In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 20 juni 2024, wordt het verzoek van verzoekster om een proceskostenveroordeling tegen de Belastingdienst/Toeslagen beoordeeld. Verzoekster had eerder beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar bezwaar van 6 april 2022, dat gericht was tegen een besluit van 28 februari 2022. Dit beroep werd ingetrokken omdat de Belastingdienst/Toeslagen het eerdere besluit had vervangen door een nieuw besluit op 3 mei 2024. De rechtbank heeft de Belastingdienst/Toeslagen in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. De Belastingdienst/Toeslagen heeft erkend dat verzoekster terecht beroep had ingesteld en dat zij recht heeft op vergoeding van haar proceskosten en het griffierecht.
De rechtbank heeft zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank oordeelt dat de Belastingdienst/Toeslagen met het nieuwe besluit tegemoet is gekomen aan verzoekster, waardoor haar beroep feitelijk succesvol was, ook al was het beroep formeel ingetrokken. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe en bepaalt dat de Belastingdienst/Toeslagen € 218,75 aan proceskosten aan verzoekster moet vergoeden, evenals het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,-. De rechtbank legt uit dat een bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten als het geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. De uitspraak is gedaan door rechter M. Eversteijn en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.