ECLI:NL:RBMNE:2024:3478

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
5 juni 2024
Zaaknummer
560591 HA ZA 23-493
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Matiging van een boete in het kader van een relatie- en non-concurrentiebeding na verkoop van een onderneming

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Midden-Nederland op 5 juni 2024, hebben eisende partijen, [eiser sub 1] c.s., een vordering ingesteld tegen gedaagde partijen, [gedaagde sub 1] c.s., met betrekking tot de overtreding van een relatie- en non-concurrentiebeding dat was opgenomen in een koopovereenkomst. De koopovereenkomst betrof de verkoop van de activa en goodwill van de onderneming [naam 1] op 1 februari 2021. In de overeenkomst was een boetebeding opgenomen van € 25.000,- per overtreding van het relatie- en non-concurrentiebeding, dat een looptijd van vier jaar had. Eisende partijen stelden dat gedaagde partijen dit beding hadden overtreden door in contact te treden met voormalige klanten van [naam 1] en hen producten aan te bieden, wat resulteerde in een vordering van € 50.000,- aan contractuele boetes.

De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagde partijen inderdaad het relatiebeding hebben overtreden, maar heeft ook geoordeeld dat de gevorderde boete van € 50.000,- niet in verhouding stond tot de daadwerkelijk geleden schade. De rechtbank heeft de boete gematigd tot € 20.000,-, rekening houdend met de omstandigheden waaronder het beding was overeengekomen, de hoogte van de schade en de mate van opzet en schuld van gedaagde partijen. Daarnaast zijn buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, maar deze zijn ook gematigd tot € 975,-. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/560591 / HA ZA 23-493
Vonnis van 5 juni 2024
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

2.
[eiseres sub 2],
beiden handelend onder de naam
[naam 1],
kantoorhoudende te [plaats] ,
eisende partijen,
advocaat: mr. X.M.C.I. Wakim te Utrecht,
tegen

1.[gedaagde sub 1] , H.O.D.N. [naam 2]

gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
3.
[gedaagde sub 3],
beiden wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partijen,
advocaat: mr. I. Roseboom te Heemstede.
Eisende partijen worden hierna gezamenlijk [eiser sub 1] c.s. genoemd en gedaagde partijen zullen samen worden aangeduid als [gedaagde sub 1] c.s.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met 14 producties,
- de conclusie van antwoord met 6 producties,
- de akte van [gedaagde sub 1] c.s. met aanvullende producties 7 t/m 8,
- de akte van [eiser sub 1] c.s. met aanvullende producties 15 t/m 17.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 26 januari 2024 plaatsgevonden. De advocaten van partijen hebben spreekaantekeningen voorgedragen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat verder is besproken. Daarna is vonnis bepaald.

2.De kern van de zaak

2.1.
Op 1 februari 2021 hebben [gedaagde sub 1] c.s. hun website www. [naam 1] (hierna: [naam 1] ) en de daarmee samenhangende zaken aan [eiser sub 1] c.s. verkocht. In artikel 11 van de koopovereenkomst (hierna: de Koopovereenkomst) is een relatie- en non-concurrentiebeding opgenomen voor de duur van vier jaar, met een boetebeding van
€ 25.000,- per overtreding. Partijen hebben een geschil of [gedaagde sub 1] c.s. twee keer het relatie- en/of non-concurrentiebeding hebben overtreden en daardoor een bedrag van € 50.000,- aan contractuele boetes aan [eiser sub 1] c.s. zijn verschuldigd.

3.De achtergrond van het geschil

3.1.
[gedaagde sub 1] c.s. verkopen een warme bakkersassortiment op weekmarkten en aan afnemers in de horeca en retail. Daarnaast exploiteren [gedaagde sub 1] c.s. de website www. [naam 3] .nl (hierna: [naam 3] ). Via [naam 3] verkopen [gedaagde sub 1] c.s. rond feestdagen als Sinterklaas, Kerstmis, de jaarwisseling en Pasen een assortiment aan custom made feest- en relatiegeschenken aan bedrijven voor hun personeel en relaties. Het assortiment van [naam 3] bestaat uit bakkersproducten en snoepwaren.
3.2.
Via [naam 1] verkochten [gedaagde sub 1] c.s. bakkersproducten en snoepwaren aan verenigingen en scholen die deze producten door middel van verkoopacties tegen een hogere prijs verkopen. De opbrengst van deze verkoopacties komt ten goede aan de kas van de betreffende vereniging of school. Op 1 februari 2021 hebben [gedaagde sub 1] c.s. de activa en goodwill van [naam 1] aan [eiser sub 1] c.s. verkocht voor € 38.000,- waarbij [eiser sub 1] c.s.
€ 20.000,- direct hebben voldaan en € 18.000,- is voldaan door middel van verrekening van inkopen van [gedaagde sub 1] c.s. bij de vader van mevrouw [eiseres sub 2] .
3.3.
[eiser sub 1] c.s. willen – na eiswijziging in de spreekaantekeningen op zitting ten aanzien van de aanvankelijk gevorderde wettelijke handelsrente – een verklaring voor recht dat [gedaagde sub 1] c.s. het relatiebeding en/of non-concurrentiebeding dat in de koopovereenkomst is opgenomen hebben overtreden. Volgens [eiser sub 1] c.s. hebben [gedaagde sub 1] c.s. in 2021 en 2022 contact gehad met de heer [A] , die vóór de verkoop op 1 februari 2021 klant van [naam 1] was, en hebben [gedaagde sub 1] c.s. toen kruidnoten en tumtum aan de heer [A] , dan wel via hem aan [onderneming] B.V. (hierna: [onderneming] ) verkocht. Omdat [gedaagde sub 1] c.s. volgens [eiser sub 1] c.s. hiermee twee keer het relatie- en/of non-concurrentiebeding hebben overtreden, vorderen [eiser sub 1] c.s. een hoofdelijke veroordeling van [gedaagde sub 1] c.s. tot betaling binnen 48 uur na betekening van het in deze te wijzen vonnis van twee keer het bedrag van het boetebeding dat aan het relatie- en non-concurrentiebeding is verbonden, te weten
€ 50.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2023 tot de dag van volledige betaling. Ook vorderen [eiser sub 1] c.s. een hoofdelijke veroordeling van [gedaagde sub 1] c.s. tot betaling van € 1.275,- aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2023 tot de dag van volledige betaling en een veroordeling van [gedaagde sub 1] c.s. in de proceskosten inclusief nakosten.
3.4.
[gedaagde sub 1] c.s. voeren verweer. Zij concluderen tot niet-ontvankelijkheid van [eiser sub 1] c.s., dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser sub 1] c.s., met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser sub 1] c.s. in de kosten van deze procedure.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling van de vorderingen

4.1.
De rechtbank zal de vorderingen van [eiser sub 1] c.s. gedeeltelijk toewijzen. Hierna wordt uitgelegd hoe de rechtbank tot deze beslissing komt.
Het relatie- en non-concurrentiebeding is niet nietig of vernietigbaar
Het beding is niet nietig wegens strijd met Nederlands en Europees mededingingsrecht
4.2.
Artikel 11 (‘Non-concurrentiebeding en staken van het gebruik van de naam’) van de Koopovereenkomst luidt voor zover relevant:
‘(…)
11.2
Verkoper verplicht zich jegens Koper om zich gedurende een periode van 4 jaar (zegge: vier) na de Leveringsdatum, te onthouden van het op directe of indirecte wijze drijven van een soortgelijke onderneming als die van de overgedragen webshop alsmede zich te onthouden van het op directe of indirecte wijze hebben van contact met klanten of voormalige klanten van de overgedragen onderneming en aan deze (voormalige) klanten feestgeschenken en/of andere producten en/of diensten aan te bieden en/of te verkopen dan wel op andere wijze ter beschikking te stellen.
(…)
11.4
In geval van een inbreuk op de in de voorgaande artikelen omschreven verplichtingen door Verkoper, verbeurt Verkoper aan Koper een direct opeisbare boete ter hoogte van EUR 25.000,- (zegge: vijfentwintig duizend euro) voor iedere inbreuk alsmede een direct opeisbare boete van EUR 1.000 (zegge: duizend euro) voor iedere dag dat de inbreuk voortduurt, zonder dat een ingebrekestelling of gerechtelijke tussenkomst vereist is.’
4.3.
Volgens [gedaagde sub 1] c.s. is dit relatie- en non-concurrentiebeding nietig vanwege de looptijd van vier jaar. In dat verband wijzen [gedaagde sub 1] c.s. op het kartelverbod dat is opgenomen in artikel 6 Mededingingswet (Mw) en/of artikel 101 van het Verdrag van de Werking van de Europese Unie (VWEU), en op de Mededeling 2005/C 56/03 betreffende beperkingen die rechtstreeks verband houden met en noodzakelijk zijn voor totstandbrenging van concentraties van de Europese Commissie (hierna: de Mededeling Nevenrestricties). Volgens [gedaagde sub 1] c.s. volgt uit deze mededingingsrechtelijke regelgeving dat een beding met een looptijd van meer dan twee jaar in onderhavig geval nietig is.
4.4.
Dit standpunt van [gedaagde sub 1] c.s. gaat niet op. Omdat [eiser sub 1] c.s. alleen in Nederland actief zijn en de gestelde overtredingen van [gedaagde sub 1] c.s. in Nederland hebben plaatsgevonden, moet de vraag of het beding nietig is worden beantwoord aan de hand van de bepalingen in het Nederlandse mededingingsrecht. Het toetsingskader van artikel 101 VWEU is in dit geval niet, in ieder geval niet rechtstreeks, van toepassing.
4.5.
En ook artikel 6 Mw mist toepassing. In artikel 6 lid 1 Mw is bepaald dat onder meer verboden zijn overeenkomsten tussen ondernemingen die ertoe strekken of tot gevolg hebben dat de mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan wordt verhinderd, beperkt of vervalst. Hoewel zulke overeenkomsten van rechtswege nietig zijn (artikel 6 lid 2 Mw), vallen bepaalde mededingingsafspraken op grond van de ‘bagatel-regeling’ in artikel 7 Mw vanwege hun omvang of aard buiten het kartelverbod. Het gaat daarbij om – in het kort – overeenkomsten waarbij niet meer dan acht ondernemingen betrokken zijn en waarbij de gezamenlijke omzet van de betrokken ondernemingen niet hoger is dan € 5.500.000,- (eerste lid) en/of voor overeenkomsten waarbij het gezamenlijke marktaandeel van de betrokken partijen op de relevante markt niet groter is dan tien procent (tweede lid). Er is niet gesteld of gebleken dat de gezamenlijke omvang van de bedrijfsactiviteiten van [eiser sub 1] c.s. en [gedaagde sub 1] c.s. uitkomt boven de hiervoor genoemde drempels, en op grond van wat zij hebben gesteld over de aard en omvang van hun bedrijfsactiviteiten is dit ook niet aannemelijk. Op grond hiervan moet worden aangenomen dat het relatie- en non-concurrentiebeding in de Koopovereenkomst geen verboden mededingingsbeperking in de zin van artikel 6 Mw is.
4.6.
Doordat artikel 6 Mw niet van toepassing is, is ook de Mededeling Nevenrestricties niet rechtstreeks relevant. Daarmee is het beroep van [gedaagde sub 1] c.s. op paragraaf III, punt 20 van de Mededeling Nevenrestricties, waarin onder meer wordt vermeld dat een
non-concurrentiebeding is gerechtvaardigd voor een periode van maximaal twee jaar wanneer de overdracht van de onderneming van de klantentrouw in de vorm van uitsluitend goodwill, ook van de baan.
Het relatie- en non-concurrentiebeding is niet onredelijk bezwarend
4.7.
Volgens [gedaagde sub 1] c.s. is het relatie- en non-concurrentiebeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een onredelijk bezwarend beding omdat het hen onevenredig beperkt in het exploiteren van hun onderneming. [gedaagde sub 1] c.s. beroepen zich, zo begrijpt de rechtbank, op de derogerende werking van artikel 6:248 lid 2 BW. Artikel 6:248 lid 2 BW bepaalt dat een tussen partijen overeengekomen regel niet van toepassing is, voor zover dat in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Deze maatstaf moet terughoudend worden toegepast, waarbij partijen in beginsel zijn gebonden aan wat zij zijn overeengekomen. De stelplicht en bewijslast van feiten en omstandigheden die een beroep op artikel 6:248 lid 2 BW kunnen rechtvaardigen, rust op [gedaagde sub 1] c.s.
4.8.
[gedaagde sub 1] c.s. stellen dat zij door het relatie- en non-concurrentiebeding voor een te lange periode, vier jaar, beperkt worden in het exploiteren van hun onderneming en dat zij door het relatie- en non-concurrentiebeding hun bedrijfsonderdeel [naam 3] niet volledig kunnen uitbaten. [eiser sub 1] c.s. hebben hiertegenover (kort weergegeven) gesteld dat partijen de duur van het beding met elkaar hebben afgesproken, dat dat geen onredelijke termijn is, en dat over de Koopovereenkomst is onderhandeld.
4.9.
Vooropgesteld wordt dat een duur van een relatie- en non-concurrentiebeding van vier jaar kan worden overeengekomen, en dat [gedaagde sub 1] c.s. en [eiser sub 1] c.s., alhoewel er niet uitvoerig over de tekst van het relatie- en non-concurrentiebeding is onderhandeld, over de duur van het beding hebben gesproken. Ook met betrekking tot de inhoud van de verkoop, in dit geval de verkoop van de website en de daarmee samenhangende zaken waaronder de website en het klantenbestand, is de duur van vier jaar op zichzelf niet onredelijk bezwarend te noemen.
4.10.
Met betrekking tot het standpunt van [gedaagde sub 1] c.s. dat zij hun bedrijfsonderdeel [naam 3] door het relatie- en non-concurrentiebeding niet volledig kunnen uitbaten, noemen [gedaagde sub 1] c.s. dat het bij [eiser sub 1] c.s. bij het sluiten van de Koopovereenkomst bekend was dat [gedaagde sub 1] c.s. [naam 3] exploiteert en dat deze onderneming een gelijksoortig assortiment als [naam 1] heeft. Het relatie- en non-concurrentiebeding verbiedt [gedaagde sub 1] c.s. niet alleen om het assortiment van [naam 1] te verkopen, maar ook het assortiment van [naam 3] . Dat is volgens [gedaagde sub 1] c.s. nooit hun bedoeling geweest, en daar waren ze zich niet bewust van.
4.11.
De gevolgen van het relatie- en non-concurrentiebeding komen, hoe vervelend ook voor [gedaagde sub 1] c.s., voor hun rekening. Van [gedaagde sub 1] c.s. mag worden verwacht dat zij de koopovereenkomst goed lezen en dus ook beseffen welke verplichtingen zij aangaan. Als bedrijfseigenaren wisten [gedaagde sub 1] c.s. dat de assortimenten van [naam 1] en [naam 3] in elkaar overlopen, en zodoende hadden zij kunnen bedenken welke consequenties dat voor [naam 3] zou hebben in het kader van het relatie- en non-concurrentiebeding. Daarnaast is het ook niet zo dat het relatie- en non-concurrentiebeding de exploitatie van [naam 3] zodanig belemmert dat dit bedrijfsonderdeel zo goed als stil is komen te liggen, althans dit is niet door [gedaagde sub 1] c.s. gesteld dan wel gebleken.
4.12.
Al met al geldt dat [eiser sub 1] c.s naar de huidige stand van zaken [gedaagde sub 1] c.s. kunnen houden aan het relatie- en non-concurrentiebeding.
[gedaagde sub 1] c.s. hebben het relatiebeding overtreden
4.13.
Vast staat dat de heer [A] vóór de verkoop op 1 februari 2021 klant was van [naam 1] : hij heeft in die periode zelf en/of vanuit zangvereniging [zangvereniging] (waarin de heer [A] actief is) producten bij [naam 1] besteld. Nadat [naam 1] aan [eiser sub 1] c.s. was verkocht, heeft de heer [A] in 2021 en 2022 contact met [gedaagde sub 1] c.s. opgenomen over levering van kruidnoten en tumtum voor [onderneming] . Naar aanleiding hiervan hebben [gedaagde sub 1] c.s. in 2021 en 2022 vanuit [naam 3] kruidnoten en tumtum in gepersonaliseerde emmertjes (relatiegeschenken) geleverd die voor [onderneming] waren bedoeld, en waarbij de facturen op naam van de heer [A] stonden.
4.14.
Hiermee hebben [gedaagde sub 1] c.s. het relatiebeding in artikel 11.2 van de Koopovereenkomst overtreden. Op grond van deze bepaling hebben zij zich immers verplicht om zich voor een periode van vier jaar na de verkoop van [naam 1] ‘
te onthouden van het op directe of indirecte wijze hebben van contact met klanten of voormalige klanten van de overgedragen onderneming en aan deze (voormalige) klanten feestgeschenken en/of andere producten en/of diensten aan te bieden en/of te verkopen dan wel op andere wijze ter beschikking te stellen’. In dit verband wijst de rechtbank op het volgende:
  • Het was duidelijk dat [gedaagde sub 1] c.s. de werkzaamheden van [naam 3] (en de weekmarkten) zouden voortzetten, maar dat was afgesproken dat zij na de verkoop van [naam 1] geen klanten van [naam 1] meer mochten bedienen.
  • Het is onvoldoende gebleken dat de heer [A] tijdens zijn contact met [gedaagde sub 1] c.s. in 2021 en 2022 in een zodanige andere hoedanigheid optrad dat [gedaagde sub 1] c.s. (daarom) met hem mochten handelen.
  • Het is ook onvoldoende gebleken dat [gedaagde sub 1] c.s. andere producten aan de heer [A] hebben geleverd dan bedoeld in artikel 11.2 van de Koopovereenkomst: dat zij de kruidnoten en tumtum in gepersonaliseerde emmertjes hebben verkocht en dat het om relatiegeschenken voor een bedrijf ging (waar [naam 3] zich mee bezighoudt) in plaats van de verkoop van kruidnoten en tumtum aan een vereniging of school, maakt dat niet anders. Het assortiment van [naam 3] en [naam 1] loopt door elkaar qua assortiment.
De boete zal worden gematigd tot € 20.000,-
4.15.
[gedaagde sub 1] c.s. hebben een beroep gedaan op matiging van de door [eiser sub 1] c.s. gevorderde boete van € 50.000,-. Volgens [gedaagde sub 1] c.s. staat de hoogte ervan niet in verhouding tot de daadwerkelijk door [eiser sub 1] c.s. geleden schade als gevolg van het mislopen van de orders van de heer [A] in 2021 en 2022 en de door [eiser sub 1] c.s. betaalde koopprijs voor [naam 1] .
4.16.
De rechtbank stelt bij het verzoek tot matiging voorop dat matiging van een contractuele boete op grond van artikel 6:94 BW mogelijk is als de billijkheid dit klaarblijkelijk eist. Deze maatstaf is door de Hoge Raad in 2007 verder ingevuld: de rechter mag pas van zijn bevoegdheid tot matiging gebruik maken als toepassing van het boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt. [1] Daarbij zal de rechter niet alleen moeten letten op de werkelijke schade en de hoogte van de boete, maar ook op de aard van de overeenkomst, de inhoud en strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het beding is ingeroepen. De omstandigheden van het geval zijn uiteindelijk beslissend. [2]
4.17.
De rechtbank zal overgaan tot matiging van de door [eiser sub 1] c.s. gevorderde boete. Op grond van de hierna genoemde omstandigheden oordeelt de rechtbank namelijk dat toepassing van het boetebeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid tot een buitensporig en daarmee een onaanvaardbaar resultaat leidt. Deze omstandigheden zijn als volgt:

De wijze van totstandkoming van het relatie- en non-concurrentiebeding: geen uitvoerige onderhandelingen
De inhoud van het relatie- en non-concurrentiebeding in de Koopovereenkomst is geen resultaat van gedetailleerde en professioneel begeleide onderhandelingen. Integendeel, de tekst van de conceptovereenkomst die [gedaagde sub 1] c.s. aan [eiser sub 1] c.s. hadden opgestuurd, was ontleend aan een modelovereenkomst op www. [naam 4] .nl waarin een looptijd van drie jaar was opgenomen. Op advies van hun advocaat hebben [eiser sub 1] c.s. de looptijd eerst verhoogd naar vijf jaar, en daarna hebben zij aan [gedaagde sub 1] c.s. voorgesteld om in het midden te gaan zitten en een looptijd van vier jaar aan te houden. Vervolgens zijn [gedaagde sub 1] c.s. daarmee zonder nadere onderhandelingen (en zonder juridische bijstand) akkoord gegaan. Hieruit kan worden afgeleid dat tussen [gedaagde sub 1] c.s. en [eiser sub 1] c.s. over (de tekst van) het boetebeding in ieder geval niet uitvoerig is onderhandeld.

Het gaat om een eenheidsboete
Het boetebeding bevat geen mogelijkheid om het bedrag aan de hand van de ernst van de overtredingen aan te passen.

Het aanmerkelijke verschil tussen de verbeurde boete en de werkelijk geleden schade
De schade die [eiser sub 1] c.s. hebben geleden als gevolg van het overtreden van het relatie- en non-concurrentiebeding door [gedaagde sub 1] c.s. bestaat uit de als gevolg van dit handelen door [eiser sub 1] c.s. misgelopen brutowinst. De schade die [eiser sub 1] c.s. hebben geleden bedraagt maximaal het door [gedaagde sub 1] c.s. gestelde, en niet gemotiveerd door [eiser sub 1] c.s. weersproken, bedrag van € 6.600,- aan brutowinst. Dit bedrag is een fractie van het bedrag van de door [eiser sub 1] c.s. gevorderde boete van € 50.000,-. De door [eiser sub 1] c.s. gevorderde boete staat in geen enkele redelijke verhouding tot hun schade.

De mate waarin [gedaagde sub 1] c.s. zich van de strekking van het relatie- en non-concurrentiebeding bewust zijn geweest en de mate van opzet en schuld
Het is niet gebleken dat [gedaagde sub 1] c.s. zich bewust waren van het feit dat ze door het contact met de heer [A] en door het leveren van kruidnoten en tumtum aan [onderneming] het relatiebeding overtraden, laat staan dat ze dit met opzet deden. Een aanwijzing hiervoor is het feit dat [gedaagde sub 1] c.s. dezelfde fout zowel in 2021 als in 2022 hebben gemaakt, maar dat ze toen ze daarop door [eiser sub 1] c.s. werden aangesproken, geen zaken meer met de heer [A] hebben gedaan. Uit productie 17 die door [eiser sub 1] c.s. is overgelegd, blijkt dat de heer [A] in 2023 (weer) tumtum en kruidnoten (bestemd voor zangvereniging [zangvereniging] ) via [naam 1] heeft besteld. Afgezien van de twee hiervoor genoemde incidenten is niet gebleken dat er nog andere overtredingen hebben plaatsgevonden. Sterker nog, [gedaagde sub 1] c.s. hebben aangetoond dat ze allerlei klanten van [naam 1] die na 1 februari 2021 contact met hen opnamen (daarbij soms wijzend op het relatie- en non-concurrentiebeding) naar [eiser sub 1] c.s. hebben doorverwezen. De rechtbank vindt het hiermee voldoende aannemelijk dat [gedaagde sub 1] c.s. een vergissing hebben gemaakt door in 2021 en 2022 met de heer [A] in zee te gaan.

De koopsom van [naam 1] in staat niet in verhouding tot de gevorderde boete
De hoogte van de koopsom van [naam 1] was € 38.000,-, waarbij [eiser sub 1] c.s.
€ 20.000,- direct hebben voldaan en € 18.000,- is voldaan door middel van verrekening van inkopen van [gedaagde sub 1] c.s. bij de vader van mevrouw [eiseres sub 2] . Toewijzing van de gevorderde boete van € 50.000,- zou betekenen dat [eiser sub 1] c.s. een bedrag ter hoogte van de volledige koopsom van [naam 1] zou ontvangen plus daarbovenop nog een aanzienlijk bedrag dat de door [gedaagde sub 1] c.s. gestelde brutowinst ruim overstijgt.
4.18.
Bij de matiging van de bedongen boete wordt niet alleen rekening gehouden met de bovenstaande omstandigheden, maar ook met de aansporende functie van het boetebeding. Het karakter van een prikkel tot nakoming blijkt uit het feit dat in artikel 11.4 van de Koopovereenkomst op een enkele overtreding een boete van € 25.000,- is gesteld zonder dat daarbij een aanwijsbare relatie tot schade bestaat. Omdat [gedaagde sub 1] c.s. het relatiebeding twee keer hebben overtreden door het contact met de heer [A] en de levering van emmertjes met kruidnoten en tumtum die voor [onderneming] waren bedoeld, hebben zij deze prikkel tot nakoming genegeerd. Hoewel niet is gebleken dat zij zich van deze overtredingen bewust waren, hadden [gedaagde sub 1] c.s. hier alerter op moeten zijn.
4.19.
Op grond van wat hierboven is besproken, zal de contractuele boete worden gematigd tot € 20.000,-. De door [eiser sub 1] c.s. gevorderde boete zal daarom tot dit bedrag worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2023.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.20.
[eiser sub 1] c.s. vorderen vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De vordering van € 1.275,- als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief van € 975,- bij € 20.000,- in hoofdsom. De rechtbank zal daarom aan buitengerechtelijke incassokosten een bedrag toewijzen van € 975,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2023.
4.21.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
20.000,-
- buitengerechtelijke incassokosten
975,-
+
Totaal
20.975,-
Ieder betaalt eigen proceskosten
4.22.
Omdat beide partijen gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Nakosten
4.23.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde sub 1] c.s. het relatiebeding van artikel 11.2 van de Koopovereenkomst hebben overtreden,
5.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s. hoofdelijk om aan [eiser sub 1] c.s. binnen 48 uur na betekening van dit vonnis te betalen een bedrag van € 20.975,-, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 23 februari 2023, tot de dag van volledige betaling,
5.3.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s. in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 178,- aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 92,- aan salaris advocaat en met de explootkosten als [gedaagde sub 1] c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
5.5.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.2 en 5.4 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.T. van Rens en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2024.
LL5240

Voetnoten

1.HR 27 april 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ6638,
2.HR 13 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW4986,