In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 30 augustus 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor woningurgentie beoordeeld. Eiser, een 27-jarige man die bij zijn ouders woont, had op 3 januari 2023 een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring wegens medische redenen. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum had deze aanvraag afgewezen, omdat eiser niet voldeed aan de randvoorwaarden van de Huisvestingsverordening Gooi en Vechtstreek 2019. De rechtbank behandelt de beroepsgronden van eiser, die stelt dat zijn woonprobleem niet kon worden voorkomen en dat hij lijdt aan schizofrenie en vermoedelijke zwakbegaafdheid. Eiser betoogt dat zijn huidige woonsituatie zijn medische klachten verergert en dat hij een eigen woning nodig heeft.
De rechtbank oordeelt dat het college de aanvraag om urgentie terecht heeft afgewezen. Eiser voldoet niet aan de randvoorwaarden, omdat hij een woning heeft waar hij kan verblijven, wat betekent dat er geen sprake is van een onhoudbare situatie. De rechtbank concludeert dat het college niet ten onrechte heeft gesteld dat eiser niet heeft aangetoond dat er binnen zijn huidige woning geen situatie kan worden gecreëerd waarin hij de nodige rust kan vinden. Bovendien is er onvoldoende bewijs dat de medische situatie van eiser een levensbedreigende of vergelijkbare noodsituatie vormt die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigt.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen urgentieverklaring krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor recente medische informatie om een beroep op de hardheidsclausule te onderbouwen.