ECLI:NL:RBMNE:2024:4070

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 juli 2024
Publicatiedatum
5 juli 2024
Zaaknummer
UTR 24/3726
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar inzake Wia-uitkering

Op 4 juli 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. W. Kort, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 2 augustus 2023, waarbij haar aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wia) was afgewezen. Eiseres diende op 15 augustus 2023 haar bezwaar in, maar verweerder heeft niet tijdig beslist. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat verweerder niet binnen de wettelijk vastgestelde termijn van zeventien weken heeft beslist. De rechtbank legt uit dat als een bestuursorgaan niet op tijd beslist, de betrokkene een ingebrekestelling moet sturen, wat eiseres ook heeft gedaan.

De rechtbank stelt vast dat de dwangsom, die verweerder verschuldigd is wegens het niet tijdig nemen van een besluit, € 1.442,- bedraagt. Daarnaast bepaalt de rechtbank dat verweerder binnen vier weken na de uitspraak een nieuw besluit moet nemen. Voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, moet verweerder een dwangsom van € 100,- betalen, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moet worden betaald, en het griffierecht dat eiseres heeft betaald moet ook door verweerder worden vergoed. De rechtbank vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en verklaart het beroep gegrond.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/3726

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 juli 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. W. Kort)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar bezwaar.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eiseres heeft op 15 augustus 2023 bezwaar gemaakt tegen een besluit van 2 augustus 2023. Met dit besluit is de aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wia) afgewezen. Indien bezwaar wordt gemaakt tegen een beschikking waaraan een verzekeringsgeneeskundige of arbeidskundige beoordeling ten grondslag ligt, beslist verweerder, in afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Awb, binnen zeventien weken (artikel 112, eerste lid, van de Wia). De laatste dag van de beslistermijn was 11 januari 2024.
4. Het beroep is kennelijk gegrond.
5. In artikel 4:17 van de Awb staat dat als een bestuursorgaan niet op tijd een besluit neemt, het bestuursorgaan een dwangsom moet betalen voor elke dag dat het in gebreke is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden (artikel 4:18, lid 1, Awb).
6. Verweerder heeft de hoogte van de dwangsom niet vastgesteld. De rechtbank doet dit nu alsnog (artikel 8:55c Awb). De dwangsom is in dit geval verschuldigd vanaf 15 maart 2024 tot 26 april 2024 en bedraagt € 1.442,-.
7. Omdat verweerder nog geen nieuw besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder geeft aan dat hij tot op heden niet in staat is om een beslissing af te geven, omdat een tekort aan artsen leidt tot een flinke vertraging in de afhandeling van bezwaren. De rechtbank ziet hierin aanleiding om, gezien deze omstandigheid, de beslistermijn vast te stellen op vier weken. Dit betekent dat verweerder binnen vier weken na het verzenden van deze uitspraak een beslissing moet nemen.
8. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
9. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb). Dat betekent ook dat eiseres een vergoeding krijgt voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. De vergoeding wordt, met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht en onder verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank van 4 september 2023 [1] , als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875,-), bij een wegingsfactor 0,25. Toegekend wordt € 218,75.
10. Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het griffierecht aan eiseres betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
- stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
- draagt verweerder op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht dat eiseres heeft betaald moet betalen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 218,75 aan proceskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen rechter, in aanwezigheid van mr. A.W. van Eerden, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2024.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.