In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 26 juni 2024, wordt het verzoek van verzoekster om een proceskostenveroordeling tegen de Belastingdienst/Toeslagen beoordeeld. Verzoekster had eerder een beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaar van 4 januari 2022, gericht tegen een besluit van 1 december 2021. Dit beroep werd ingetrokken nadat de Belastingdienst/Toeslagen op 15 december 2023 op het bezwaar had beslist. De rechtbank heeft de Belastingdienst/Toeslagen in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. De Belastingdienst/Toeslagen heeft erkend dat verzoekster terecht beroep heeft ingesteld en dat zij recht heeft op vergoeding van haar proceskosten en het griffierecht.
De rechtbank heeft zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank oordeelt dat de Belastingdienst/Toeslagen aan verzoekster tegemoet is gekomen met het besluit van 15 december 2023. Hierdoor is het verzoek om proceskostenveroordeling kennelijk gegrond. De rechtbank kent verzoekster een vergoeding van € 218,75 toe voor de proceskosten, berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Daarnaast is de Belastingdienst/Toeslagen verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden.
De rechtbank legt uit dat een bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten als het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier, en is openbaar uitgesproken op 26 juni 2024. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.