Beoordeling door de rechtbank
5. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep van eiseres ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. De te bouwen nieuwbouwwoning is onderdeel van een zelfbouwproject. In haar beroepsschrift heeft eiseres allereerst een uiteenzetting gegeven van haar visie over de voorgeschiedenis van de ontwikkeling van het [deelgebied] en de schade die zij en haar man als gevolg van deze ontwikkeling hebben geleden. Vervolgens heeft zij in haar beroepsschrift vragen gesteld via Artificial Intellegence (AI).
7. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep kennelijk ongegrond is vanwege het ontbreken van gronden die zien op het toetsingskader van de omgevingsvergunning.
8. De rechtbank ziet dit anders. Hoewel de redenen waarom eiseres het niet eens is met het bestreden besluit lastiger te begrijpen zijn omdat deze in vragende vorm aan AI zijn gesteld, kunnen deze hieruit wel worden afgeleid en dus als beroepsgronden worden aangemerkt. Of deze gronden zien op het toetsingskader dat voor ligt, is een beoordeling die de rechtbank vervolgens moet maken.
9. De rechtbank heeft allereerst een beoordeling gemaakt van wat volgens haar als beroepsgronden kunnen worden aangemerkt. In de vragen aan AI die worden gesteld over kavel 1 ziet de rechtbank drie redenen waarom eiseres het niet eens is met de vergunning. Eiseres vreest voor overlast, welke vrees zij met name baseert op de ervaren eerdere overlast van zelfbouwers op andere kavels. Daarnaast worden vraagtekens geplaatst bij de financiële haalbaarheid van de vergunning. Ook vindt eiseres dat vergunninghouders zijn bevoordeeld ten opzichte van andere burgers.
10. De rechtbank zal voordat zij ingaat op deze redenen die zij als beroepsgronden heeft aangemerkt het toetsingskader voor de omgevingsvergunning, de activiteit ‘‘bouwen’’, uiteen zetten.
11. Het college heeft de omgevingsvergunning verleend voor de activiteit bouwen. In dat geval is artikel 2.10, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) het toepasselijke toetsingskader. Bij dit toetsingskader moet het college de bouwactiviteit toetsen aan het Bouwbesluit, de bouwverordening, het bestemmingsplan en de redelijke eisen van welstand. Deze vier toetsingsgronden zijn limitatief en imperatief van aard. Dit betekent dat het college de omgevingsvergunning móet weigeren als het bouwplan in strijd is met één of meer van deze toetsingsgronden en dat het college de omgevingsvergunning móet verlenen als er géén strijd is met deze toetsingsgronden. Als het college een vergunning moet verlenen, dan mag het college geen ruimer toetsingskader hanteren en kan het college dus niet toekomen aan een belangenafweging, waaronder de belangen van eiseres. Ook voor de rechtbank is er geen ruimte om een belangenafweging te maken. Daar komt nog bij dat er reeds eerder een omgevingsvergunning is verleend die inmiddels onherroepelijk is, omdat eiseres daartegen geen rechtsmiddelen heeft ingesteld. Dat betekent dat eiseres slechts tegen de wijzigingen ten opzichte van de eerder verleende vergunning kan opkomen en het toetsingskader van de rechtbank nog beperkter is.
12. De rechtbank begrijpt dat eiseres hinder ervaart vanwege (geluids)overlast van zelfbouwprojecten en toekomstige hinder vreest. De rechtbank moet echter wel uitgaan van het geldende wettelijke toetsingskader voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor ‘‘bouwen’’. Wat eiseres aanvoert, sluit niet aan bij dat wettelijk toetsingskader. Uit wat eiseres aanvoert, volgt niet dat de omgevingsvergunning in strijd is met één van de genoemde toetsingsgronden. Zoals gezegd, móet het college de gevraagde vergunning verlenen als die niet in strijd is met een van de genoemde toetsingsgronden. Het is het college dan niet toegestaan om de belangen van eiseres nog mee te wegen. De gedachte van de wetgever is hierbij geweest dat die belangafweging al heeft plaatsgevonden bij de vaststelling van het bestemmingsplan en de keuzes die daarbij zijn gemaakt voor de toegestane bebouwing. Dat eiseres overlast zal ervaren van de bouwactiviteiten is weliswaar vervelend, maar voor het verlenen van de omgevingsvergunning is dit niet van belang. De manier waarop een bouwplan feitelijk wordt uitgevoerd, speelt namelijk geen rol bij het verlenen van een omgevingsvergunning.Op de zitting hebben vergunninghouders overigens aangegeven dat zij - voor zover dat mogelijk is - de overlast zoveel mogelijk zullen beperken. Zij hebben erop gewezen dat de casco-bouwactiviteiten doordeweeks overdag zullen plaatsvinden en niet in de avond en het weekend. Als de afbouw van de woning plaatsvindt, zal dit zoveel mogelijk inpandig plaatsvinden en indien noodzakelijk achter de woning. Ook zal er tijdens de bouwactiviteiten geen radio worden gebruikt.
13. Wat eiseres aanvoert over de financiële haalbaarheid van het zelfbouwproject sluit ook niet aan bij het toetsingskader. Eiseres heeft er daarbij ook op gewezen dat het onroerend goed aan de [adres] niet in eigendom was van vergunninghouders. Deze omstandigheden raken niet aan het wettelijk toetsingskader, waaraan de rechtbank is gebonden. Voor zover eiseres met deze grond een beroep heeft willen doen op de aanwezigheid van een evidente privaatrechtelijke belemmering, geldt dat dit eveneens geen grond is om de (wijziging) van de omgevingsvergunning te weigeren. Het college heeft in dit geval bij zijn besluit om de omgevingsvergunning te verlenen geen ruimte voor een belangenafweging, waarbij financiële haalbaarheid of een privaatrechtelijke belemmering eventueel een rol zou kunnen spelen.
14. Eiseres heeft in meerdere stukken naar voren gebracht dat vergunninghouders ten opzichte van andere burgers bevoordeeld zouden zijn. Voor zover eiseres met deze grond een beroep heeft willen doen op handelen van het college in strijd met algemene beginselen van behoorlijk bestuur, oordeelt de rechtbank dat dit onvoldoende concreet is waar deze strijdigheid in zou zijn gelegen.
15. Omdat wat eiseres in beroep aanvoert niet aansluit bij het wettelijk toetsingskader, kan haar betoog niet slagen. De redenen die eiseres aanvoert zijn namelijk geen onderdeel van de toetsingsgronden bij de beoordeling van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen.