Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juli 2024 in de zaak tussen
[eiseres] uit [woonplaats] , eiseres
en
de heffingsambtenaar van de gemeente [plaats 1] , verweerder
Inleiding
€ 893.000,-. De waarde is vastgesteld per waardepeildatum 1 januari 2022 en geldt voor het belastingjaar 2023. De WOZ-beschikking is opgenomen in het aanslagbiljet van dezelfde datum. In dit aanslagbiljet heeft de heffingsambtenaar aan eiseres als eigenaar van de woning ook een aanslag onroerendezaakbelasting opgelegd. De WOZ-waarde is daarvoor als heffingsmaatstaf gehanteerd.
Overwegingen
Beoordeling van het procedurele geschil
- [adres 3] , verkocht op 21 juni 2021 voor € 797.500,-;
- [adres 4] , verkocht op 3 juni 2021 voor € 901.017,-.
- [adres 5] , verkocht op 2 februari 2022 voor € 905.000,-.
onderhavig object als onder gemiddeld kan worden gekwalificeerd. Op de zitting heeft de taxateur nog toegelicht dat de buurwoning, de referentiewoning aan
[adres 3], ook dezelfde bouwstroom betreft en dus ook last heeft van dezelfde gebreken. Subsidiair stelt de heffingsambtenaar dat ook wanneer de kwaliteit op 3 wordt gewaardeerd, de woningwaarde nog steeds ruim boven de beschikte waarde uitkomt.
[adres 3]met dezelfde materialen en op dezelfde manier gebouwd is. Ook ziet zij voldoende steun in het secundaire standpunt van de heffingsambtenaar dat ook wanneer de kwaliteit op 3 wordt gewaardeerd blijkt dat de eindwaarde niet te hoog is vastgesteld. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
mr.T. Mennen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2024.