In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, op 8 mei 2024, is het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had beroep ingesteld omdat verweerder, de Belastingdienst/Toeslagen, volgens hem niet tijdig de dwangsombeschikking had vastgesteld naar aanleiding van de ingebrekestelling van 20 april 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ingebrekestelling door verweerder niet was ontvangen, maar dat verweerder desondanks aannam dat hij in gebreke was gesteld op basis van de door eiser overgelegde bewijsstukken. Eiser heeft meer dan twee weken na de ingebrekestelling, op 20 februari 2024, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank oordeelde dat het beroep gegrond was, omdat verweerder niet tijdig een besluit had genomen. Eiser verzocht om de dwangsom vast te stellen, en de rechtbank stelde de hoogte van de dwangsom vast op het maximumbedrag van € 1.442,-, omdat de dwangsomtermijn volledig was volgelopen zonder dat er een dwangsombeschikking was gegeven. Daarnaast kreeg eiser een vergoeding voor de proceskosten van € 218,75, en verweerder werd opgedragen het door eiser betaalde griffierecht van € 51,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.