ECLI:NL:RBMNE:2024:3261
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag hulp bij het huishouden op basis van eigen kracht en gebruikelijke hulp
In deze zaak heeft eiser, wiens echtgenote in februari 2021 een operatie heeft ondergaan, op 22 oktober 2021 een aanvraag ingediend voor hulp bij het huishouden op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum heeft deze aanvraag in eerste instantie goedgekeurd, maar na een heronderzoek in 2022 is de ondersteuning tijdelijk verlaagd. Eiser heeft in april 2023 opnieuw om hulp gevraagd, maar het college heeft deze aanvraag op 25 mei 2023 afgewezen, met de motivatie dat eiser in staat is om de huishoudelijke taken zelf uit te voeren. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft op 25 april 2024 de zaak behandeld. Eiser betoogde dat het college in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel heeft gehandeld door geen keukentafelgesprek te houden en dat het college het vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel heeft geschonden door de aanvraag af te wijzen. De rechtbank oordeelde dat het college terecht heeft geoordeeld dat eiser de huishoudelijke taken zelf kan verrichten en dat er geen strijd is met de zorgvuldigheidseisen. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag om hulp bij het huishouden rechtmatig was en verklaarde het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.