ECLI:NL:RBMNE:2024:3766
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde en proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 23 mei 2024 uitspraak gedaan in een WOZ-zaak. Eiser, vertegenwoordigd door mr. R. van der Weide, had beroep aangetekend tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente, die de WOZ-waarde van de onroerende zaak had vastgesteld op € 262.000,- voor het belastingjaar 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat de WOZ-waarde van de woning, gelegen aan [adres] in [woonplaats], niet meer in geschil is en dat partijen het erover eens zijn dat deze waarde € 242.000,- moet zijn. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de bestreden uitspraak vernietigd en de WOZ-waarde vastgesteld op € 242.000,-. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat de aanslag onroerendezaakbelasting en rioolheffing overeenkomstig deze waarde moet worden verminderd.
Daarnaast heeft de rechtbank de heffingsambtenaar veroordeeld tot het vergoeden van het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiser en de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.185,-. De rechtbank heeft de wegingsfactor voor de proceskosten vastgesteld op 0,5, omdat het belang van een reguliere WOZ-zaak beperkter is dan dat van een gemiddelde bestuursrechtelijke zaak. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar erop gewezen dat de te vergoeden bedragen uitsluitend mogen worden uitbetaald op een bankrekening die op naam staat van eiser, conform artikel 30a, vierde lid, van de Wet WOZ.
De uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van mr. C.L. Fix, griffier, en is uitgesproken in het openbaar. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, met een termijn van zes weken na verzending van het proces-verbaal.