In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiser tegen de hoogte van de WOZ-waarde van zijn woning aan de [adres 1] in [woonplaats]. De heffingsambtenaar had in een beschikking van 31 maart 2022 de WOZ-waarde vastgesteld op € 1.012.000,- per 1 januari 2021. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld. Tijdens de digitale zitting op 18 maart 2024 zijn de gemachtigden van beide partijen en een taxateur aanwezig geweest. De rechtbank heeft de argumenten van eiser en de heffingsambtenaar gewogen en geconcludeerd dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. Eiser heeft ook verzocht om immateriële schadevergoeding wegens een te lange procedure, maar de rechtbank oordeelt dat de redelijke termijn niet is overschreden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af.