ECLI:NL:RBMNE:2024:4535

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 juli 2024
Publicatiedatum
25 juli 2024
Zaaknummer
UTR 22/4177
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een WIA-uitkering en verzoek om herziening op basis van nieuwe feiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 12 juli 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. S.N. Ali, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door R.M.H. Rokebrand. Eiser heeft beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om terug te komen op een eerder besluit van het Uwv van 2 maart 2010, waarin hem een WIA-uitkering werd geweigerd. Eiser heeft zich in 2007 ziek gemeld en na een wachttijd van 104 weken een uitkering aangevraagd. Het Uwv heeft in eerdere besluiten vastgesteld dat eiser geschikt is voor zijn eigen werk en geen recht heeft op een WIA-uitkering. Eiser heeft meerdere keren geprobeerd om zijn uitkering te herzien, maar het Uwv heeft telkens geoordeeld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een herbeoordeling rechtvaardigen.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op zittingen in oktober 2023 en mei 2024, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren. Eiser heeft aanvullende medische informatie ingediend, maar de rechtbank oordeelt dat het Uwv zorgvuldig heeft gehandeld en dat er geen nieuwe feiten zijn die een herziening van het eerdere besluit rechtvaardigen. De rechtbank concludeert dat het Uwv terecht heeft geweigerd om een WIA-uitkering toe te kennen en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen gelijk en er is geen aanleiding voor vergoeding van proceskosten of griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Lelystad
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4177

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juli 2024 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. S.N. Ali),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,(het Uwv), verweerder

(gemachtigde: R.M.H. Rokebrand).

Inleiding

1. In deze zaak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing om terug te komen op het eerdere besluit van het Uwv van 2 maart 2010, waarin hem een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet Wia) is geweigerd.
Voorgeschiedenis en besluitvorming
1.1
Eiser heeft gewerkt als medewerker civiel voor gemiddeld 38,64 uur per week. Hij heeft zich op 5 november 2007 ziek gemeld vanwege psychische klachten. Na het doorlopen van de wachttijd van 104 weken heeft hij bij het Uwv een uitkering aangevraagd op grond van de Wet WIA. Met het besluit van 2 maart 2010 heeft het Uwv beslist dat eiser geen WIA-uitkering krijgt, omdat hij geschikt is voor zijn eigen werk als civiel medewerker via een uitzendbureau.
1.2
In 2008 en 2011 heeft eiser een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) aangevraagd. Deze aanvragen zijn afgewezen, omdat hij heeft bewezen te kunnen werken met zijn beperkingen die het gevolg zijn van zijn aandoeningen. In 2015 heeft eiser opnieuw een Wajong-uitkering aangevraagd. Met het besluit van 11 juni 2015 heeft het Uwv beslist dat het Uwv niet terugkomt op de eerdere beslissing uit 2011, omdat de ingebrachte informatie geen nieuwe medische informatie betreft die een ander licht werpt op de vastgestelde beperkingen op het 18e levensjaar van eiser.
1.3
Op 29 maart 2021 heeft eiser een WIA- herbeoordeling aangevraagd vanwege nieuwe feiten en omstandigheden. Op 4 november 2021 heeft eiser een digitale aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend met als eerste ziektedag 29 maart 2021. Met het besluit van 22 november 2021 (het primaire besluit) heeft het Uwv beslist dat er geen reden is om nogmaals het recht op een WIA-uitkering te beoordelen, omdat er geen sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden. Het Uwv blijft daarom bij het eerdere besluit van 2 maart 2010 waarin is bepaald dat eiser geen recht heeft op een WIA-uitkering heeft. Eiser heeft bezwaar ingediend tegen het primaire besluit. Met het besluit van 12 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.4
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Eiser heeft hierop gereageerd met aanvullende gronden en medische stukken, waaronder een contra expertise rapport. Het Uwv heeft gereageerd met rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en arbeidsdeskundige bezwaar en beroep.
1.5
De zaak is behandeld op de zitting van 11 oktober 2023. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting heeft het Uwv het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 10 oktober 2023 overgelegd. De behandeling van de zitting is aangehouden. Op 23 oktober 2023 heeft het Uwv een aanvullend rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ingediend. Eiser heeft op 12 en 14 januari 2024 gereageerd op deze rapporten met aanvullende gronden en medische informatie. Eiser heeft vervolgens op 17 mei 2024 aanvullende medische informatie ingediend.
1.6
De zaak is voor de tweede keer behandeld op de zitting van 23 mei 2024. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1.7
Tijdens de zitting heeft eiser naar voren gebracht dat hij in maart of april 2024 schriftelijk had gereageerd op de functionelemogelijkhedenlijst (FML). Omdat bleek dat dit stuk niet in het procesdossier van de rechtbank zat, heeft de rechtbank eiser de gelegenheid gegeven om binnen een week na de zitting dit stuk van maart of april 2024 nogmaals toe te zenden. De rechtbank heeft op 23 mei 2024 een brief van eiser ontvangen, waarin hij laat weten dat hij zich heeft vergist en geen reactie in maart of april 2024 heeft ingediend. Eiser heeft verzocht om wel aan hem het ‘verweerschrift terzake de FML’ toe te zenden en hem gelegenheid te geven om hierop te reageren. De rechtbank heeft eiser met de brief van 29 mei 2024 laten weten dat de rechtbank met de brief van 20 december 2022 het verweerschrift aan hem heeft toegezonden. Voor zover eiser het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 2 augustus 2023 bedoelt, heeft de rechtbank dit rapport aan eiser verzonden met de brief van 9 augustus 2023. Beide stukken zijn dus ruim voorafgaand aan de eerste zitting op 11 oktober 2023 aan eiser toegezonden. Eiser heeft tijdens deze zitting niet laten weten processtukken te missen. Daarom ziet de rechtbank geen aanleiding om eiser nog een nadere reactietermijn te geven.
1.8
Nadat partijen daartoe in de gelegenheid zijn gesteld, hebben zij niet verzocht om een nadere zitting. De rechtbank heeft daarna op 1 juli 2024 het onderzoek gesloten.

De beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Het Uwv heeft de aanvraag van eiser opgevat als een verzoek om terug te komen op de beslissing van 2 maart 2010. Met deze beslissing heeft het Uwv eerder beslist dat eiser geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Daarnaast heeft het Uwv de aanvraag van eiser, naar aanleiding van het beroep, opgevat als een verzoek om herziening voor de toekomst. Volgens het Uwv heeft eiser geen nieuwe feiten of omstandigheden aan het Uwv doorgegeven, hierdoor is er geen reden om nogmaals zijn recht op een WIA-uitkering te beoordelen. Verder is niet gebleken dat de beslissing van 2 maart 2010 onjuist was, zodat er ook geen reden is om aan eiser voor de toekomst een WIA-uitkering toe te kennen.
2.1
Eiser is het hier niet mee eens. Volgens hem is er wel sprake van nieuwe feiten en omstandigheden. Bovendien vindt hij dat hij in 2010 ten onrechte niet in aanmerking is gebracht voor een WIA-uitkering.
2.2
Volgens het Uwv heeft eiser geen nieuwe feiten of omstandigheden aan het Uwv doorgegeven, zodat er geen reden is om nogmaals zijn recht op een WIA-uitkering te beoordelen. Daarnaast heeft het Uwv de aanvraag van eiser, naar aanleiding van het beroep, opgevat als een verzoek om herziening voor de toekomst. Ter beoordeling van dit laatste aspect hebben de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep gedurende dit beroep rapporten opgesteld. Daaruit volgt dat eiser, ondanks een toevoeging van een beperking aan de FML, met de beslissing van 2 maart 2010 terecht minder dan 35% arbeidsongeschikt is geacht.
Beoordelingskader
Terugkomen op een eerder besluit (artikel 4:6 Awb)
3.1
Als eiser wil dat het Uwv terugkomt op een eerder besluit, ligt het op de weg van eiser om gemotiveerd aan te geven dat sprake is van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden. Het Uwv moet vervolgens beoordelen of sprake is van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden die aanleiding geven om terug te komen op dat eerdere besluit. [1] De rechtbank zal dan aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden toetsen of het Uwv zich terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn. Als hiervan sprake is, zal de rechtbank aan de hand van de beroepsgronden nog beoordelen of het bestreden besluit evident onredelijk is. [2]
3.2
Onder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden wordt verstaan: feiten of omstandigheden die na het eerdere besluit zijn voorgevallen feiten of omstandigheden die weliswaar voor het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet voor dat besluit konden worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of veranderde omstandigheden, als deze bewijsstukken niet eerder konden worden overgelegd. Feiten of omstandigheden waarvan zonder meer duidelijk is dat ze geen rol kunnen spelen bij het besluit, worden niet als nieuwe feiten of veranderde omstandigheden beschouwd. [3]
Herziening voor de toekomst (duuraanspraak)
3.3
Met betrekking tot een herziening voor de toekomst geldt dat de aanvrager feiten of omstandigheden moet vermelden die aanleiding (kunnen) geven tot een ander, voor de aanvrager gunstiger, besluit dan het besluit waarvan herziening wordt gevraagd. Uitsluitend indien de aanvrager zijn aanvraag deugdelijk en toereikend heeft onderbouwd, moet door het Uwv worden onderzocht of en in hoeverre het oorspronkelijke besluit onjuist was. Als de onjuistheid van het besluit door het Uwv wordt vastgesteld, moet het Uwv een belangenafweging te maken.
De beoordelingsdatum
4.
De rechtbank benadrukt dat bij deze beoordeling van belang is dat het gaat om de medische situatie van eiser op de zogenaamde datum in geding, dat is de beoordelingsdatum. In deze zaak is die datum 23 november 2009. Bij de genoemde beoordelingen geldt dat de omstandigheid dat door tijdsverloop de medische situatie en de arbeidskundige situatie op de relevante beoordelingsdatum niet meer (verantwoord) zijn vast te stellen, daarbij in de regel voor risico van de aanvrager kan worden gelaten.
Beoordeling van de beroepsgronden van eiser
De zorgvuldigheid van het onderzoek
5. Volgens eiser heeft het Uwv nagelaten om actuele medische informatie in te winnen bij de behandelaars van eiser. Gelet op de complexe medische situatie van eiser, had het Uwv dit wel moeten doen. Er is daarom sprake van een onzorgvuldig medisch onderzoek.
5.1
De rechtbank stelt voorop, onder verwijzing naar punt 3.1, dat het op de weg van eiser ligt om aan te tonen dat er sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden. Bovendien gaat het om de medische situatie van eiser op de beoordelingsdatum, 23 november 2009. De rechtbank stelt vast dat uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 22 juli 2022 volgt dat er veel medische informatie aanwezig is in het dossier en dat deze door de verzekeringsarts is betrokken bij de beoordeling. De rechtbank oordeelt dat geen sprake is van een onzorgvuldig onderzoek. De beroepsgrond van eiser slaagt daarom niet.
De medische beoordeling in het kader van het terugkomen op een eerder besluit (4:6 Awb)
6. Volgens eiser heeft het Uwv onvoldoende rekening gehouden met zijn klachten en beperkingen. Hij voert aan dat geen rekening is gehouden met zijn medicatiegebruik, welke zijn gedrag beïnvloedt. Ook wordt eisers psychologische problematiek niet voldoende meegewogen bij de vaststelling van zijn belastbaarheid. Verder is hij afhankelijk van intensieve persoonlijke begeleiding. De ernst van zijn beperkingen is in het verleden onderschat. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn standpunt medische informatie overgelegd.
6.1
Volgens het Uwv heeft eiser verschillende stukken ingebracht die geen betrekking hebben op de beoordelingsdatum, maar op een periode daarna. Het feit dat er in de periode na de beoordelingsdatum nieuwe problematiek is bijgekomen en nieuwe diagnostiek heeft plaatsgevonden, levert geen nieuwe feiten en/of omstandigheden op. Het Uwv verwijst naar het rapport van 6 juli 2022 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgt uit deze medische informatie dat sprake is van angstklachten bij eiser. De angstklachten worden in het verzekeringsgeneeskundig onderzoek van verzekeringsarts [A] van 26 juni 2008 beschreven. Deze klachten waren in 2008 en 2009 al bij het Uwv bekend en zijn toen bij de beoordeling betrokken. Uit de medische informatie volgt dat vóór de afwijzing van de WIA-uitkering in 2010 ook al bekend was dat eiser allergisch was voor huisstofmijt en dat hij was aangewezen op intensieve persoonlijke begeleiding. Volgens het Uwv had eiser deze punten daarom al eerder kunnen aanvoeren. Er is geen sprake van een nieuwe aandoening die pas na de beoordelingsdatum is opgemerkt of gediagnosticeerd en die al op de beoordelingsdatum aan de orde was. Er is dus geen sprake van nieuwe feiten of omstandigheden.
6.2
De rechtbank kan de conclusies en bevindingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep zoals deze zijn weergegeven in het rapport van 6 juli 2022 volgen. De rechtbank benadrukt dat het gaat om de beoordelingsdatum 23 november 2009. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de medische informatie die eiser heeft ingediend en betrekking heeft op de beoordelingsdatum bestudeerd en vergeleken met de medische informatie zoals deze bekend was in 2009 bij de WIA-beoordeling. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dat de angstklachten toen zijn benoemd en zijn meegewogen. Uit de brief van de huisarts van 21 april 2010 blijkt dat er toen al sprake was van een sociale fobie en rhinitis op basis van huisstofmijt. Deze aandoening was dus al aanwezig en had bij de WIA-beoordeling of in de bezwaarfase destijds kunnen worden aangevoerd. Dit geldt ook voor de intensieve persoonlijke begeleiding die eiser ontvangt. Eiser had dit eerder kunnen aanvoeren. De rechtbank oordeelt dan ook dat het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of omstandigheden zijn. Het Uwv mocht daarom het verzoek van eiser afwijzen met verwijzing naar het eerdere besluit. Voor het oordeel dat de weigering om terug te komen van de eerdere besluitvorming evident onredelijk is, ziet de rechtbank geen aanleiding. De beroepsgrond van eiser slaagt niet.
De medische beoordeling in het kader van de duuraanspraak
7. Volgens eiser was hij ten tijde van de beoordeling van zijn WIA-aanvraag in 2009 allergisch voor huisstofmijt en aangewezen op intensieve persoonlijke begeleiding. Dit volgt uit de door hem overgelegde medische informatie. Het Uwv heeft deze twee aspecten ten onrechte niet meegewogen tijdens de beoordeling in 2009. Volgens eiser moeten er daarom alsnog aanvullende beperkingen worden aangenomen.
7.1
Het Uwv verwijst naar het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 3 oktober 2023. Hieruit volgt dat in verband met de huisstofallergie een extra beperking aan de orde is. De verzekeringsarts motiveert waarom het niet nodig is om aanvullende beperkingen op te nemen vanwege de intensieve persoonlijke begeleiding waarop eiser is aangewezen. Uit het dossier volgt namelijk dat eiser tweemaal is gezien voor een Wajong-beoordeling (in 2008 en 2011). Het recht op een Wajong-uitkering is destijds afgewezen omdat eiser een arbeidsverleden had. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is er in dat kader geen aanleiding om te veronderstellen dat eiser in 2009 of al eerder slechts kon werken onder een intensieve persoonlijke begeleiding.
7.2
De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport 3 van oktober 2023 begrijpelijk en concreet motiveert waarom hij de FML heeft aangepast en een aanvullende beperking heeft aangenomen op beoordelingspunt 3.6 (stofbelasting). Ook motiveert hij waarom hij het niet nodig vindt om aanvullende beperkingen op te nemen vanwege de intensieve persoonlijke begeleiding waarop eiser is aangewezen. Het rapport bevat geen tegenstrijdigheden en is voldoende begrijpelijk gemotiveerd is. De rechtbank kan het medisch oordeel volgen. Het door eiser overgelegde verzekeringsgeneeskundig expertiserapport is voor de rechtbank geen reden om aan de juistheid van de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep te twijfelen. Evenmin geven de overige door eiser overgelegde medische stukken daar aanleiding toe. Deze beroepsgrond slaagt niet.
7.3
Gelet hierop ziet de rechtbank ook geen aanleiding om een deskundige in te schakelen.
De arbeidskundige beoordeling
8. Volgens eiser is de functie huishoudelijk medewerker niet passend, vanwege de huisstofmijtallergie. Ten aanzien van de functie medewerker groen en terreinverzorging is het functieniveau te hoog, omdat de vereiste opleiding onvoldoende aansluit bij die van eiser.
8.1
Het Uwv verwijst naar de rapporten van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 4 en 10 oktober 2023. Volgens het Uwv blijven na aanpassing van de FML nog voldoende functies over waarmee eiser voor minder dan 35% arbeidsongeschikt blijft.
8.2
De rechtbank stelt vast dat uit het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 4 oktober 2023 volgt dat vanwege de toegevoegde beperking ten aanzien van werken in een stoffige omgeving twee van de eerder geduide functies vervallen. Het gaat om de functies: Productiemedewerker afmontage, Montage medewerker hout [4] en Schoonmaker algemeen [5] . Er blijven nog drie functies over die op de beoordelingsdatum onveranderd passend zijn. Dit zijn: Medewerker groen en terrein verzorging, Productiemedewerker voedingsmiddelen industrie en Inpakker (handmatig). De functie huishoudelijk medewerker behoort dus niet meer tot de geduide functies.
Uit het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 4 oktober 2023 volgt verder dat voor eiser bij persoonlijk en sociaal functioneren geen beperkingen zijn aangegeven die aanleiding zijn te veronderstellen dat het probleemoplossend vermogen op dit niveau beperkt is. Eiser wordt daarom in staat geacht de functie Medewerker groen en terreinverzorging op functieniveau 3 uit te voeren. In het rapport van 23 oktober 2023 heeft de arbeidsdeskundige voorts erop gewezen dat uit het arbeidskundig rapport van 26 februari 2010 volgt dat eiser de LOM school heeft gevolgd en afgerond met een diploma. Hierna heeft hij een opleiding gevolgd van 1997 tot 2000 en afgerond met een diploma. Daarna heeft eiser bij het ROC Flevoland van 2005 tot 2006 een opleiding gevolgd, welke is afgerond met een diploma. Gezien het feit dat alleen enkele jaren vervolgonderwijs geëist wordt zonder verdere opleidingseisen, voldoet eiser aan de gestelde opleidingseis voor de functies medewerker groen en terreinverzorging. De rechtbank kan deze motivering en conclusies volgen. De beroepsgrond slaagt daarom niet.

Conclusie en gevolgen

9. Het Uwv heeft terecht geweigerd aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt.
9.1
Omdat eiser geen gelijk krijgt, bestaat ook geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van mr. R. van Manen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 4:6 van de Awb
2.Zie de uitspraak van de CRvB van 27 december 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:5115.
3.Dit volgt onder andere uit de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 25 november 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2954 (https://pi.rechtspraak.minjus.nl/)
4.SBC-code 111180 (nummers 2531.0206.005 én 2571.0025.002)
5.Uit SBC-code 111334 Huishoudelijk medewerker gebouwen (nummer 9821.0007.001)