ECLI:NL:RBMNE:2024:3550

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 mei 2024
Publicatiedatum
6 juni 2024
Zaaknummer
23/3203, 23/3207, 23/3209, 23/3210, 23/3211, 23/3212, 23/3213, 23/3215, 23/3217, 23/3218, 23/3219, 23/3221
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens gebrek aan toereikende machtiging in WOZ-zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 mei 2024 uitspraak gedaan over het beroep van eiser, [eiser] B.V., tegen de WOZ-waarden van verschillende onroerende zaken aan de Bergweg in Zeist. De heffingsambtenaar had in een beschikking van 28 februari 2022 de WOZ-waarden vastgesteld voor het belastingjaar 2022, maar het bezwaar van eiser tegen deze waarden werd ongegrond verklaard in de uitspraak op bezwaar van 23 juni 2023. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is omdat er geen toereikende machtiging is overgelegd door de gemachtigde van eiser. De rechtbank heeft eiser in de gelegenheid gesteld om de ontbrekende stukken aan te leveren, maar deze zijn niet tijdig ontvangen. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen of de gemachtigde bevoegd was om namens eiser op te treden.

De rechtbank heeft ook het verzoek van eiser om schadevergoeding afgewezen, omdat niet kon worden vastgesteld dat eiser B.V. immateriële schade had geleden. De heffingsambtenaar had verzocht om een proceskostenveroordeling, maar de rechtbank zag geen aanleiding om dit verzoek toe te wijzen. De uitspraak benadrukt het belang van een correcte en tijdige indiening van machtigingen en andere relevante documenten in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 23 / 3203, UTR 23 / 3207, UTR 23 / 3209, UTR 23 / 3210, UTR 23 / 3211, UTR 23 / 3212, UTR 23 / 3213, UTR 23 / 3215, UTR 23 / 3217, UTR 23 / 3218, UTR 23 / 3219 en UTR 23 / 3221

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

6 mei 2023 in de zaak tussen

[veronderstellend handelend namens eiser] , veronderstellenderwijs handelend namens

[eiser] B.V.,te [plaats] , eiser,
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap [gemeente], de heffingsambtenaar
(gemachtigde: mw. D.J. Koopmans ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de hoogte van de WOZwaarden van diverse onroerende zaken aan de Bergweg in Zeist (de objecten).
1.1.
In de beschikking van 28 februari 2022 (het primaire besluit) heeft de heffingsambtenaar op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de objecten voor het belastingjaar 2022, naar de waardepeildatum
1 januari 2021 als volgt vastgesteld:
[adres 1] in [plaats] (winkel)
€ 158.000
[adres 2] in [plaats]
€ 208.000
[adres 3] in [plaats]
€ 218.000
[adres 4] in [plaats]
€ 218.000
[adres 5] in [plaats]
€ 218.000
[adres 6] in [plaats]
€ 218.000
[adres 7] in [plaats]
€ 211.000
[adres 8] in [plaats]
€ 235.000
[adres 9] in [plaats]
€ 242.000
[adres 10] in [plaats]
€ 246.000
[adres 11] in [plaats]
€ 246.000
[adres 12] in [plaats]
€ 204.000
Bij deze beschikking heeft de heffingsambtenaar aan eiser als eigenaar van deze objecten ook aanslagen onroerendezaakbelasting opgelegd, waarbij de WOZwaarde als heffingsmaatstaf is gehanteerd.
1.2.
Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. In de uitspraak op bezwaar van 23 juni 2023 (de uitspraak op bezwaar) heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en de WOZ-waarde van alle objecten gehandhaafd.
1.3.
Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift met taxatiematrices ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op de digitale zitting van 6 mei 2024. [veronderstellend handelend namens eiser] was daarbij aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door D.J. Koopmans , vergezeld door [taxateur] (taxateur van verweerder).
1.5.
Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan, waarbij is gewezen op de mogelijkheid om daartegen in hoger beroep te gaan.

Beslissing

2. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

3. Het beroep is ingesteld door [veronderstellend handelend namens eiser] .
4. De rechtbank heeft bij brief van 27 juli 2023 [veronderstellend handelend namens eiser] bericht dat het beroep niet voldoet aan de gestelde voorwaarden. De rechtbank heeft hem daarom in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken de volgende stukken alsnog toe te sturen:
  • een schriftelijke machtiging waaruit blijkt dat deze machtiging zich uitstrekt tot het verrichten van proceshandelingen en het aanwenden van rechtsmiddelen;
  • een uittreksel uit het handelsregister (eventueel meerdere uittreksels van bovenliggende rechtspersonen) waaruit blijkt wie als bevoegd bestuurder gerechtigd is beroep in te stellen;
  • een kopie van de statuten.
5. In de brief is nadrukkelijk vermeld dat de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren, indien het geconstateerde verzuim niet tijdig wordt hersteld.
6. [veronderstellend handelend namens eiser] heeft bij brief van 4 augustus 2023 gereageerd op de brief van 27 juli 2023 en heeft de volgende stukken overgelegd:
  • een ondertekende volmacht, gedateerd “mei 2022”, waarin [eiser] [veronderstellend handelend namens eiser] machtigt om (onder meer) beroep in te stellen;
  • een uittreksel uit het handelsregister van 21 juni 2021, waaruit blijkt dat de bestuurders van [eiser] B.V. zijn: [bestuurder 1] en [bestuurder 2] ;
  • een kopie van de akte van fusie van 13 augustus 2014 tussen [eiser] B.V. als verkrijgende vennootschap en [eiser] B.V. als verdwijnende vennootschap.
7. De rechtbank heeft bij brief van 22 augustus 2023 [veronderstellend handelend namens eiser] opnieuw bericht dat het beroep niet voldoet aan de gestelde voorwaarden en hem in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken het volgende stuk alsnog toe te sturen:
- en schriftelijke machtiging ondertekend door [bestuurder 1] of [bestuurder 2] niet ouder dan één jaar waaruit blijkt dat deze machtiging zich uitstrekt tot het verrichten van proceshandelingen en het aanwenden van rechtsmiddelen.
8. [veronderstellend handelend namens eiser] heeft bij brief van 30 augustus 2023 opnieuw de ondertekende volmacht, gedateerd “mei 2022” waarin [eiser] [veronderstellend handelend namens eiser] machtigt om (onder) meer beroep in de stellen, overgelegd.
9. De rechtbank kan op basis van deze stukken niet vaststellen dat [eiser] bevoegd bestuurder is van [eiser] B.V.. Dat betekent dat ook niet vastgesteld kan worden of [eiser] gerechtigd is om namens [eiser] B.V. beroep in te stellen. Omdat de machtiging door [eiser] is ondertekend, kan de rechtbank niet vaststellen dat [veronderstellend handelend namens eiser] bevoegd is om namens [eiser] B.V. beroep in te stellen.
10. [veronderstellend handelend namens eiser] heeft op de zitting betwist dat hij de brieven heeft ontvangen, maar die betwisting vindt de rechtbank ongeloofwaardig. [veronderstellend handelend namens eiser] heeft met de brief van
30 augustus 2023 immers de door de rechtbank gevraagde – maar incomplete – stukken toegestuurd, kort na de brief van de rechtbank. Verder heeft [veronderstellend handelend namens eiser] op de zitting verteld dat [eiser] alle zaken doet voor zijn vader [bestuurder 1] , maar ook daarvan heeft [veronderstellend handelend namens eiser] geen machtiging overgelegd.
11. Dat betekent dat er in deze beroepsprocedure geen toereikende machtiging is overgelegd, terwijl [veronderstellend handelend namens eiser] wel in de gelegenheid is gesteld om dat verzuim te herstellen. De rechtbank komt dus niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep.
12. [veronderstellend handelend namens eiser] heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade, omdat de procedure over de belastingaanslag onredelijk lang heeft geduurd. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank niet heeft kunnen vaststellen dat [eiser] B.V. beroep wenste in te stellen en een procedure wilde starten. Om die reden kan ook niet worden vastgesteld dat [eiser] B.V. immateriële schade heeft geleden in de vorm van spanning en frustratie. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding daarom af.
13. De heffingsambtenaar heeft de rechtbank verzocht om (de gemachtigde van) eiser in de proceskosten van de heffingsambtenaar te veroordelen. Deze kosten bedragen
2x € 75,- per bezwaardossier, per object, voor het inhuren van een extern persoon die specifiek zaken van deze gemachtigde behandelt. Zijn uurvergoeding bedraagt € 75,-. Daarbij wijst de heffingsambtenaar op uitspraken van de rechtbank Rotterdam en het gerechtshof Den Haag over het procedeergedrag van gemachtigde. Hoewel de gemachtigde van eiser in de fase voor het onderzoek ter zitting op bedroevende wijze procedeert ziet de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten om vast te stellen dat sprake is van misbruik van procesrecht. Ook anderszins is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling ten laste van eiser of gemachtigde. De rechtbank verwijst naar uitspraken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden [1] en van de meervoudige kamer van deze rechtbank [2] . De rechtbank wijst dit verzoek af.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 mei 2024 door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Stumpel, griffier.
De rechter is verhinderd dit proces verbaal te tekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraak van 24 januari 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:674
2.Uitspraak van 31 mei 2023, ECLO:NL:RBMNE:2023:2562