ECLI:NL:RBMNE:2024:4813

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 augustus 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
UTR 23/6039
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure omtrent omgevingsvergunning en bestemmingsplan voor paardenkraamhotel

Op 1 augustus 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak over de aanvraag van een omgevingsvergunning door eiseres voor het afwijken van het bestemmingsplan voor een (nog te bouwen) gebouw bij haar paardenkraamhotel. Eiseres had op 13 september 2023 een omgevingsvergunning aangevraagd, maar het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen weigerde deze vergunning op 29 april 2024. Eiseres stelde dat er op 8 december 2023 een omgevingsvergunning van rechtswege was ontstaan, maar de rechtbank oordeelde dat het college terecht de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure had gevolgd en dat er geen omgevingsvergunning van rechtswege was ontstaan. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres niet tijdig niet ontvankelijk en het inhoudelijke beroep ongegrond.

De rechtbank overwoog dat de aanvraag van eiseres in strijd was met het bestemmingsplan, omdat het te bouwen gebouw niet binnen het bouwvlak viel en bovendien niet voldeed aan de definitie van een grondgebonden agrarisch bedrijf. De rechtbank concludeerde dat er geen binnenplanse afwijkingsmogelijkheden waren en dat de uitgebreide procedure van toepassing was. Eiseres had ook aangevoerd dat het college een verklaring van geen bedenkingen had moeten vragen aan de gemeenteraad, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet nodig was volgens de vastgestelde lijst van de gemeenteraad.

De uitspraak benadrukte dat de rechtbank de juiste procedure heeft gevolgd en dat de beslissing van het college om de vergunning te weigeren terecht was. Eiseres kreeg geen gelijk en de rechtbank wees erop dat zij geen griffierecht of proceskostenvergoeding zou ontvangen. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, met de mogelijkheid voor partijen om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/6039
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: J. van der Velden),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen

(gemachtigde: A. Krijgsman).

Zitting

De rechtbank heeft de beroepen van eiseres over het niet tijdig kenbaar maken van een van rechtswege verleende vergunning en over het besluit van 29 april 2024 (weigeringsbesluit) waarin de omgevingsvergunning alsnog werd geweigerd op 1 augustus 2024 op zitting behandeld. De gemachtigde van eiseres was samen met de partner van eiseres aanwezig. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en door [A] .
Na afloop van de behandeling van de zaak op de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan. Daarbij is gewezen op de mogelijkheid om daartegen in hoger beroep te gaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet tijdig niet ontvankelijk en het inhoudelijke beroep ongegrond.

Motivering van de beslissing

De zaak gaat over de op 13 september 2023 door eiseres aangevraagde omgevingsvergunning voor de activiteit ‘afwijken van het bestemmingsplan’ voor het gebruik van een (nog te bouwen) gebouw bij haar paardenkraamhotel met daarin onder andere een slaapplek voor een werknemer. Volgens eiseres is op 8 december 2023 een omgevingsvergunning van rechtswege ontstaan. Op 8 december 2023 heeft eiseres daarom een beroep niet tijdig ingediend tegen het niet tijdig kenbaar maken van de van rechtswege verleende vergunning. Volgens het college is de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure van toepassing en is er geen omgevingsvergunning van rechtswege ontstaan. Met het besluit van 29 april 2024 is de omgevingsvergunning geweigerd. Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit mede betrekking op dit alsnog genomen besluit.
Op 1 januari 2024 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat voor die datum de aanvraag om de omgevingsvergunning is ingediend, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. [1]
3. De rechtbank is van oordeel dat het college in deze zaak terecht de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure heeft toegepast en dat er geen omgevingsvergunning van rechtswege is ontstaan.
Wanneer regulier en wanneer uitgebreid?
4. In de Wabo is geregeld dat de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing is, als de aanvraag niet in strijd is met het bestemmingsplan of als een omgevingsvergunning voor strijdig gebruik verleend kan worden op grond van een binnenplanse afwijking of op grond van artikel 4 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor). In die gevallen moet het college binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag op de aanvraag beslissen. [2] Bij overschrijding van deze beslistermijn, is de gevraagde omgevingsvergunning van rechtswege gegeven. [3]
5. Als de omgevingsvergunning voor strijdig gebruik alleen verleend kan worden op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef, sub a, onder 3º, van de Wabo is de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4 van de Awb van toepassing. [4] Als de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure van toepassing is, geldt een beslistermijn van maximaal zes maanden. Overschrijding van die beslistermijn leidt niet tot een van rechtswege verleende omgevingsvergunning. [5]
6. De vraag die partijen verdeeld houdt is of het college de juiste procedure heeft toegepast bij de voorbereiding van het weigeringsbesluit. Uit de tekst en systematiek van de Wabo blijkt dat rechtstreeks uit de wet volgt welke procedure van toepassing is en dat het college geen bevoegdheid heeft daarvan af te wijken. Dit betekent in dit geval dat als het college ten onrechte de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure heeft toegepast, de eigenlijke reguliere beslistermijn is overschreden en dat de gevraagde omgevingsvergunning van rechtswege is gegeven. Het betekent ook dat het voor de beoordeling of van rechtswege een omgevingsvergunning is verleend niet relevant is dat het college na ontvangst van de aanvraag heeft aangegeven de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure toe te zullen passen.
Wat moet de rechtbank beoordelen?
7. De rechtbank overweegt dat de vraag of de reguliere of de uitgebreide voorbereidingsprocedure gevolgd moet worden afhankelijk is van de activiteit die is aangevraagd. [6] In deze zaak moet eerst worden beoordeeld of de aangevraagde activiteit in overeenstemming is met het bestemmingsplan. Als de activiteit niet past binnen het bestemmingplan, dan wordt gekeken of vergunningverlening op grond van een binnenplanse afwijking of op grond van artikel 4 van bijlage II bij het Bor mogelijk is. In deze gevallen is de reguliere procedure van toepassing. [7]

Is sprake van strijd met het bestemmingsplan?

8. Partijen zijn het erover eens, en de rechtbank stelt ook vast, dat de aanvraag in strijd is met het bestemmingsplan omdat het te bouwen gebouw niet wordt gebouwd binnen het bouwvlak. Daarnaast is aanvraag ook in strijd met het bestemmingsplan omdat het bouwplan onder meer voorziet in een slaapvoorziening voor personeel voor het nog te vestigen paardenkraamhotel op het terrein. Op grond van het bestemmingsplan zijn de gronden echter bestemd voor grondgebonden agrarische bedrijven. Uit de definities die zijn opgenomen in het bestemmingsplan volgt dat een grondgebonden agrarisch bedrijf, een agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsvoering grotendeels afhankelijk is (weidegang, voedervoorziening, mestafzet e.d.) van het voortbrengend vermogen van de grond die tot dat bedrijf behoort. Een paardenkraamhotel voldoet niet aan deze definitie. Partijen zijn het ook hier over eens.

Is vergunningverlening mogelijk op grond van een binnenplanse afwijking of op grond van artikel 4 van bijlage II bij het Bor?

9. Partijen zijn het er over eens, de rechtbank stelt dan ook vast, dat er geen binnenplanse afwijkingsmogelijkheden zijn. Vervolgens rijst de vraag of het college op grond van artikel 4 van bijlage II bij het Bor en dus met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, aanhef en onder 2º, van de Wabo aan de afwijking van het bestemmingsplan kan meewerken.
10. Volgens eiseres had het college af kunnen wijken van het bestemmingsplan op grond van artikel 4, aanhef en onderdelen 1 en 9, van bijlage II bij het Bor. Onderdeel 1 om buiten het bouwvlak te mogen bouwen en onderdeel 9 om qua gebruik af te mogen wijken van het bestemmingsplan.
11. Onderdeel 9 kan voor gronden gelegen buiten de bebouwde kom echter uitsluitend gebruikt worden voor zover het een logiesfunctie voor werknemers of de opvang van asielzoekers of andere categorieën vreemdelingen betreft. Gelet op het woord ‘uitsluitend’ moet deze bepaling beperkt worden uitgelegd.
12. De aanvraag van eiseres is bedoeld om een plek te creëren voor een werknemer om te overnachten. In zoverre betreft het een logiesfunctie voor werknemers. Dit is echter niet het enige dat is aangevraagd. Uit de aanvraag blijkt dat in het gebouw ook een kantine/verblijfsruimte en kantoor komen. De aanvraag ziet dus niet uitsluitend op een logiesfunctie voor werknemers. Op zitting heeft eiseres ook toegelicht dat de kantine niet alleen bedoeld is voor de werknemer die blijft overnachten, maar ook voor andere werknemers. Het gebouw is dus niet uitsluitend bedoeld voor logies van werknemers.
13. Het plan kan daarom niet met onderdeel 9 vergund worden. De rechtbank is van oordeel dat het college zich daarom alleen om die reden al terecht op het standpunt heeft gesteld dat op de aanvraag de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing is.
Kleeft er een gebrek aan het weigeringsbesluit?
14. Eiseres stelt zich op het standpunt dat het college een verklaring van geen bedenkingen had moeten vragen aan de gemeenteraad. Dat is niet gedaan en daarom kleeft er volgens eiseres een gebrek aan het weigeringsbesluit.
14. De rechtbank is het daar niet mee eens. De gemeenteraad heeft namelijk in een raadsbesluit een lijst vastgesteld met categorieën waarin een verklaring van geen bedenkingen niet nodig is. Categorie 5 betreft het geval waarin het college weigert om met de buitenplanse procedure een omgevingsvergunning te verlenen. Het college mocht daarom de omgevingsvergunning weigeren zonder eerst de gemeenteraad om een verklaring van geen bedenkingen te vragen. Dit hoefde het college ook niet per se op te nemen in het besluit, zoals eiseres aangeeft. Het college hoeft in haar motivering namelijk niet steeds op te nemen, dat wat zij bij de beoordeling van een aanvraag niet hoeft te doen. En dat dit niet hoeft volgt al uit het raadsbesluit dat openbaar gemaakt is op overheid.nl.
Conclusie inhoudelijk beroep
16. De conclusie is daarom dat het college terecht de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure heeft gevolgd, geen verklaring van geen bedenkingen hoefde te vragen aan de gemeenteraad en dat er geen omgevingsvergunning van rechtswege is ontstaan.
Ten aanzien van het beroep niet tijdig
17. Het voorgaande brengt met zich dat er geen sprake is van een van rechtswege gegeven omgevingsvergunning die niet tijdig bekend is gemaakt. De door eiseres bij het college ingediende ingebrekestelling is niet rechtsgeldig. Dit betekent dat eiseres beroep heeft ingesteld terwijl nog geen sprake was van een niet tijdig genomen besluit. Uit het voorgaande volgt dat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 8:55f, eerste lid, van de Awb in samenhang met artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor het instellen van beroep. Het beroep niet tijdig is daarom niet-ontvankelijk.

Eindconclusie

18. Het
inhoudelijke beroepis ongegrond en het beroep niet tijdig is niet ontvankelijk. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
19. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2024 door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van mr. B.M.M. Tijink, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dat volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet.
2.Artikel 3.9, eerste lid, van de Wabo.
3.Artikel 3.9, derde lid, van de Wabo in samenhang met artikel 4:20a, eerste lid en 4:20b, eerste lid, van de Awb.
4.Dit volgt uit artikel 3.10, eerste lid, onder a, van de Wabo.
5.Artikel 3:10, vierde lid, van de Awb.
6.Dit volgt uit artikel 3.10, eerste lid, van de Wabo.
7.Als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Wabo.