gerekend vanaf het moment waarop de bezwaartermijn is verstreken
.Dat staat in artikel 7:10 van de Awb.
5. Eiser stelt dat verweerder een dwangsom dient te betalen op grond van art. 4:17 Awb en verzoekt de rechtbank om de hoogte van de dwangsom vast te stellen. Verweerder reageert hierop door te stellen dat eiser geen aanspraak kan maken op een dwangsom op grond van de dwangsomregeling die is opgenomen in artikel 4:17 van de Algemene wet bestuursrecht (onder paragraaf 4.1.3.2), gezien artikel 12, tweede lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen deze paragraaf in het onderhavige geval buiten toepassing verklaart.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht eisers verzoek om een dwangsom op grond van artikel 4.17 van de Awb heeft afgewezen. De uitzonderingen die in artikel 12 zijn genoemd doen zich hier niet voor.
7. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder moet dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak (artikel 8:55d, lid 1, Awb).
8. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
9. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb). Dat betekent ook dat eiser een vergoeding krijgt voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht en onder verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank van 4 september 2023 [2] als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875,-), bij een wegingsfactor 0,25. Toegekend wordt € 218,75.
10. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht van € 51,- aan eiser betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 51,- dat eiser heeft betaald moet betalen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 218,75 aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van L. Beijerinck, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2024.
de griffier is verhinderd
deze uitspraak te tekenen.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.Artikel 8:7, tweede lid, van de Awb