ECLI:NL:RBMNE:2024:3410

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
24/3762 en 24/3763
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huisverbod in het kader van een lopende strafzaak wegens poging tot moord/doodslag

Op 30 mei 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, een mondelinge uitspraak gedaan in een zaak waarin eiser, vertegenwoordigd door mr. J.G.M. Dassen, beroep heeft ingesteld tegen een door de burgemeester van Utrecht opgelegd tijdelijk huisverbod. Dit huisverbod, dat op 24 mei 2024 is ingegaan, is opgelegd naar aanleiding van een geweldsincident op 17 mei 2024 tussen eiser en de achterblijfster, waarbij eiser wordt verdacht van poging tot moord of doodslag. De burgemeester heeft het huisverbod opgelegd omdat de veiligheid van de achterblijfster in het geding is en de hulpverlening nog niet adequaat is opgestart.

Tijdens de zitting heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat er een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van de achterblijfster bestaat, en dat de burgemeester op basis van de feiten en omstandigheden het huisverbod terecht heeft opgelegd. De voorzieningenrechter heeft de verklaringen van eiser en de achterblijfster, die lijnrecht tegenover elkaar staan, gewogen en geconcludeerd dat het risico op geweld nog steeds aanwezig is. Eiser heeft weliswaar medische klachten, maar deze zijn niet van dien aard dat hij niet tijdelijk uit de woning kan worden gezet.

De voorzieningenrechter heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Eiser heeft geen recht op proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 24/3762 en 24/3763
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 mei 2024 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.G.M. Dassen),
en

de burgemeester van Utrecht.

(gemachtigde: mr. R.M. Wiersma)
Als derde-partij neemt aan de zaken deel: [de achterblijfster] uit Utrecht (de achterblijfster).

Inleiding

1. De burgemeester heeft in haar besluit van 24 mei 2024 aan eiser vanaf die datum een tijdelijk huisverbod opgelegd, voor de periode van tien dagen. Het huisverbod geldt voor de woning op het adres [adres] te [plaats] . Hiertegen heeft eiser beroep ingesteld en hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.1.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 30 mei 2024 op een zitting behandeld. Aan de zitting hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de burgemeester. Verder was aanwezig [A] , [functie] van de gemeente Utrecht.
1.2.
Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist zij ook op het beroep van eiser. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
1.3.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter om 15:00 uur mondeling uitspraak gedaan.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De burgemeester kan aan een persoon een huisverbod opleggen als uit feiten of omstandigheden blijkt dat diens aanwezigheid in de woning ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen (of daarin anders dan incidenteel verblijven) of als op grond van feiten en omstandigheden een ernstig vermoeden van dit gevaar bestaat. [1]
3. Artikel 2 van het Besluit tijdelijk huisverbod bepaalt dat de burgemeester bij de afweging of een huisverbod wordt opgelegd uitsluitend let op feiten en omstandigheden die in de bijlage bij het Besluit zijn opgenomen. De burgemeester laat zich verder adviseren door deskundigen die, voor hun oordeel of bij (mogelijk) huiselijk geweld een huisverbod moet worden opgelegd, een Risico-taxatie instrument Huiselijk Geweld (RiHG) invullen.
4. Het opleggen van een huisverbod is een ingrijpend instrument waarvan de toepassing zeer grote gevolgen heeft voor het privéleven van alle betrokkenen. De bevoegdheid om zo’n huisverbod op te leggen, is daarom beperkt tot situaties waarin voldoende grond aanwezig is om aan te nemen, of ernstig te vermoeden, dat zich een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen voordoet. Als dat het geval is, moet de burgemeester zorgvuldig overwegen of aanwending van de bevoegdheid nodig is. De rechter beoordeelt of de aangevoerde omstandigheden zo ernstig zijn dat in het voorliggende geval een bevoegdheid tot opleggen van een huisverbod bestond. Als dat het geval is, wordt de afweging van de burgemeester om vervolgens van die bevoegdheid gebruik te maken verder door de bestuursrechter terughoudend getoetst. Dit volgt uit vaste rechtspraak. [2]
5. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester heeft kunnen vinden dat het gevaar voor de veiligheid van de achterblijfster nog voortduurt en dat de hulpverlening onvoldoende op gang is gekomen. Zij zal hierna toelichten hoe zij tot dit oordeel komt.
6. Uit de gedingstukken volgt dat er op 17 mei 2024 een geweldsincident heeft plaatsgevonden tussen eiser en de achterblijfster. Op enig moment in de daaropvolgende dagen heeft de achterblijfster daarvan aangifte gedaan. Eiser is als gevolg daarvan op 24 mei 2024 aangehouden op verdenking van poging tot moord dan wel doodslag. In de gedingstukken wordt het uitgeoefende geweld van 17 mei 2024 als volgt omschreven: eiser zou getracht hebben achterblijfster tot twee keer toe te wurgen, waarbij achterblijfster het idee had dat zij dood zou gaan. Tevens zou eiser de achterblijfster aan haar haren hebben vastgepakt en haar op die manier door de woning hebben verplaatst. Tot slot zou eiser de achterblijfster diverse keren hebben gestompt. Uit het dossier blijkt verder dat (in ieder geval) de aangifte en de verklaring van eiser afgelegd bij de politie ertoe hebben geleid dat eiser op 24 mei 2024 in verzekering is gesteld. Verder blijkt dat hij de dag daarna is heengezonden, waarbij aan hem een gedragsaanwijzing in de vorm van een contactverbod met de achterblijfster is opgelegd. Dit contactverbod heeft een duur van 90 dagen.
7. Tijdens de zitting heeft eiser aangegeven niet langer te ontkennen dat hij een langdurige relatie met achterblijfster heeft gehad. Anders dan achterblijfster aangeeft, is deze relatie volgens hem begin mei 2024 beëindigd. Eiser blijft bij zijn ontkenning dat sprake is van geweld van zijn kant, maar geeft aan dat achterblijfster op hem geweld uitoefent. Volgens eiser is hij mishandeld door de meerderjarige zoon van achterblijfster. Hij zal daarvan aangifte doen.
8. De verklaringen van eiser en achterblijfster wat betreft het uitgeoefende geweld tussen hen, staan dus lijnrecht tegenover elkaar en daarmee is in feite sprake van een ‘welles-nietes’ situatie. De voorzieningenrechter kan op dit moment niet vaststellen hoe het precies zit tussen hun beiden maar dat hoeft ook niet. Uit zowel de gedingstukken als uit de verklaringen van achterblijfster en eiser, als ook uit de politiegegevens komt het beeld naar voren van een langdurige gewelddadig relatie, waarbij het geweld afkomstig lijkt te zijn van eiser, die het nodig maakt om in te grijpen. Daarbij ziet de voorzieningenrechter wel dat de in het dossier genoemde antecedenten van eiser afkomstig zijn uit politiemutaties en dat er niet eerder sprake is geweest van opsporing en of vervolging van eiser voor een (huiselijk) geweldsdelict. Het politieonderzoek naar het incident op 17 mei 2024 is momenteel nog gaande en uit een zorgadvies van 29 mei 2024 blijkt dat Samen Veilig Midden-Nederland tot de conclusie komt dat het ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen nog niet is geweken. Dit heeft er (inmiddels) toe geleid, zo deelde de gemachtigde van de burgemeester tijdens de zitting mee, dat de burgemeester de maatregel heeft verlengd. Dit alles in samenhang beoordelend, onderschrijft de voorzieningenrechter het standpunt van de burgemeester dat het risico op geweld op dit moment niet is geweken.
9. Daarbij heeft te gelden dat de hulpverlening nog niet goed op gang is gekomen. Eiser wilde aanvankelijk niet meewerken aan een oplossing. Pas vanaf 27 mei 2024 heeft hij aangegeven te willen praten, maar dat traject is doorkruist door zijn opname in een ziekenhuis. Er zijn daarom nog geen concrete hulpverleningsafspraken voor en met hem gemaakt.
10. Veilig Thuis is inmiddels wel betrokken bij de hulpverlening ten behoeve van zowel de achterblijfster als eiser. De achterblijfster blijft hulp krijgen van SAVE en is aangemeld bij Moviera en de Tussenvoorziening. Voor de achterblijfster is (onder andere) van belang dat er wordt gezocht naar opvang. Ten behoeve van het zorgadvies heeft er, zo blijkt uit het advies, een kort gesprek plaatsgevonden met eiser. Eiser is inmiddels aangemeld bij Fivoor en het Sociale team van de gemeente Utrecht. Het hulpverleningstraject aan beiden is, zoals hiervoor beschreven, nog maar net gestart en er is tijd nodig om het nader in te vullen of uit te voeren. Het tijdelijk huisverbod zorgt ervoor dat die tijd er is, zonder dat eiser en achterblijfster wederom verwikkeld raken in een spiraal van geweld. In beginsel is daarmee het tijdelijk huisverbod gerechtvaardigd.
11. De voorzieningenrechter moet echter ook altijd nog beoordelen of de burgemeester de aanwezige belangen wel voldoende heeft afgewogen. Eiser heeft naar voren gebracht dat hij ernstige neurologische en fysieke klachten heeft. Hij is bovendien hoofdhuurder van het huis. Eiser betwist dat de achterblijfster een webwinkel heeft die zij vanuit huis moet runnen. Ter onderbouwing van zijn medische klachten heeft eiser de ontslagbrief uit het ziekenhuis en een huisartsenjournaal overgelegd.
12. De voorzieningenrechter stelt vast dat uit de aanwezige medische stukken niet blijkt dat eiser vanwege medische klachten aangewezen is op verblijf in zijn woning. Voor het opleggen van een huisverbod is verder niet relevant wie de hoofdhuurder van de woning is. Het gaat erom dat beide partijen hun hoofdverblijf in de woning hebben. Het is aan de burgemeester om een keuze te maken wie van hen de woning moet verlaten. Gelet op het feit dat er een strafrechtelijk onderzoek naar eiser loopt, heeft de burgemeester ervoor mogen kiezen om aan hem het huisverbod op te leggen. Dat de achterblijfster een eigen webshop zou runnen vanuit de woning, vindt de rechtbank geen belang dat zwaar weegt. Er is hierover niet veel bekend. Wat wel relevant is, is – zoals namens de burgemeester op de zitting is toegelicht – dat de achterblijfster tot rust kan komen, dat er hulpverlening gestart kan worden terwijl zij nog in de woning verblijft en dat er gezocht kan worden naar een alternatieve verblijfplaats voor haar. De burgemeester heeft dat belang aan zijn keuze voor een huisverbod aan eiser ten grondslag mogen leggen. De beroepsgronden van eiser slagen dus niet.
13. Dit alles neemt niet weg dat niet uit het oog verloren moet worden dat eiser medische problemen heeft. Het gaat, zo is op de zitting gebleken, niet goed met hem. De voorzieningenrechter hecht er daarom aan te benadrukken dat in het geval het hem niet lukt om zelf een tijdelijk onderkomen te vinden, de burgemeester – met behulp van Veilig Thuis, aan zet is. Dit heeft de gemachtigde van de burgemeester ook toegezegd tijdens de zitting. Er zal in dat geval samen met Veilig Thuis gezocht moeten worden naar een passende oplossing, waarbij rekening gehouden moet worden met de beperkingen van eiser. Voor eiser geldt dat hij zelf zal moeten aangeven dat hij hulp nodig heeft. Hij zal het gesprek met de burgemeester en/of Veilig Thuis moeten aangaan om actief bij te dragen aan een passende oplossing.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het huisverbod zoals dat voorligt in deze procedure blijft voortduren. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Eiser krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
15. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2024 door mr. M. Eversteijn, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.E.C. Bakker, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

1.Artikel 2 van de Wet tijdelijk huisverbod (Wth).
2.De voorzieningenrechter wijst als voorbeeld van die vaste rechtspraak naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:309.