ECLI:NL:RBMNE:2024:5068

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 augustus 2024
Publicatiedatum
22 augustus 2024
Zaaknummer
11120160 MC EXPL 24-3433
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve toetsing van consumentenbeschermende bepalingen in verstek

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 21 augustus 2024 een verstekvonnis gewezen in een civiele procedure tussen [eiseres] B.V. en [gedaagde], die niet verschenen was. De eisende partij vorderde een betaling van de gedaagde partij, gebaseerd op een veronderstelde overeenkomst. De kantonrechter heeft ambtshalve de consumentenbeschermende bepalingen in acht genomen en vastgesteld dat er geen bewijs was van een overeenkomst tussen partijen die een betalingsverplichting voor de gedaagde zou rechtvaardigen. De eisende partij had niet voldaan aan de informatieplicht met betrekking tot het herroepingsrecht, wat ook een reden was om de vordering af te wijzen. De kantonrechter benadrukte dat de eisende partij alle benodigde informatie bij de dagvaarding had moeten voegen, wat niet was gebeurd. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat er een overeenkomst tot stand was gekomen, en de vordering werd afgewezen. De kantonrechter veroordeelde de eisende partij in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde partij op nihil werden vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
zaaknummer: 11120160 MC EXPL 24-3433
Verstekvonnis d.d. 21 augustus 2024
inzake
[eiseres] B.V.
gevestigd te [vestigingsplaats]
gemachtigde R. Slagman, gerechtsdeurwaarder
eisende partij,
tegen
[gedaagde] , h.o.d.n. [handelsnaam]
wonende [adres]
[woonplaats]
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft een dagvaarding uitgebracht. Zij vordert daarin dat de gedaagde partij wordt veroordeeld om een bedrag aan haar te betalen, vermeerderd met rente en een vergoeding voor gemaakte kosten, zoals in de dagvaarding is omschreven. De gedaagde partij heeft daar niet op gereageerd en heeft ook niet gevraagd om op een later moment alsnog te mogen reageren. Daarom heeft de kantonrechter verstek verleend tegen de gedaagde partij.
1.2.
Daarop volgt nu dit vonnis.

2.De beoordeling

2.1.
Volgens de eisende partij hebben de eisende partij en de gedaagde partij een overeenkomst gesloten, op grond waarvan de gedaagde partij een vergoeding verschuldigd is aan de eisende partij, die ondanks aanmaning niet wordt betaald.
2.2.
De eisende partij heeft gehandeld in het kader van de uitoefening van haar beroep of bedrijf. De gedaagde partij moet worden beschouwd als consument. Aldus moet de overeenkomst waarop de vordering is gebaseerd worden gekwalificeerd als een overeenkomst tussen een professionele handelaar en een consument. Op zo’n overeenkomst zijn consumentenbeschermende bepalingen van toepassing. De kantonrechter moet ambtshalve (dat wil zeggen uit zichzelf, ook als de consument daar niet om vraagt) de grondslag van de vordering vaststellen en vervolgens actief onderzoeken of, en zo ja in hoeverre, de vordering toewijsbaar is. Die toets is verstrekkender dan de gebruikelijke toets in verstekzaken, die is beperkt tot de vraag of de vordering onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
2.3.
In iedere afzonderlijke procedure waarin de kantonrechter ambtshalve moet toetsen, moet de eisende partij alle informatie die nodig is om die toets uit te voeren, bij de dagvaarding voegen. In dit geval heeft de eisende partij daar niet aan voldaan. Zij heeft wel gesteld dat zij de gedaagde partij heeft geïnformeerd over de inhoud van de tussen partijen gemaakte afspraken, dat zij alle afspraken per mail aan de gedaagde partij heeft bevestigd en dat de gedaagde partij die afspraken ook in kan zien in een persoonlijk digitaal portaal, maar de kantonrechter kan niet beoordelen of dat inderdaad het geval is. Een schriftelijke of digitale bevestiging van een overeenkomst, waarin de rechten en plichten van partijen over en weer zijn vastgelegd, is niet in het geding gebracht. Ook andere stukken waaruit de wilsovereenstemming zou kunnen worden afgeleid, zijn niet in het geding gebracht.
2.4.
Het had op de weg van de eisende partij gelegen om de noodzakelijke duidelijkheid al bij de dagvaarding te verschaffen. Omdat dit niet is gebeurd kan niet worden vastgesteld dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen, en nog minder dat de gedaagde partij op grond van die overeenkomst een betalingsverplichting in de gestelde omvang zou hebben ten opzichte van de eisende partij. Daarom moet – en zal – de vordering worden afgewezen.
2.5.
Ten overvloede wijst de kantonrechter de eisende partij er nog op dat een handelaar die met een consument een overeenkomst op afstand sluit, die consument moet informeren dat hij de overeenkomst binnen twee weken zonder opgaaf van reden kan herroepen (zie artikel 6:230m lid 1 onder h BW in samenhang met artikel 6:230o lid 1 BW). Als de handelaar die informatie niet verstrekt wordt de herroepingstermijn verlengd tot maximaal twaalf maanden (zie artikel 6:230o lid 2 BW). De consument hoeft niet te betalen voor diensten die tijdens de (verlengde) ontbindingstermijn zijn uitgevoerd (zie artikel 6:230s lid 5 onder a sub 1 BW). Niet is gebleken dat de eisende partij de gedaagde partij hierover heeft geïnformeerd – het beding in artikel 3 van de algemene voorwaarden, waar de eisende partij in dit verband naar heeft verwezen, voldoet in ieder geval niet aan de wettelijke eisen.
2.6.
Alleen als de consument (na te zijn geïnformeerd over het herroepingsrecht) de handelaar uitdrukkelijk heeft verzocht om al tijdens de herroepingstermijn te beginnen met de uitvoering van de dienst (zie artikel 6:230s lid 5 onder a sub 2 BW), ontstaat wel al een betalingsverplichting. In deze procedure is daar echter niet van gebleken. Voor zover de kantonrechter al zou kunnen vaststellen dat tussen partijen wel een overeenkomst tot stand zou zijn gekomen, zou dat daardoor alsnog niet tot toewijzing van de vordering hebben kunnen leiden.
2.7.
Omdat de vordering hoe dan ook moet worden afgewezen komt de kantonrechter niet toe aan een ambtshalve beoordeling van de naleving van andere toepasselijke essentiële informatieplichten. De kantonrechter wijst erop dat daaruit niet kan worden geconcludeerd dat alle overige toepasselijke essentiële informatieplichten zouden zijn nageleefd. En om dezelfde reden komt de kantonrechter ook niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de algemene voorwaarden, maar daaruit kan niet worden geconcludeerd dat daarin geen bedingen zouden zijn opgenomen die vernietigd zouden moeten worden omdat ze onredelijk bezwarend zouden zijn voor de gedaagde partij (zie artikel 6:233 onder a BW).
2.8.
De eisende partij krijgt ongelijk. Daarom wordt zij veroordeeld in de proceskosten. De kosten van de gedaagde partij worden vastgesteld op nihil.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt eisende partij tot betaling van de proceskosten, tot en met de datum van dit vonnis aan de zijde van gedaagde partij begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.P. van Tricht, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2024.
VOOR AFSCHRIFT
afgegeven aan de gemachtigde van de eisende partij.
De Griffier van de Rechtbank
Midden-Nederland,
21 augustus 2024