ECLI:NL:RBMNE:2024:3228

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 mei 2024
Publicatiedatum
24 mei 2024
Zaaknummer
UTR 23/4634
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering van eiser

In deze zaak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiser tegen het besluit van het Uwv tot toekenning van een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het Uwv heeft de mate van arbeidsongeschiktheid per 9 november 2022 vastgesteld op 52,92%. Eiser is het niet eens met dit percentage en stelt dat hij volledig arbeidsongeschikt is. De rechtbank onderzoekt de medische situatie van eiser op de beoordelingsdatum en de onderliggende besluitvorming van het Uwv.

Eiser, die voorheen als snijder/uitbeender werkte, heeft zich op 23 oktober 2020 ziekgemeld. Na een aanvraag voor een WIA-uitkering en een aantal besluiten van het Uwv, is uiteindelijk het arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld op 52,92%. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen eerdere besluiten en heeft zijn standpunt onderbouwd met medische informatie. De rechtbank stelt vast dat het Uwv zijn besluiten mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen, mits deze rapporten zorgvuldig zijn opgesteld en geen tegenstrijdigheden bevatten.

De rechtbank concludeert dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd heeft waarom de aangenomen beperkingen passend zijn voor eiser. Eiser heeft geen gronden aangevoerd tegen de zorgvuldigheid van het medische onderzoek en de rechtbank ziet geen aanleiding om aan de juistheid van de medische beoordeling te twijfelen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en de gemaakte proceskosten niet vergoed worden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4634

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 mei 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.E.C.P. Erven),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

(gemachtigde: R. van den Brink).

Inleiding

1. In deze zaak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van het Uwv tot toekenning van een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid per 9 november 2022 is vastgesteld op 52,92%. Eiser is het niet met dit percentage eens en voert aan dat hij volledig arbeidsongeschikt is. Ook zijn de geduide functies vanwege eisers beperkingen niet geschikt. Het Uwv is het niet met eiser eens en blijft bij het bestreden besluit. Aan de hand van wat eiser aanvoert, beoordeelt de rechtbank het bestreden besluit. Daarbij gaat het om de medische situatie op 9 november 2022. Dat is de datum in geding (de beoordelingsdatum).
Voorgeschiedenis en besluitvorming
1.1.
Eiser was voorheen werkzaam als snijder/uitbeender voor 40 uur per week. Op 23 oktober 2020 heeft hij zich ziekgemeld. Na het doorlopen van de wachttijd heeft eiser op 5 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. Met de brief van 28 oktober 2022 heeft het Uwv aan eiser een voorschot op eisers WIA-uitkering toegekend.
1.2.
Het Uwv heeft na verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek met het besluit van 27 januari 2023 (het primaire besluit) aan eiser medegedeeld dat hij niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
1.3.
Het Uwv heeft op 18 juli 2023 een voornemen beslissing gestuurd waarin wordt medegedeeld dat eiser per 9 november 2022 in aanmerking komt voor een WIA-uitkering, waarbij het arbeidsongeschiktheidspercentage is gesteld op 52,92%. Eiser heeft een zienswijze ingediend.
1.4.
Het Uwv heeft met het besluit van 14 augustus 2023 (het bestreden besluit) het bezwaar van eiser gegrond verklaard en eiser in aanmerking gebracht voor een WIAuitkering per 9 november 2022, waarbij het arbeidsongeschiktheidspercentage is vastgesteld op 52,92%. In de brief van 12 september 2023 heeft het Uwv aan eiser medegedeeld dat zijn reactie op de voorgenomen beslissing geen aanleiding geeft om het bestreden besluit te wijzigen. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en op 20 oktober 2023 aanvullende gronden ingediend. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
De zaak is behandeld op de zitting van 21 maart 2024. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het Uwv is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Beoordelingskader

2. Bij het beoordelen van de zaak stelt de rechtbank voorop dat het Uwv zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten wel aan een aantal eisen voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze eisen voldoen. Voor het aannemelijk maken dat de gegeven medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts nodig. Dit brengt mee dat de manier waarop eiser zelf zijn gezondheidsklachten ervaart, hiervoor onvoldoende is.

Beoordeling door de rechtbank

De zorgvuldigheid van het medische onderzoek
3. Eiser heeft geen gronden aangevoerd tegen de zorgvuldigheid van het medische onderzoek. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om het onderzoek onzorgvuldig te achten. De primaire verzekeringsarts heeft dossierstudie verricht, eiser gezien op het fysieke spreekuur van 12 oktober 2022 en een psychiatrische expertise laten plaatsvinden bij Psyon. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dossierstudie verricht en eiser gezien via een beeldverbinding op 26 juni 2023.
De inhoudelijke medische beoordeling
4. Eiser voert aan dat hij vanwege ADHD, agressieregulatieproblemen, alcohol- en cannabisafhankelijkheid verdergaand beperkt is dan door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is aangenomen. Gelet op zijn verminderde concentratie, emotionele en agressieproblematiek, zijn darmklachten, zijn verstoord slaapritme en slaapmedicatie acht eiser zich meer beperkt ten aanzien van persoonlijk en sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen en acht eiser een urenbeperking aan de orde. Eiser is zeer vatbaar voor triggers die zijn levensstijl en agressieregulatie negatief kunnen beïnvloeden. Eiser acht zich daarom ook niet in staat te werken voor een baas, omdat hij daardoor getriggerd kan worden en opnieuw in een neerwaarts spiraal kan belanden. Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst eiser naar een brief van de Waag van 28 december 2022.
5. De verzekeringsarts bezwaar en beroep gaat in het rapport van 4 juli 2023 uit van ADHD (gecombineerd beeld), stoornis in cannabisgebruik, ongespecificeerde hypnoticum- of anxiolyticumgerelateerde stoornis, antisociaal gedrag, diverticulose/prikkelbare darmsyndroom. Zij motiveert dat geen sprake is van een situatie van geen benutbare mogelijkheden, omdat eiser niet aan de criteria voldoet. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft aan dat het oordeel van de primaire verzekeringsarts gevolgd kan worden, maar ziet aanleiding voor meer beperkingen. Zo kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep gelet op de darmproblematiek van eiser volgen dat er een toilet in de buurt dient te zijn en neemt hiervoor een beperking aan in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Vanwege de slaapproblemen en energetische problemen in verband met zowel de fysieke als lichamelijke klachten komt eiser ook in aanmerking voor een beperkte duurbelastbaarheid. Om te voorkomen dat eiser door het niet (h)erkennen van zijn eigen grenzen in een negatieve spiraal terechtkomt, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep een lichte beperking van de duurbelastbaarheid aangenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet verder geen aanleiding om beperkingen aan te nemen ten aanzien van het geheugen, inzicht in eigen kunnen, doelmatig handelen en handelingstempo, omdat er geen medisch objectieve onderbouwing is te vinden in het psychiatrisch onderzoek en in de dagelijkse activiteiten van eiser.
6. Naar aanleiding van de beroepsgronden van eiser heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op 19 januari 2024 nader gerapporteerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet aanleiding om een beperking aan te nemen ten aanzien van zelfstandig reizen (item 2.10), omdat eiser vanwege zijn psychische stoornissen geen auto meer bestuurt en dus ook niet zelfstandig reist met de auto. De verzekeringsarts bezwaar en beroep vindt het ook plausibel dat stress, verlies van geduld/beheersing en dientengevolge conflicten zich ook kunnen voordoen als eiser (brom)fietsend deelneemt aan het verkeer. Tot slot licht de verzekeringsarts bezwaar en beroep toe dat vanwege de combinatie van psychische klachten en darmklachten eiser problemen kan ervaren in het reizen met openbaar vervoer. De verzekeringsarts bezwaar en beroep rapporteert dat dit eventueel wel kan worden ondervangen door een vervoersvoorziening. Ten aanzien van de trillingsbelasting rapporteert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat er geen medische gronden zijn om hiervoor een beperking aan te nemen. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is er geen medische informatie ingebracht die ertoe leidt dat het medische oordeel onjuist is.
7. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de FML van 4 juli 2023 beperkingen aangenomen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen en werktijden, waaronder een urenbeperking van zes uur per dag en dertig uur per week. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voldoende inzichtelijk gemotiveerd waarom deze beperkingen passend zijn voor eiser. De medische informatie die eiser heeft ingebracht was reeds in bezwaar bij de beoordeling betrokken en heeft niet tot nieuwe inzichten geleid bij de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Het is de rechtbank ook niet gebleken dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een onvolledig of onjuist beeld heeft van de medische situatie van eiser per 9 november 2022.
De arbeidskundige beoordeling
8. Eiser voert aan dat de functies zijn belastbaarheid overschrijden ten aanzien van samenwerken, afleiding door activiteiten van anderen (auditieve en visuele prikkels), vasthouden van de aandacht, zijn concentratieproblemen, hoog handelingstempo, inzicht in eigen kunnen en werktijden. Bij de functies wordt verder geen rekening gehouden met zijn darmproblematiek en er is geen sprake van een passende werkomgeving. Dat eiser gehoorbescherming of een oortje dient te dragen, betekent namelijk dat de werkomgeving niet passend is.
9. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat de geduide functies niet passend zijn. De rechtbank gaat uit van de juistheid van de beperkingen die de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij eiser heeft aangenomen en zoals die zijn vastgelegd in de FML van 4 juli 2023. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het Resultaat functiebeoordeling van 14 juli 2023 en met het aanvullend rapport van 6 februari 2024 voldoende gemotiveerd dat de geduide functies in overeenstemming zijn met de belastbaarheid van eiser zoals omschreven in die FML. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft ook met de verzekeringsarts bezwaar en beroep overlegd over de passendheid van de functies. Mede gelet op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 21 december 2023 [1] kan de rechtbank ook de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep volgen in de motivering dat met het dragen van gehoorbescherming of een oortje tegemoet wordt gekomen aan een rustige werkomgeving. Het Uwv heeft deze functies aan de schatting van de mate van arbeidsongeschiktheid ten grondslag kunnen leggen. Hieruit volgt ook dat het Uwv de verdiencapaciteit van eiser juist heeft vastgesteld.
10. Voor zover eiser gronden heeft aangevoerd tegen de functies productiemedewerker confectie, kleermaken en huishoudelijk medewerker gebouwen, stelt de rechtbank vast dat deze functies als reservefuncties zijn geselecteerd. De functies maken daarom geen deel uit van de arbeidskundige beoordeling (de berekening van eisers mate van arbeidsongeschiktheid) die aan het bestreden besluit ten grondslag is gelegd. In zoverre treft het betoog van eiseres dus geen doel.

Conclusie en gevolgen

11. Het Uwv heeft terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 9 november 2022 vastgesteld op 52,92%. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. De door eiser gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht worden daarom ook niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.C.G. van Dijk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten