ECLI:NL:RBMNE:2024:4632

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 juli 2024
Publicatiedatum
26 juli 2024
Zaaknummer
UTR 24/2025
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 4 juli 2024, wordt het beroep van eiseres, een B.V. gevestigd in [vestigingsplaats], behandeld. Eiseres heeft op 18 maart 2024 beroep ingesteld omdat verweerder, het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, niet tijdig heeft beslist op haar verzoek om informatie op basis van de Wet open overheid (Woo). De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig is en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.

De rechtbank constateert dat eiseres haar aanvraag op 21 november 2023 heeft ingediend en dat verweerder binnen vier weken, dus uiterlijk op 19 december 2023, had moeten beslissen. Aangezien deze termijn is overschreden, heeft eiseres verweerder op 27 februari 2024 in gebreke gesteld. De rechtbank oordeelt dat verweerder alsnog binnen twee weken na deze uitspraak een beslissing moet nemen.

Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en bepaalt dat eiseres recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die op € 218,75 wordt vastgesteld. Tevens moet verweerder het griffierecht van € 371,- aan eiseres vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de griffier was verhinderd om deze te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/2025

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 juli 2024 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., te [vestigingsplaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. C.N. van der Sluis),
en

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, verweerder,

(gemachtigde: M.S. van Muiswinkel).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van 18 maart 2024 van eiseres omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid (Woo).

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eiseres heeft haar aanvraag ingediend op 21 november 2023. Verweerder moet binnen vier weken beslissen op de aanvraag. Dat staat in artikel 4.4, eerste lid, van de Woo. Verweerder had dus uiterlijk op 19 december 2023 moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat deze beslistermijn is overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eiseres verweerder op 27 februari 2024 in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken zijn verstreken.
4. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. De standaardtermijn waarbinnen verweerder alsnog op het verzoek moet beslissen bedraagt in beginsel twee weken na deze uitspraak (artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb). Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen (artikel 8:55d, derde lid, van de Awb).
5. Verweerder heeft in zijn verweerschrift van 4 april 2024 verzocht om een nadere termijn van zes weken vanaf de datum van het verweerschrift om een beslissing te nemen. Tot op heden heeft de rechtbank geen beslissing ontvangen. De rechtbank bepaalt daarom dat verweerder binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak een beslissing bekend moet maken.
6. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
7. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb).
8. Dat betekent ook dat eiseres een vergoeding krijgt voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht en onder verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank van 4 september 2023 [1] als volgt berekend. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,25). Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een wegingsfactor van 0,25 toegepast. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 218,75.
9. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht van € 371,- aan eiseres betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 218,75 aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan eiseres;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 371,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van C.A.A.W. van der Heijden, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
4 juli 2024.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.