ECLI:NL:RBMNE:2024:3261

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 mei 2024
Publicatiedatum
27 mei 2024
Zaaknummer
UTR 23/5712
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag hulp bij het huishouden op basis van eigen kracht en gebruikelijke hulp

In deze zaak heeft eiser, wiens echtgenote in februari 2021 een operatie heeft ondergaan, op 22 oktober 2021 een aanvraag ingediend voor hulp bij het huishouden op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum heeft deze aanvraag in eerste instantie goedgekeurd, maar na een heronderzoek in 2022 is de ondersteuning tijdelijk verlaagd. Eiser heeft in april 2023 opnieuw om hulp gevraagd, maar het college heeft deze aanvraag op 25 mei 2023 afgewezen, met de motivatie dat eiser in staat is om de huishoudelijke taken zelf uit te voeren. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft op 25 april 2024 de zaak behandeld. Eiser betoogde dat het college in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel heeft gehandeld door geen keukentafelgesprek te houden en dat het college het vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel heeft geschonden door de aanvraag af te wijzen. De rechtbank oordeelde dat het college terecht heeft geoordeeld dat eiser de huishoudelijke taken zelf kan verrichten en dat er geen strijd is met de zorgvuldigheidseisen. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag om hulp bij het huishouden rechtmatig was en verklaarde het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/5712

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 mei 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum, het college
(gemachtigde: S. van Marion).

Inleiding en verloop van de procedure

1. De echtgenote van eiser is in februari 2021 geopereerd in verband met een aneurysma.
1.1.
Eiser heeft op 22 oktober 2021 een aanvraag gedaan voor hulp bij het huishouden op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Met het besluit van 26 oktober 2021 heeft het college besloten dat eiser in aanmerking komt voor 60 minuten hulp bij het huishouden per week vanaf 25 oktober 2021 tot en met 24 oktober 2022 voor ‘zwaar huishoudelijk werk, deels (dweilen/soppen, bedden verschonen)’.
1.2.
Er is een heronderzoek gedaan in augustus/september 2022 om te onderzoeken of een verlenging van de ondersteuning noodzakelijk is. Met het besluit van 14 oktober 2022 heeft het college aan eiser de maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden (basis) toegekend voor twee uur per twee weken van 25 oktober 2022 tot een met 28 mei 2023.
1.3.
Op 3 april 2023 heeft eiser een melding gedaan waarbij eisers hulpvraag was: verlenging hulp bij het huishouden. Naar aanleiding daarvan heeft het college onderzoek gedaan. De resultaten hiervan zijn opgenomen in het ‘Onderzoeksverslag Wmo’ van 4 mei 2023. Eiser heeft op 13 mei 2023 op dit onderzoeksverslag gereageerd. Het college heeft het op 15 mei 2023 ontvangen en ondertekende onderzoeksverslag als Wmoaanvraag aangemerkt.
1.4.
Op 25 mei 2023 heeft het college deze aanvraag afgewezen omdat – samengevat – eiser de huishoudelijke taken zelf kan uitvoeren (eigen kracht) en van eiser kan worden verwacht dat hij gebruikelijke hulp levert, als eiser wenst, aangevuld met de particuliere hulp die hij al heeft. Als er huishoudelijke taken zijn waarvoor eiser de vaardigheden mist dan kan hij een beroep doen op een maatwerkvoorziening om deze in een periode van zes weken te ontwikkelen. Verder kan eiser gebruik maken van algemene voorzieningen, zoals een boodschappen service, maaltijdservice, hondenuitlaatservice, glazenwasser, strijkservice, wasserette, extra stofzuiger en/of stofzuigerrobot.
1.5.
Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Op 14 september 2023 heeft een hoorzitting plaatsgevonden.
1.6.
Op 5 oktober 2023 heeft de commissie bezwaarschriften (de commissie) advies uitgebracht. De commissie adviseert om het bezwaar ongegrond te verklaren en het primaire besluit in stand te laten.
1.7.
Met het besluit op bezwaar verzonden op 11 oktober 2023 heeft het college het bezwaar van eiser overeenkomstig het advies ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
1.8.
De rechtbank heeft het beroep op 25 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank moet beoordelen of het college de aanvraag om hulp bij het huishouden voor één uur per week terecht heeft afgewezen. De rechtbank beoordeelt deze vraag aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De standpunten van partijen
4. Het college heeft zich – voor zover van belang en samengevat – op het standpunt gesteld dat van eiser kan worden verwacht dat hij de huishoudelijke taken verricht als gebruikelijke hulp. Eiser betwist niet dat hij fysiek in staat is om de huishoudelijke taken te verrichten. De tijdelijke verlening was blijkens het besluit van 14 oktober 2022 expliciet bedoeld om te werken aan het vergroten van zelfredzaamheid en daarvoor is in dat besluit verwezen naar een aantal gebruikelijke voorzieningen die daarbij zouden kunnen helpen. Verder heeft eiser verklaard dat er een aantal zorgtaken door de thuiszorg is overgenomen (oa het zalven). Dat deze zorg niet ziet op de huishoudelijke taken maakt niet uit omdat ervan uit moet worden gegaan dat een ontlasting op een ander terrein helpt bij de algemene zelfredzaamheid en het kunnen verrichten van die huishoudelijke taken. Er is geen sprake van strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. Het ging om een tijdelijke toekenning en bovendien is het college bevoegd om een eerder toegekende maatwerkvoorziening te heroverwegen.
5. Eiser voert – samengevat – aan dat het besluit is genomen in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel omdat er geen keukentafelgesprek heeft plaatsgevonden om de medische situatie en het functioneren van zijn echtgenote te kunnen beoordelen. Verder voert eiser aan dat het besluit in strijd is met het vertrouwens- en rechtzekerheidsbeginsel. Het college heeft gedurende anderhalf jaar hulp bij het huishouden toegekend voor één uur per week in verband met het herstel van zijn echtgenote na een ernstige operatie waardoor zij niet belastbaar was. Helaas is zij na de operatie nooit hersteld, integendeel haar gezondheidssituatie is alleen maar verslechterd. Eiser wijst er nog op dat in het besluit van 14 oktober 2022 staat dat, mochten er medische omstandigheden zijn waardoor hij toch nog langer ondersteuning denkt nodig te hebben, hij 8 weken voor het aflopen van de huidige indicatie, contact kan opnemen. Dit heeft eiser gedaan en hij mocht erop vertrouwen dat de hulp bij het huishouden zou worden verlengd omdat de gezondheidssituatie van zijn echtgenote alleen maar achteruit was gegaan. Ook stelt eiser dat het college de eigen kracht niet mocht tegenwerpen omdat hij dat bij de toekenningsbesluiten van 26 oktober 2021 en 14 oktober 2022 ook niet heeft gedaan.
De te beoordelen periode
6. De rechtbank overweegt dat de periode die zij in deze zaak moet beoordelen loopt van de datum van de aanvraag op 13 mei 2023, tot en met de datum van het bestreden besluit, 11 oktober 2023 (de te beoordelen periode). [1]
Het zorgvuldigheidsbeginsel
7. De rechtbank is van oordeel dat de besluitvorming van het college niet in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel. Niet ter discussie staat dat eisers echtgenote in de te beoordelen periode niet in staat was om huishoudelijke taken te verrichten. Het college heeft dit ook als uitgangspunt genomen bij het nemen van de besluiten. Een huisbezoek/keukentafelgesprek om de medische situatie en het functioneren van eisers echtgenote te kunnen beoordelen, had dus voor de besluitvorming geen toegevoegde waarde gehad. Het college heeft daarom kunnen volstaan met het telefoongesprek op 3 mei 2023 met eiser waarbij zijn echtgenote als toehoorder aanwezig was. Daarbij merkt de rechtbank op dat de gemachtigde van het college op de zitting heeft aangegeven dat in het kader van een nieuwe melding van 27 februari 2024 een huisbezoek zal worden afgelegd op 3 mei 2024.
Het vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel
8. De rechtbank oordeelt verder dat het college het vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel niet heeft geschonden door de aanvraag af te wijzen. Het college heeft met het besluit van 26 oktober 2021 voor een periode van één jaar hulp bij het huishouden toegekend omdat eisers echtgenote herstellende was van een operatie. Vervolgens heeft het college met het besluit van 14 oktober 2022 deze indicatie tijdelijk verlengd tot 28 mei 2023. Als motivatie staat in dit besluit dat eiser met deze tijdelijke indicatie wordt ondersteund in het herstelproces waar zijn echtgenote mee gaat starten – het opbouwen van een beter dagritme en daginvulling – wat ook inzet van eiser zal vragen. In het besluit staat verder dat het college verwacht dat eiser gaat onderzoeken welke voorliggende voorzieningen en diensten hij ter ontlasting kan inzetten en het college gaat er vanuit dat eiser met de genoemde hulp en voorzieningen/diensten voldoende is geholpen om na 28 mei 2023 zelfredzaam te zijn.
9. Uit het voorgaande volgt dat de toekenning van de hulp bij het huishouden nadrukkelijk een tijdelijk karakter had en dat in het besluit van 14 oktober 2022 al werd geanticipeerd op de zelfredzaamheid (en eigen kracht) van eiser na 28 mei 2023. Hoewel dit besluit aan eiser en zijn echtgenote is geadresseerd, blijkt naar het oordeel van de rechtbank voldoende duidelijk dat waar in dat besluit de term ‘u’ wordt gebruikt het college zich tot eiser richt. Het had eiser daarom duidelijk kunnen en ook moeten zijn dat het college in dat besluit doelde op zijn zelfredzaamheid en niet die van zijn echtgenote. Van een uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke toezegging dat eiser ook na 28 mei 2023 in aanmerking zou komen voor hulp bij het huishouden is dan ook geen sprake. Aan de door eiser aangehaalde passage in het besluit van 14 oktober 2022 kon eiser evenmin een rechtens te honoreren verwachting ontlenen dat hij ook na 28 mei 2023 recht zou hebben op hulp bij het huishouden. Dat het college in dat besluit heeft meegedeeld dat eiser contact kan opnemen als hij denkt nog langer ondersteuning nodig te hebben, zegt immers niets over de wijze waarop het college vervolgens zal beslissen. Dat het college de hulp bij het huishouden na 28 mei 2023 – zonder meer – weer zou verlengen volgt hier niet uit.
10. Uit het voorgaande volgt dat eisers beroep op het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel niet slaagt.
11. Het college mocht eisers aanvraag om verlenging van de hulp bij het huishouden dan ook op zijn eigen merites beoordelen, waarbij het college ook de eigen kracht van eiser mocht betrekken. De rechtbank komt tot de conclusie dat het college de aanvraag om hulp bij het huishouden mocht afwijzen omdat van eiser in redelijkheid mag worden verwacht dat hij de huishoudelijke taken als gebruikelijke hulp verricht. Niet in geschil is immers dat eiser daar in de te beoordelen periode – van 13 mei 2023 tot en met 11 oktober 2023 – toe in staat was.
De nieuwe melding om hulp bij het huishouden
12. Eiser heeft in zijn aanvullende beroepsgronden van 12 april 2024 nog aangevoerd dat hij psychisch behoorlijk overbelast is, dat het geheugen van zijn echtgenote verder achteruit is gegaan en dat via de huisarts een casemanager is ingeschakeld om te bezien hoe het verder moet. Het college heeft in het verweerschrift laten weten dat op 27 februari 2024 een nieuwe melding is gedaan om hulp bij het huishouden door de casemanager van Amaris Zorggroep en dat volgens de casemanager bij eisers echtgenote sprake is van dementie en dat eiser heeft aangegeven psychisch overbelast te zijn. Daarnaast is de woonsituatie gewijzigd omdat er nu sprake is van inwonende (meerderjarige) kinderen met een zorgbehoefte. In het verweer staat dat op korte termijn de betrokken Wmo-consulent en de casemanager een huisbezoek zullen afleggen om de nieuwe gewijzigde situatie verder te onderzoeken en inventariseren. Hieruit volgt dat het college de psychische overbelasting van eiser en de verslechtering van de situatie van eisers echtgenote zal betrekken bij het onderzoek in het kader van de melding van 27 februari 2024. Eiser kan in het kader van dat onderzoek ook (weer) aandacht vragen voor de noodzaak om vaker te stofzuigen vanwege hondenharen en voor het feit dat de uitlaatservice volgens hem geen optie is.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Lenstra, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.R. Hoogenberk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie overweging 4.2. van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 14 juni 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1185.