ECLI:NL:RBMNE:2024:3766

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 mei 2024
Publicatiedatum
17 juni 2024
Zaaknummer
UTR 23/5074
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-waarde en proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 23 mei 2024 uitspraak gedaan in een WOZ-zaak. Eiser, vertegenwoordigd door mr. R. van der Weide, had beroep aangetekend tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente, die de WOZ-waarde van de onroerende zaak had vastgesteld op € 262.000,- voor het belastingjaar 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat de WOZ-waarde van de woning, gelegen aan [adres] in [woonplaats], niet meer in geschil is en dat partijen het erover eens zijn dat deze waarde € 242.000,- moet zijn. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de bestreden uitspraak vernietigd en de WOZ-waarde vastgesteld op € 242.000,-. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat de aanslag onroerendezaakbelasting en rioolheffing overeenkomstig deze waarde moet worden verminderd.

Daarnaast heeft de rechtbank de heffingsambtenaar veroordeeld tot het vergoeden van het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiser en de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.185,-. De rechtbank heeft de wegingsfactor voor de proceskosten vastgesteld op 0,5, omdat het belang van een reguliere WOZ-zaak beperkter is dan dat van een gemiddelde bestuursrechtelijke zaak. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar erop gewezen dat de te vergoeden bedragen uitsluitend mogen worden uitbetaald op een bankrekening die op naam staat van eiser, conform artikel 30a, vierde lid, van de Wet WOZ.

De uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van mr. C.L. Fix, griffier, en is uitgesproken in het openbaar. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, met een termijn van zes weken na verzending van het proces-verbaal.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/5074
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 mei 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. R. van der Weide),
en
de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente](de heffingsambtenaar), verweerder
(gemachtigde: R. Janmaat).

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van 6 september 2023 (de bestreden uitspraak) van de heffingsambtenaar waarin de WOZ-waarde van zijn onroerende zaak aan de [adres] in [woonplaats] (de woning) is gehandhaafd op € 262.000,- voor het belastingjaar 2023. Dit proces-verbaal is de uitwerking van de mondelinge uitspraak van de rechtbank in deze zaak.
Procesverloop
2. De heffingsambtenaar heeft met de beschikking van 31 januari 2023 de WOZ-waarde voor het belastingjaar vastgesteld op € 262.000,-. De waarde is vastgesteld per waardepeildatum 1 januari 2022. De WOZ-beschikking is opgenomen in het aanslagbiljet van dezelfde datum. In dit aanslagbiljet heeft de heffingsambtenaar aan eiser als eigenaar van de woning ook een aanslag onroerendezaakbelastingen en rioolheffing opgelegd. De WOZ-waarde is daarvoor als heffingsmaatstaf gehanteerd.
3. Met de bestreden uitspraak is het bezwaar tegen de beschikking ongegrond verklaard.
4. De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en een taxatiematrix.
5. De rechtbank heeft het beroep van eiser op 23 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigden van partijen deelgenomen.
6. Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden uitspraak;
- stelt de WOZ-waarde van de woning voor het belastingjaar 2023 vast op € 242.000,-;
- bepaalt dat de aanslag onroerendezaakbelasting en rioolheffing overeenkomstig deze waarde wordt verminderd;
- draagt de heffingsambtenaar op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.185,-.

Beoordeling door de rechtbank

7. De WOZ-waarde van de woning is niet meer in geschil. Partijen zijn het erover eens dat de WOZ-waarde € 242.000,- moet zijn. Omdat de heffingsambtenaar de door hem in de beschikking vastgestelde waarde niet langer handhaaft, is het beroep gegrond en moet de uitspraak op bezwaar worden vernietigd. De rechtbank zal de waarde van de woning verlagen naar € 242.000,- en bepalen dat de heffingsambtenaar de daarop gebaseerde aanslagen moet verminderen.
8. Omdat het beroep gegrond is, heeft eiser recht op een proceskostenvergoeding. De hoogte van die vergoeding is wel in geschil. De rechtbank kent conform haar uitgangspunten 2 punten voor de bezwaarfase (bezwaarschrift en hoorzitting) en 2 punten voor de beroepsfase (beroepschrift en zitting) toe, tegen een wegingsfactor 0,5. De rechtbank kiest een wegingsfactor 0,5 omdat het belang van een reguliere WOZ-zaak over een woning beperkter is dan een gemiddelde bestuursrechtelijke zaak en dit soort zaken ook minder ingewikkeld zijn. Het belang en de ingewikkeldheid zijn de criteria die het gewicht van de zaak bepalen volgens de toelichting van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Omdat de gemachtigde van eiser geen gebruik maakt van een gestandaardiseerde werkwijze en bij aanvang van de procedure de WOZ-waarde nog wel in geschil was hanteert de rechtbank wegingsfactor 0,5. Voor een nadere motivering van haar uitgangspunten wijst de rechtbank op haar uitspraak van 4 september 2023 [1] .
8.1.
De heffingsambtenaar heeft de rechtbank nog verzocht om de bedragen zoals die golden in 2023 toe te passen, omdat eiser tot 2024 heeft gewacht om te reageren op het schikkingsvoorstel uit november 2023, maar daar gaat de rechtbank niet in mee. De rechtbank doet uitspraak in 2024 en dus gelden de bedragen uit 2024. Daarbij speelt ook mee dat, ook al zou eiser direct gereageerd hebben op het schikkingsvoorstel van de heffingsambtenaar, de rechtbank sowieso niet voor het einde van het 2023 uitspraak gedaan zou hebben.
8.2.
In afwijking van het Bpb maar in lijn met de rechtspraak van de Hoge Raad hanteert de rechtbank een waarde per punt van € 875,-. In bezwaar geldt een waarde van € 310,- per punt. Met 2 punten in bezwaar en 2 punten in beroep en met een wegingsfactor 0,5 is dat bij elkaar opgeteld € 1.185,-. Daarnaast moet de heffingsambtenaar het griffierecht terugbetalen.
8.3.
De rechtbank wijst de heffingsambtenaar erop dat hij op grond van deze uitspraak te vergoeden bedragen voor proceskosten en griffierecht uitsluitend mag uitbetalen op een bankrekening die op naam staat van eiser. Dat volgt uit artikel 30a, vierde lid, van de Wet WOZ, waarvoor geen overgangsrecht geldt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van mr. C.L. Fix, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 mei 2024.
De rechter is verhinderd het
proces-verbaal te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.