ECLI:NL:RBMNE:2024:3932

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 juni 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
23/4250
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanspraak op aanvullende beurs in verband met ouderlijk inkomen en structureel conflict

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiser inzake zijn aanspraak op een aanvullende beurs voor studiefinanciering. Eiser heeft verzocht om het inkomen van zijn ouders buiten beschouwing te laten bij de vaststelling van de aanvullende beurs, omdat hij een ernstig structureel conflict met hen heeft. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft dit verzoek afgewezen, met de argumentatie dat eiser de maximale aanvullende beurs ontvangt en niet voldoet aan de voorwaarden voor loskoppeling van het ouderlijk inkomen. De rechtbank heeft het beroep op 14 mei 2024 behandeld, waarbij eiser en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de minister het verzoek van eiser niet op zorgvuldige wijze heeft beoordeeld. Hoewel de minister het belang van de maximale beurs heeft meegewogen, heeft hij onvoldoende rekening gehouden met de psychische druk en de ernst van het conflict tussen eiser en zijn ouders. De rechtbank concludeert dat eiser terecht bezwaar heeft gemaakt, omdat de minister het bestaan van een financieel belang niet langer betwist. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag van eiser feitelijk blijft bestaan.

De rechtbank benadrukt dat de Wsf 2000 en het Besluit Studiefinanciering 2000 strikte voorwaarden stellen voor loskoppeling van het ouderlijk inkomen. Eiser heeft niet voldoende aangetoond dat het conflict met zijn ouders zo ernstig is dat loskoppeling gerechtvaardigd is. De rechtbank wijst erop dat er sporadisch contact is tussen eiser en zijn ouders en dat de relatie, hoewel gestabiliseerd, niet zodanig verstoord is dat loskoppeling de enige optie is. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, omdat er geen kosten zijn die voor vergoeding in aanmerking komen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4250

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 juni 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de minister

(gemachtigde: mr. M.M. Remmelts).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser inzake zijn aanspraak op een aanvullende beurs.
1.1.
Met het besluit van 29 maart 2023 (het primaire besluit) heeft de minister aangegeven dat het verzoek van eiser om het inkomen van zijn ouders buiten beschouwing te laten bij de vaststelling van de aanvullende beurs (verzoek om loskoppeling) wordt afgewezen.
1.2.
Met het bestreden besluit van 22 augustus 2023 heeft de minister het bezwaar van eiser hiertegen ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 14 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser volgt de studie [studie] aan de [universiteit] . Hij ontvangt studiefinanciering, namelijk een aanvullende beurs en reisvoorziening. Op 15 december 2022 heeft hij verzocht om het inkomen van zijn ouders buiten beschouwing te laten bij de vaststelling van de hoogte van de aanvullende beurs (loskoppeling). Hij heeft daarbij aangegeven een ernstig structureel conflict met zijn ouders te hebben. Ter onderbouwing van zijn verzoek heeft hij een eigen (aanvullende) verklaring en twee verklaringen van een studentendecaan aan de [universiteit] , [studentdecaan] , overgelegd.
3. Bij het primaire besluit van 29 maart 2023 heeft de minister aangegeven dat aan eiser de maximale aanvullende beurs wordt toegekend. Het verzoek om met het inkomen van de ouders van eiser geen rekening te houden wordt afgewezen, omdat er geen sprake zou zijn van enig financieel belang. Bij bestreden besluit heeft de minister dit besluit gehandhaafd waarbij belang is gehecht aan de omstandigheid dat eiser maximale aanvullende beurs ontvangt. De minister heeft in bezwaar de afwijzing wel inhoudelijk beoordeeld. Dit heeft niet geleid tot een gegrond bezwaar. De minister stelt zich op het standpunt dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor loskoppeling. De aanvullende beurs wordt alleen berekend zonder rekening te houden met het inkomen van eisers ouders, als zij weigeren de ouderlijke bijdrage te betalen én als sprake is van een ernstig en structureel conflict tussen eiser en zijn ouders. Eiser voldoet volgens de minister niet aan de tweede voorwaarde.
Is het bestreden besluit op zorgvuldige wijze tot stand gekomen?
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat het besluit niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Eiser heeft in bezwaar aangegeven dat hij ondanks het ontvangen van de maximale beurs een financieel belang heeft bij het niet in aanmerking nemen van het inkomen van zijn ouders. De minister is hier in het bestreden besluit niet op ingegaan. Ook heeft de minister bij brief van 7 juni 2023 om nadere informatie verzocht, terwijl hij deze informatie al had verstrekt.
5. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat het besluit op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen. De minister heeft weliswaar waarde gehecht aan de omstandigheid dat eiser de maximale beurs ontvangt, maar heeft ook aanleiding gezien om eisers verzoek inhoudelijk te beoordelen. In dat opzicht is het besluit niet onzorgvuldig genomen. De door de minister in bezwaar opgevraagde informatie hield onder meer een nadere toelichting in van wat eiser bij zijn aanvraag aan informatie had verstrekt. De rechtbank volgt eiser dus ook niet dat de minister reeds eerder verstrekte informatie in bezwaar weer opnieuw heeft opgevraagd, waaruit zou blijken dat de aanvraag niet serieus is beoordeeld.
6. Eiser krijgt wel gelijk in het standpunt dat de minister ten onrechte waarde heeft gehecht aan het ontvangen van de maximale beurs op grond waarvan de conclusie is getrokken dat hij geen financieel belang zou hebben. In beroep heeft de minister het bestaan van financieel belang niet langer betwist. Eiser heeft terecht bezwaar gemaakt. De minister had om die reden het bezwaar gegrond moeten verklaren. Het bestreden besluit is op dit punt niet juist en dient te worden vernietigd.
7. Omdat het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking komt dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of de rechtsgevolgen van het besluit in stand kunnen worden gelaten.
8. Eiser heeft aangevoerd dat de minister in strijd heeft gehandeld met het bepaalde in artikel 7 van het Besluit Studiefinanciering 2000 (Bsf 2000). Hij voldoet aan de voorwaarden voor toekenning van de aanvraag om het inkomen van zijn ouders bij de vaststelling van het de hoogte van zijn aanvullende beurs buiten beschouwing te laten Er is volgens eiser sprake van een ernstig en structureel conflict dat zijn grondslag vindt in het verschil in geloofsovertuiging, levensstijl, cultuur en daarmee in verband staande normen en waarden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
9. Ter beoordeling ligt voor of sprake is van een situatie als bedoeld in de artikelen 3.14 van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) en 6, eerste lid, aanhef en onder a, en 7 van Bsf 2000.
10. Voorop staat dat de Wsf 2000 met het bepaalde in de artikelen 3.8 tot en met 3.13 als uitgangspunt heeft dat de aanspraak op een aanvullende beurs afhankelijk is van een, op basis van het ouderlijk inkomen berekende, veronderstelde ouderlijke bijdrage. Met de loskoppelingsgronden van artikel 6, eerste lid, van het Besluit wordt afgeweken van dit wettelijk uitgangspunt van ouderafhankelijkheid en ouderverantwoordelijkheid voor de aanspraken op een aanvullende beurs. Het gaat om een uitzonderingsbepaling op een fundamenteel wettelijk uitgangspunt die om die reden restrictief moet worden uitgelegd.
11. In artikel 6, eerste lid, aanhef en onder a van het Bsf 2000 is bepaald dat aanspraak op aanvullende beurs bestaat in het geval sprake is van een ernstig en structureel conflict tussen de ouder(s) en studerende. Van een ernstig en structureel conflict is volgens artikel 7 van Bsf 2000 sprake als de ouder om ernstige redenen structureel weigert de veronderstelde ouderlijke bijdrage te verstrekken. Dat de ouders van eiser weigeren een ouderlijke bijdrage te betalen is geen onderwerp van geschil. In geschil is of hieraan ernstige redenen ten grondslag liggen in de vorm van een ernstig en structureel conflict.
12. Uit de Nota van Toelichting bij Bsf 2000 volgt dat de ernst van het conflict mede bepalend is. [1] Volgens deze Nota valt bij een ernstig en structureel conflict in de zin van de artikelen 6, eerste lid, aanhef en onder a, en 7 van het Bsf 2000, te denken aan een zodanig fundamenteel en structureel verstoorde relatie dat loskoppeling de enige weg is. Als voorbeelden daarvan worden gevallen genoemd waarbij ernstig lichamelijk of ernstig geestelijk geweld een rol heeft gespeeld dan wel gevallen van diepgaande, met ernstige conflicten gepaard gaande, verschillen van inzicht over met name levensovertuiging, cultuur of geloof.
13. Uit de overgelegde verklaringen die ten grondslag liggen aan eisers verzoek om loskoppeling kan de rechtbank opmaken dat tussen eiser en zijn ouders sprake is van een structureel conflict dat verband houdt met levensovertuiging, cultuur en geloof. Ook kan uit de verklaringen worden opgemaakt dat bij dit conflict de emoties aan beide kanten hoog oplopen en dat eiser hiervan een (zware) psychische druk ervaart. Er bestaat een verschil van inzicht op diverse terreinen van het leven die eiser en zijn ouders niet kunnen en/of willen overbruggen. Eiser is van mening dat zijn ouders hem de vrijheid niet geven waar hij om vraagt en uit de verklaringen blijkt ook heel duidelijk dat hij zijn ouders geen middelen wil geven om invloed uit te oefenen op zijn leven. Dit is ook de reden dat hij niet wil dat de minister voor een ouderlijke bijdrage bij hen aanklopt. Dit laatste mag echter geen reden zijn om ouders niet verantwoordelijk te houden voor het betalen van de eigen bijdrage.
14. De rechtbank volgt de minister dat eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het conflict zo ernstig is dat loskoppeling aan de orde is. Evenals de minister acht de rechtbank daarbij ook van belang dat uit de verklaringen blijkt dat de relatie is gestabiliseerd en dat er sporadisch contact is. Er is een contact met moeder op het moment dat eiser zijn broertje en zusje bezoekt. De vader van eiser is daarbij niet aanwezig. Dat uit de aanvullende verklaring blijkt dat de relatie weliswaar is gestabiliseerd, maar op een absoluut dieptepunt, brengt de rechtbank - zonder aantoonbare andere bijkomende omstandigheden [2] - niet tot een ander oordeel. In de eerste verklaring wordt de relatie namelijk ook beschreven als zeer beschaafd. Niet gezegd kan worden dat in dat geval sprake is van zodanig ernstig verstoorde relatie dat loskoppeling de enige weg is. De beroepsgronden slagen niet.
15. Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de rechtbank geen aanleiding omdat niet is gebleken van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

Conclusie en gevolgen

16. Het beroep is gegrond omdat het bezwaar in het bestreden besluit ongegrond is verklaard terwijl de motivering van het primaire besluit niet juist was. Eiser had dus gelijk moeten krijgen en de minister had het bezwaar gegrond moeten verklaren. Om die reden heeft de rechtbank het besluit vernietigd. Omdat de minister het bezwaar van eiser wel inhoudelijk heeft beoordeelt en de rechtbank deze inhoudelijke beoordeling juist vindt, ziet de rechtbank aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. Dat betekent dat de afwijzing van de aanvraag van eiseres feitelijk in stand blijft.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van
mr.M. Ait-Imchi, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Zie bijvoorbeeld: ECLI:NL:CRVB:2023:1020.