ECLI:NL:RBMNE:2024:5170

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 augustus 2024
Publicatiedatum
29 augustus 2024
Zaaknummer
UTR 23/3545
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag woningurgentie en toetsing hardheidsclausule

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 30 augustus 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor woningurgentie beoordeeld. Eiser, een 27-jarige man die bij zijn ouders woont, had op 3 januari 2023 een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring wegens medische redenen. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum had deze aanvraag afgewezen, omdat eiser niet voldeed aan de randvoorwaarden van de Huisvestingsverordening Gooi en Vechtstreek 2019. De rechtbank behandelt de beroepsgronden van eiser, die stelt dat zijn woonprobleem niet kon worden voorkomen en dat hij lijdt aan schizofrenie en vermoedelijke zwakbegaafdheid. Eiser betoogt dat zijn huidige woonsituatie zijn medische klachten verergert en dat hij een eigen woning nodig heeft.

De rechtbank oordeelt dat het college de aanvraag om urgentie terecht heeft afgewezen. Eiser voldoet niet aan de randvoorwaarden, omdat hij een woning heeft waar hij kan verblijven, wat betekent dat er geen sprake is van een onhoudbare situatie. De rechtbank concludeert dat het college niet ten onrechte heeft gesteld dat eiser niet heeft aangetoond dat er binnen zijn huidige woning geen situatie kan worden gecreëerd waarin hij de nodige rust kan vinden. Bovendien is er onvoldoende bewijs dat de medische situatie van eiser een levensbedreigende of vergelijkbare noodsituatie vormt die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigt.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen urgentieverklaring krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor recente medische informatie om een beroep op de hardheidsclausule te onderbouwen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/3545

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. P.M. Poelman),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag voor een woningurgentie van eiser.
2. Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 22 februari 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 13 juni 2023 op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
3. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
4. De rechtbank heeft het beroep op 21 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, een kantoorgenoot van de gemachtigde van eiser, mr. E.L. van Kamp en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
5. Eiser is, op het moment van de aanvraag, een man van 27 jaar. Hij woont bij zijn ouders op de [adres] in [woonplaats] . Dit is een eengezinswoning met drie slaapkamers. Zijn twee broers van 28 en 22 wonen ook op dit adres. Op 20 september 2017 heeft [A] , sociaal psychiatrisch verpleegkundige van GGZ centraal een rapportage opgesteld. De conclusie van dit rapport is dat eiser en zijn moeder geen hulpvraag hebben en dat behandeling in de GGZ geen meerwaarde heeft. Een eerdere aanvraag om woningurgentie van 9 december 2020 is bij besluit van 29 januari 2021 afgewezen. Op 3 januari 2023 heeft eiser een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring wegens medische redenen. Op 10 mei 2023 heeft een waarnemend huisarts een brief opgesteld met het verzoek om woonruimte voor eiser in de nabijheid van zijn ouders om medische redenen
Wat heeft het college besloten?
6. Het college toetst aanvragen om een urgentieverlening aan de Huisvestingsverordening Gooi en Vechtstreek 2019 (de Huisvestingsverordening). Een aanvrager moet in ieder geval voldoen aan alle randvoorwaarden die genoemd worden in artikel 3.2 van de Huisvestingsverordening en aan één of meer van de criteria die genoemd worden in artikel 3.3 van de Huisvestingsverordening. Dit volgt uit artikel 3.5, vijfde lid van de Huisvestingsverordening. Eiser voldoet niet aan de randvoorwaarde dat hij heeft aangetoond dat het woonprobleem niet kon worden voorkomen [1] . Eiser heeft een woning waar hij kan verblijven. Hierdoor wordt ook niet voldaan aan randvoorwaarde als bedoeld in artikel 3.2, aanhef en onder 4, van de Huisvestingsverordening, omdat de huidige woning een alternatief is voor het woonprobleem. Omdat eiser niet voldoet aan alle randvoorwaarden van artikel 3.2 van de Huisvestingsverordening, komt het college niet toe aan een toets aan artikel 3.3 van de Huisvestingsverordening. Verder bestaan er onvoldoende aanknopingspunten om op grond van de hardheidsclausule een urgentieverklaring aan eiseres te verlenen [2] . Volgens het college kent de geschetste problematiek van eiser andere oplossingsrichtingen dan het verlenen van urgentie voor een andere woning. Het is aan eiser en zijn moeder om deze mogelijkheden te onderzoeken.
Het college heeft de aanvraag daarom afgewezen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
7. De rechtbank beoordeelt of het college de aanvraag om een urgentieverklaring heeft mogen afwijzen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
8. De rechtbank is van oordeel dat het college de urgentieaanvraag heeft mogen afwijzen
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Over het niet voldoen aan de randvoorwaarden
9. Eiser stelt dat het woonprobleem niet kan worden voorkomen. Eiser lijdt aan schizofrenie en er is een vermoeden van zwakbegaafdheid. De behandelingen die eiser tot nu toe heeft gehad slaan niet aan en eiser ervaart problemen op meerdere vlakken, waaronder problemen verbonden aan de sociale omgeving. Hij loopt vast op alle levensgebieden ten gevolge van zijn medische toestand. Dit volgt uit een rapport van de GGZ openmaakt door [B] , psycholoog, met onderzoeksdatum 12 mei 2017. Het kan eiser niet worden verweten dat hij kampt met gezondheidsklachten die het voor hem onhoudbaar maken in de huidige woning te blijven wonen. Deze klachten brengen mee dat hij snel overprikkeld raakt als gevolg van de drukte thuis. Hij ontvlucht de woning regelmatig en slaapt buiten op de hei. De huidige thuissituatie zorgt er dus voor dat zijn medische klachten verergeren. Het is een noodzaak dat hij een eigen woning heeft. De woning waar hij op dit moment verblijft is geen goede alternatieve oplossing. Daarom is aan artikel 3.2, eerste en vierde lid, van de Huisvestingsverordening, voldaan. Het had op de weg van het college gelegen om nader onderzoek te doen naar zijn medische situatie door advies in te winnen bij een medisch deskundige en doet een beroep op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 10 augustus 2022 [3] .
10. De rechtbank is van oordeel dat het college heeft kunnen overwegen dat eiser niet voldoet aan de randvoorwaarde dat hij het woonprobleem niet kon voorkomen en dat er geen alternatief voorhanden is. Het college stelt hierover niet ten onrechte dat eiser een woning heeft, welke woning een alternatief is. Het door eiser overgelegde rapport dateert uit 2017, waarbij het college zich de vraag kan stellen of deze bevindingen nog actueel zijn. Ook wordt in deze stukken niet gesproken over de woonsituatie van eiser. Ook de meer recente verklaring van de huisarts is onvoldoende om nader onderzoek te doen, omdat in die brief geen actuele medische informatie wordt gegeven.
De rechtbank overweegt dat verweerder zich op het standpunt mag stellen dat door eiser onvoldoende is aangetoond dat er binnen de woning geen situatie gecreëerd kan worden waarin hij de nodige rust kan vinden, bijvoorbeeld door het maken van een eigen ruimte waarin hij zich terug kan trekken.
Ernstige noodsituatie – medische gronden
11. Eiser voert voorts aan dat, nu aan de randvoorwaarden is voldaan, en er sprake is van een ernstige noodsituatie die vergt dat uiterlijk binnen drie maanden een woning beschikbaar komt ter voorkoming van ernstige schade voor eisers welzijn, waarbij de schade het rechtstreeks gevolg is van de huidige woonsituatie, de urgentie dient te worden toegekend. De medische klachten worden alleen maar versterkt door de huidige woonsituatie, zo blijkt uit de reeds overgelegde medische verklaringen.
12. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat aan de randvoorwaarden is voldaan. Omdat eiser niet voldoet aan de randvoorwaarden, komt het college niet toe aan het toetsen van de aanvraag aan de criteria voor een verlening van urgentie op grond van art 3.3 van de Huisvestingsverordening en heeft het college de aanvraag kunnen afwijzen, tenzij sprake is van een niet gerechtvaardigde hardheid.
Hardheidsclausule
13. Eiser voert aan dat het college ten onrechte geen toepassing heet gegeven aan de hardheidsclausule. Strikte toepassing van de voorwaarden leidt niet tot een gerechtvaardigde hardheid, aldus eiser. In tegenstelling tot het advies is sprake van een uitzonderlijke situatie nu eiser als gevolg van zijn medische problematiek regelmatig dagenlang buiten slaapt.
14. Het college is op grond van artikel 4.2 van de Huisvestingsverordening bevoegd om af te wijken van de Huisvestingsverordening. Dit is mogelijk in uitzonderlijke gevallen waarin de toepassing van een regel in de Huisvestingsverordening zou leiden tot niet gerechtvaardigde hardheid. Bij het toepassen van deze hardheidsclausule komt het college beleidsruimte toe. De toepassing van deze bevoegdheid wordt door de rechtbank daarom terughoudend getoetst. Het college voert beleid dat er op neer komt dat de hardheidsclausule alleen wordt toegepast als sprake is van een levensbedreigende of daarmee vergelijkbare situatie.
15. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college in de in bezwaar en beroep aangevoerde persoonlijke omstandigheden geen grond hoeven zien voor het aannemen van een levensbedreigende of daarmee in ernst vergelijkbare noodsituatie als bedoeld in de hardheidsclausule. De Huisvestingsverordening geeft regels voor een eerlijke verdeling van beschikbare woonruimte in de woonregio. De urgentieregels maken op die regels een uitzondering als er sprake is van persoonlijke noodsituaties. De hardheidsclausule is daarop weer een uitzondering. Het college heeft over de aangevoerde problemen kunnen concluderen dat uit de stukken niet blijkt van omstandigheden die leiden tot een noodsituatie die levensbedreigend of daarmee vergelijkbaar is. Dat eiser een woning wil in verband mijn gezondheidsklachten en omdat hij rust wil, heeft het college niet als een noodsituatie hoeven aanmerken waardoor eiser voorrang verleend had moeten worden op een schaarse woningmarkt. Hetzelfde geldt voor de gestelde psychische problemen. Dat de waarnemend huisarts van eiser in een brief van 10 mei2023 heeft aangegeven dat hij hulp wil voor woonruimte voor eiser in de nabijheid van zijn ouders om medische redenen, is een onvoldoende onderbouwing om een beroep op de hardheidsclausule te doen slagen. Het ligt op de weg van eiser om met recente medische verklaringen te komen waaruit blijkt dat sprake is van een noodsituatie. De rechtbank kan het standpunt van het college volgen dat geen sprake is van een vergelijkbare situatie als bedoeld in de uitspraak van de Afdeling van 10 augustus 2022, omdat geen sprake is van recente medische informatie. Op de zitting heeft verweerder benadrukt dat ook als eiser nu nog onder medische behandeling staat de vraag is in hoeverre zijn medische situatie bij een andere woning anders is. Het beroep op de hardheidsclausule slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

16. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen urgentieverklaring krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. van Luijk-Salomons, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
30 augustus 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 3.2, aanhef en onder 1 van de Huisvestingsverordening
2.Artikel 4.2 van de Huisvestingverordening