ECLI:NL:RBMNE:2024:52

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 januari 2024
Publicatiedatum
11 januari 2024
Zaaknummer
10372863
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurprijsindexering bij bedrijfsruimte en de toepassing van de nieuwe rekenmethode van het CBS

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 10 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap [eiseres] B.V. en BASIC FIT NEDERLAND B.V. over de huurprijsindexering van een bedrijfsruimte. De eiseres had de huurprijs per 1 januari 2023 met 14,5% verhoogd op basis van de rekenmethode van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). BASIC FIT verzet zich tegen deze verhoging en stelt dat de huurprijsindexering onredelijk is, vooral gezien de recente aanpassing van de rekenmethode door het CBS, die per 1 juni 2023 in werking is getreden. De kantonrechter oordeelt dat de huurprijsindexering van 14,5% niet gerechtvaardigd is en dat de indexering per 1 januari 2023 op 7,8% dient te worden vastgesteld. De rechter wijst de vordering van eiseres tot betaling van de huurachterstand en boeterente af, maar kent wel een bedrag van € 1.694,01 toe aan huurachterstand over de maanden januari tot en met maart 2023. De kantonrechter benadrukt dat de oude rekenmethode van het CBS niet adequaat was en dat de nieuwe methode een realistischer beeld geeft van de inflatie. De rechter stelt verder dat de proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat beide partijen hun eigen kosten dragen. De zaak wordt verwezen naar een rolzitting voor verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
zaaknummer: 10372863 MC EXPL 23-1339 BS/43497
Vonnis van 10 januari 2024
inzake
de besloten vennootschap
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. M.J.M. Groen,
tegen:
de besloten vennootschap
BASIC FIT NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Hoofddorp,
verder ook te noemen Basic Fit,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. B. Andriessen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 1 maart 2023 met producties;
- de conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie;
- de conclusie van repliek houdende wijziging van eis, tevens conclusie van antwoord in
reconventie;
- de conclusie van dupliek, tevens conclusie van repliek in reconventie houdende wijziging
van eis;
- de conclusie van dupliek in reconventie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] verhuurt met ingang van 1 januari 2022 aan Basic Fit de bedrijfsruimte aan het adres [adres] te [plaats] voor de duur van 10 jaar. De aanvangshuurprijs bedraagt € 200.000,00 per jaar ex btw, derhalve € 16.666,67 ex btw per maand. In de huurovereenkomst is bepaald dat de huurprijs jaarlijks geïndexeerd wordt, volgens de volgende formule die is opgenomen in de algemene bepalingen die bij de huurovereenkomst horen:
“17.1 Een in artikel 4.5 van de huurovereenkomst overeengekomen wijziging van de huurprijs vindt plaats op basis van de wijziging van het maandprijsindexcijfer volgens de consumentenprijsindex (CPI) reeks alle huishoudens (2006=100), gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De gewijzigde huurprijs wordt berekend volgens de formule: de gewijzigde huurprijs is gelijk aan de geldende huurprijs op de wijzigingsdatum, vermenigvuldigd met het indexcijfer van de kalendermaand die ligt vier kalendermaanden voor de kalendermaand waarin de huurprijs wordt aangepast, gedeeld door het indexcijfer van de kalendermaand die ligt zestien kalendermaanden voor de kalendermaand waarin de huurprijs wordt aangepast”
“17.4 Indien het CBS bekendmaking van genoemd prijsindexcijfer staakt of de basis van de berekening daarvan wijzigt, zal een zoveel daaraan aangepast of vergelijkbaar indexcijfer worden gehanteerd. Bij verschil van mening hieromtrent kan door de meest gerede partij aan de directeur van het CBS een uitspraak worden gevraagd die voor partijen bindend is. De eventueel hieraan verbonden kosten worden door partijen elk voor de helft gedragen.”
2.2.
[eiseres] heeft Basic Fit bij brief van 7 oktober 2023 laten weten dat de huurprijs met ingang van 1 januari 2023 zal worden aangepast. De nieuwe huur wordt berekend op basis van de methodiek van artikel 17.1 van de algemene bepalingen behorend bij de huurovereenkomst. Dit betekent dat de huurprijs geïndexeerd wordt naar een bedrag van € 229.000 per jaar (exclusief btw) en € 19.083,33 per maand (exclusief btw). Dat komt neer op een verhoging van 14,5%.
2.3.
Basic Fit verzet zich tegen de indexering met een percentage van 14,5%. Zij betaalt vanaf januari 2023 een bedrag van 5% huurindexatie.
2.4.
Het CBS heeft de rekenmethode aangepast. Het CBS heeft daarover onder meer het volgende opgenomen op haar site:
Hoe nu verder(…)
De vergelijking van de huidige en de nieuwe methode voor het meten en verwerken van energieprijzen laat zien dat de stijging van de energieprijzen in beide goed zichtbaar is, maar dat deze stijging zich met de nieuwe methode pas voordoet in de maanden dat veel
mensen de hogere prijzen ook daadwerkelijk betalen. Met de huidige methode komt een snelle stijging of daling van de energieprijzen eerder in de CPI en de inflatie terecht. Als de prijsontwikkeling gematigd is, zoals tot aan het begin van 2021 het geval was, geven beide
methoden vergelijkbare uitkomsten. In tijden dat prijzen snel stijgen of dalen kan het verschil oplopen.
Omdat de nieuwe methode een beter beeld geeft van de feitelijk door consumenten ondervonden prijsstijging van energie heeft het CBS besloten over te gaan naar deze methode. Op dit moment wordt nog gewerkt aan het voorbereiden van het nieuwe productieproces voor deze wijziging. Met ingang van het inflatiecijfer van juni 2023, waarvan op 30 juni een eerste raming wordt gepubliceerd, zal de nieuwe methode onderdeel zijn van de gepubliceerde cijfers. De tot en met mei 2023 gepubliceerde cijfers, op basis van de huidige methode, worden niet herzien.
De invoering wordt zo gekozen dat de CPI met ingang van juni 2023 op een niveau uitkomt dat ook bereikt zou zijn wanneer de nieuwe methode al in januari 2021 geïntroduceerd was. Omdat in 2020 de CPI volgens de huidige methode en die in de onderzoeksreeks vrijwel identiek zijn, betekent dit dat de totale prijsontwikkeling in de periode 2020 tot en met juni 2023 en daarna op basis van de gepubliceerde cijfers vrijwel gelijk is aan de prijsontwikkeling in deze periode op basis van de nieuwe methode.
De inflatie wordt bepaald als het procentuele verschiltussen de CPI in de verslagmaand en de CPI twaalf maanden daarvoor. Omdat reeds gepubliceerde cijfers niet aangepast worden, zal de inflatie van juni 2023 tot en met mei 2024 gebaseerd zijn op een vergelijking van de CPI volgens de nieuwe methode met de CPI volgens de huidige methode. Vanaf juni 2024 wordt bij het bepalen van de inflatie alleen nog de CPI volgens de nieuwe methode gebruikt.”
2.5.
Op basis van de nieuwe herziene rekenmethode komt de inflatie voor september 2022 voor de berekening van de index per 1 januari 2023 uit op 7.8% in plaats van de gehanteerde 14,5%.
2.6.
[eiseres] heeft Basic Fit verschillende keren aangeschreven om de volledige indexering te betalen. Deze aanmaningen hebben niet tot betaling geleid.

3.Het geschil

In conventie
3.1.
[eiseres] heeft na wijziging van eis – kort samengevat – gevorderd Basic Fit bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling van € 5.757,49 aan huurachterstand over de maanden januari tot en met maart 2023, te vermeerderen met contractuele boeterente van 1% per maand met een minimum van € 300,00, vanaf de tweede van iedere maand dat de huur verschuldigd is, tot de dag van algehele voldoening.
3.2.
[eiseres] stelt dat zij de huurprijs per 1 januari 2023 geïndexeerd heeft op grond van artikel 17.1 van de Algemene Voorwaarden. Basic Fit betaalt ondanks diverse aanmaningen daartoe niet de volledige huurprijsindexering. [eiseres] vordert verder betaling van € 1.915,83, althans het gedeelte van de huurprijsindexering dat onbetaald blijft vermeerderd met een maandelijkse contractuele boeterente van 1% per maand met een minimum van € 300,00, indien de betreffende huurtermijn niet tijdig en volledig wordt betaald. [eiseres] vordert ook buitengerechtelijke incassokosten, advocaatkosten, proceskosten en nakosten.
3.3.
Basic Fit heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.
3.4.
Basic Fit baseert haar verweer - kort weergegeven - op het volgende. Basic Fit maakt bezwaar tegen de huurprijsindexering die [eiseres] heeft toegepast. Zij voert aan dat de indexatie van de huurprijs met 14,5 % het gevolg is van een extreme inflatie in 2022. De inflatie is volgens Basic Fit het gevolg van onvoorziene omstandigheden zoals de corona crisis en de oorlog in Oekraïne en de daaraan gekoppelde extreme stijging van de prijs voor energie. Basic Fit meent dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is als de indexeringsclausule uit de algemene voorwaarden bij de huurovereenkomst op deze manier wordt toegepast. De negatieve gevolgen van de onvoorziene omstandigheden worden volledig neergelegd bij Basic Fit en zijn daarnaast niet van tijdelijke duur. De hoge indexering werkt tot het eind van de huurovereenkomst door. Basic Fit voert verder nog aan dat zij door de stijging van de energiekosten dubbel wordt getroffen. Zij heeft te maken met sterkverhoogde energiekosten enerzijds en een hoge indexatie anderzijds. Basic Fit voert tot slot aan dat de huurprijsindexering berekend is aan de hand van een onjuist gebleken rekenmethode. Het CBS heeft de berekeningsmethode per 1 juni 2023 aangepast. Basic Fit meent dat het naar maatstaven van de redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is als de oude (onjuiste) rekenmethode onverkort wordt toegepast.
In reconventie
3.5.
Basic Fit wil dat de huurprijsindexering wordt toegepast die hoort bij de nieuwe rekenmethode. Basic Fit vordert in reconventie, na wijziging van eis, daarom een verklaring voor recht dat de toegepaste indexatie van de huurprijs per 1 januari 2023 wordt vastgesteld op 7,8%. Verder vordert Basic Fit in reconventie betaling van de proceskosten alsmede de nakosten.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie en reconventie
Bindend advies directeur CBS
4.1.
[eiseres] heeft zich op het standpunt gesteld dat Basic Fit, indien zij zich niet kan vinden in de voorgestelde huurprijsindexering, op grond van artikel 17.4 van de algemene bepalingen bij de huurovereenkomst, de contractueel vastgelegde voorgeschreven route, te weten een bindende uitspraak te vragen aan de directeur van het CBS, niet heeft gevolgd. Voor zover [eiseres] hiermee heeft bedoeld te stellen dat de weren van Basic Fit reeds op die grond moeten worden gepasseerd, kan [eiseres] daarin niet worden gevolgd. Artikel 17.4 van de algemene bepalingen bij de huurovereenkomst is een zogenoemde ‘kan’ bepaling. Het biedt de mogelijkheid aan de meest gerede partij om een bindend advies over de wijziging van de huurprijs op grond van de huurprijsindexering te vragen, maar is geen overeengekomen verplichting. Dit betekent dat de weg naar de burgerlijke rechter ter beoordeling van het geschil over de gehanteerde huurprijsindexering open staat.
Onvoorziene omstandigheden
4.2.
Ter beoordeling ligt voor of Basic Fit de door [eiseres] toegepaste huurprijsindexering verschuldigd is. Basic Fit verzet zich tegen betaling en voert ten eerste aan dat er sprake is van onvoorziene omstandigheden in de zin van artikel 6:258 BW. Basic Fit verwijst daarbij, kort samengevat, naar de coronacrisis en de oorlog in Oekraïne die een grote stijging van de energiekosten tot gevolg heeft gehad.
4.3.
De kantonrechter volgt Basic Fit hierin niet. De gevolgen van de coronacrisis waren op het moment van het sluiten van de huurovereenkomst (15 oktober 2021 met ingang va 1 januari 2022) bekend. Bij het aangaan van de overeenkomst kunnen de ontwikkelingen van de coronacrisis daarom (sowieso) niet langer als ‘onvoorzien’ worden aangemerkt. De kantonrechter is verder van oordeel dat het feit dat de energieprijzen, als gevolg van de oorlog in Oekraïne, zeer fors zijn gestegen, ook als partijen daarmee tijdens het sluiten van de huurovereenkomst geen rekening hebben gehouden, geen onvoorziene omstandigheid is die moet leiden tot wijziging van de indexeringsbepaling, omdat partijen door het opnemen van de indexeringsbepaling juist met deze omstandigheid rekening hebben gehouden. Zij zijn in artikel 17.1 van de algemene bepalingen expliciet overeengekomen op welke wijze de huurprijswijziging wordt berekend. Dat geldt in het geval de CPI vele jaren relatief laag is geweest, maar ook als deze omhoog schiet, zoals dat in het afgelopen jaar het geval was. Partijen hebben met hetgeen zij zijn overeengekomen deze mogelijkheid dus verdisconteerd in de huurovereenkomst. Er is dan ook geen sprake van een omstandigheid van dien aard dat Basic Fit een ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten.
De stijging van energieprijzen in 2022/2023 leveren naar oordeel van de kantonrechter dan ook geen onvoorziene omstandigheid op in de zin van artikel 6:258 BW.
Onaanvaardbaarheid van de (mate van) verhoging
4.4.
Basic Fit voert verder aan dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de indexeringsclausule uit de algemene voorwaarden bij de huurovereenkomst onverkort wordt toegepast. Het CBS heeft erkend dat haar berekeningsmethode heeft geleid tot een te hoog prijsindexcijfer. Dit komt omdat de invloed van de gestegen energieprijzen niet juist in de berekeningsmethode is verdisconteert. Het CBS heeft haar rekenmethode daarom aangepast. Het CBS zal per 1 juni 2023 de nieuwe rekenmethode toepassen. Het CBS heeft op haar website een rekentool beschikbaar waarmee kan worden berekend wat de CPI en de inflatie zouden zijn geweest als de nieuwe rekenmethode van het CBS al in een eerder stadium gebruikt zou zijn. Basic Fit voert aan dat op basis van de nieuwe herziene rekenmethode de inflatie voor september 2022 uitkomt op 7,8% in plaats van de door huurder gehanteerde 14,5%.
4.5.
[eiseres] meent dat de indexeringsmaatstaf gebruik maakt van een samenstelling van een groot aantal goederen, producten en diensten en dat, bij een dergelijk gebruik er per definitie onnauwkeurigheden, onjuistheden en een mate van disbalans kan voorkomen. Een dergelijke disbalans maakt de maatstaf als zodanig niet onredelijk of onaanvaardbaar. Partijen hebben gekozen voor een maatstaf die een tweetal momentopnamen met elkaar vergelijkt. Alleen dit gegeven brengt, volgens [eiseres] de mogelijkheid van niet-representatief zijn met zich mee. Basic Fit heeft ingestemd met deze meetmethode. Daarnaast wijst [eiseres] erop dat het CBS de nieuwe rekenmethode niet met terugwerkende kracht heeft aangepast. Ook daarom ziet [eiseres] niet in waarom de oorspronkelijke indexering van 1 januari 2023 buiten toepassing moet worden gelaten.
4.6.
De kantonrechter oordeelt dat de situatie waarin wordt uitgegaan van de CPI zoals vastgesteld door het CBS, waardoor Basic Fit een jaar lang te veel huur betaalt, een resultaat oplevert dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Het onverkort vasthouden aan de huurprijsindexering betekent dat Basic Fit over het jaar 2023 een bedrag van € 13.400,00 teveel moet betalen. De kantonrechter vindt het hierbij met name relevant dat partijen de wijziging van de huurprijs hebben gekoppeld aan de CPI van het CBS met als doel de huurprijs te corrigeren voor de situatie dat sprake is van inflatie. De (oude) berekeningsmethode van de CPI door het CBS is in deze periode echter niet adequaat gebleken om een goed beeld te geven van de inflatie, wat ook reden is geweest voor het CBS om de rekenmethode aan te passen. De CPI van het CBS over september 2022 geeft een te hoog, niet reëel prijsindexcijfer. Het CBS heeft er weliswaar voor gekozen de methode niet met terugwerkende kracht toe te passen, kennelijk omdat een en ander glad loopt bij de huurprijsindexering per 1 januari 2024 (een te verwachten indexatiepercentage van 0,21% waarbij dus rekening is gehouden met het eerder gehanteerde indexpercentage van 14,5%), maar dat laat onverlet dat Basic Fit over het jaar 2023 bij toewijzing van de vordering van [eiseres] verplicht wordt bij ‘vooruitbetaling’ een aanmerkelijke huurverhoging te accepteren, waarvoor een redelijke grondslag ontbreekt. Het te hoge indexcijfer wordt dus wel in 2024 gecorrigeerd, waardoor vanaf dat moment het nadeel voor Basic Fit weer wordt opgeheven, maar dat neemt niet weg, zoals hierboven reeds geconcludeerd, dat Basic Fit over een periode van een jaar een veel hogere huur moet betalen dan wordt gerechtvaardigd door de daadwerkelijke inflatie. Bovendien heeft Basic Fit terecht aangevoerd dat zij als het ware dubbel belast wordt, omdat zij zelf de hoge energiekosten moet dragen en daarnaast de stijging van de energiekosten ook nog eens krijgt doorberekend in een hogere huurprijs. De kantonrechter is daarom voornemens de vordering van [eiseres] tot betaling van de
volledigehuurprijsindexering van 14.5% af te wijzen.
4.7.
De kantonrechter is van oordeel dat het aansluiten bij de nieuwe rekenmethode tot een redelijke huurprijsindexering leidt. Basic Fit is vanaf januari 2023 daarom een huurprijsindexering van 7,8% verschuldigd. Basic Fit heeft slechts 5% aan huurprijsindexering betaald. Dit betekent dat Basic Fit vanaf januari 2023 maandelijks € 564,67 te weinig huur heeft betaald (€ 200.000 x 1,078 = € 215.600 : 12 = € 17.966,67 x 1,21 = € 21.739,67 – 21.175,00 = € 564,67). De kantonrechter is voornemens de maanden januari tot en met maart 2023 tot een bedrag van € 1.694,01 (€ 564,67 x 3) toe te wijzen. Vanaf april 2023 zal steeds een huurprijsindexering betaald moeten worden van 7,8%. Dat betekent dat Basic Fit maandelijks een bedrag van € 21.739,67 verschuldigd is. Omdat de kantonrechter niet weet hoe lang Basic Fit 5% huurprijsindexering heeft betaald, is de kantonrechter voornemens Basic Fit vanaf april 2023 te veroordelen tot betaling van een maandelijkse huur van € 21.739,67. Het bedrag dat Basic Fit maandelijks daadwerkelijk heeft betaalt strekt dan in mindering op de vordering van [eiseres] .
Boeterente
4.8.
[eiseres] heeft over de maanden waarover zij de (volledige) huur niet (tijdig) heeft ontvangen, een boeterente gevorderd op grond van artikel 23.2 van de algemene voorwaarden. Basic Fit meent dat er geen sprake kan zijn van verschuldigde boetes nu de hoofdvordering van [eiseres] is gebaseerd op een indexatie van meer dan 7,8%. Voor het overige deel is de boete volgens Basic Fit onredelijk en is er reden om de boete te matigen tot nihil.
4.9.
Op grond van artikel 6:94 BW kan de rechter een boete, indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist, matigen. Er is enkel ruimte voor matiging als de toepassing van een boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt. De kantonrechter is van oordeel dat in dit geval onverkorte toepassing van het boetebeding zou leiden tot een onaanvaardbaar en buitensporig resultaat.
4.10.
Basic Fit heeft zich terecht verzet tegen de door [eiseres] gevraagde huurprijsindexering van 14,5%. Basic Fit heeft tijdens deze discussie een indexering van 5% betaald. De kantonrechter is van oordeel dat Basic Fit hiermee heeft aangetoond, bereid te zijn een redelijk bedrag aan indexatie te betalen. Dat de indexering uiteindelijk hoger is uitgevallen, is geen grond voor de toewijzing van een boeterente van € 300,00 per maand. Alles afwegend is de kantonrechter voornemens om de gevorderde boeterente te matigen tot nihil. De gevorderde boeterente zal voor het overige worden afgewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten en advocaatkosten
4.11.
Gelet op de toewijsbaar geoordeelde hoofdsom is de kantonrechter voornemens een bedrag van € 254,12 (€ 1.694,01 x 15%) aan buitengerechtelijke incassokosten toe te wijzen. Dit is in overeenstemming met het bepaalde in artikel 28.1 van de algemene voorwaarden behorend bij de huurovereenkomst. Ook de gevorderde wettelijke rente, vanaf de 15e dag na betekening van het vonnis, komt dan voor toewijzing in aanmerking. [eiseres] vordert op grond van artikel 28.1 van de algemene voorwaarden ook vergoeding van de door [eiseres] gemaakte advocatenkosten, vooralsnog begroot op € 2.365,13. De vraag die hier voorligt is of in de gegeven geschetste omstandigheden een dergelijke vordering redelijk is.
4.12.
Basic Fit heeft in reconventie een verklaring voor recht gevorderd dat de toegepaste indexatie van de huurprijs per 1 januari 2023 wordt vastgesteld op 7,8%. Gelet op hetgeen de kantonrechter heeft overwogen onder 4.4. tot en met 4.6., is de kantonrechter voornemens deze reconventionele vordering toe te wijzen.
Proceskosten
4.13.
De kantonrechter is, gelet op de hierboven beschreven omstandigheden, voornemens om de proceskosten te compenseren. Dit betekent dat ieder van partijen zijn eigen kosten draagt.
Comparitie van partijen
4.14.
De kantonrechter vraagt zich af of partijen geholpen zijn met een eindvonnis. Toewijzing van de reconventionele vordering leidt ertoe dat Basic Fit niet is gehouden een huurprijsindexatie van 14,5% per januari 2023 te voldoen, maar heeft ook als consequentie dat de te verwachte huurprijsindexatie van het CBS volgens de nieuwe rekenmethode per 1 januari 2024 eveneens tot een onredelijk (onaanvaardbaar) resultaat leidt, maar dan voor [eiseres] (zie daarvoor ook de uitspraak van de Kantonrechter te Rotterdam ECLI:NL:RBROT:2023:10295). Een en ander staat thans in dit geschil echter niet ter beoordeling van de kantonrechter. Het komt de kantonrechter voor dat partijen, met inachtneming van bovenstaande overwegingen en ter voorkoming van nieuwe procedures op eenvoudige wijze afspraken kunnen maken over de definitieve beslechting van het huidig geschil, alsmede over de geldende huurprijs per 1 januari 2024.
4.15.
De kantonrechter acht een mondelinge behandeling aangewezen, tenzij partijen alsnog een minnelijke regeling hebben getroffen. Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld om voorafgaand aan de mondelinge behandeling bij akte of brief aan te geven of partijen zelf tot een minnelijke regeling zijn gekomen en in hoeverre een mondelinge behandeling alsnog is gewenst dan wel nader te reageren op de overwegingen van de kantonrechter.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie en in reconventie
5.1.
beveelt partijen, in persoon (rechtspersonen rechtsgeldig vertegenwoordigd), desgewenst vergezeld van een gemachtigde, om voor de kantonrechter te verschijnen in verband met het geven van inlichtingen op een nader, in overleg met partijen, vast te stellen dag en tijdstip;
5.2.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
31 januarite 11.00 uur; op deze rolzitting hoeven partijen niet te verschijnen;
5.3.
bepaalt dat
beide partijenvoor of uiterlijk op de hiervoor vermelde rolzitting
schriftelijkaan de rechtbank, sector handel en kanton, kunnen opgeven op welke dagen zij
in de drie maanden nadienverhinderd zijn; daarvoor gelden de volgende regels:
- bij de opgave dienen partijen ten minste vijftien dagdelen vrij te laten waarop de mondelinge behandeling zou kunnen plaatsvinden;
- indien partijen bij hun opgave minder dan het hiervoor verzochte aantal dagdelen vrij laten, zal de mondelinge behandeling kunnen worden bepaald op een niet daarvoor opgegeven dagdeel;
- vervolgens zal een datum en tijdstip voor de mondelinge behandeling worden bepaald;
- indien partijen geen gebruik maken van de mogelijkheid om verhinderdata op te geven zal de kantonrechter een datum bepalen waarvan dan in beginsel geen uitstel meer mogelijk is;
- voor het opgeven van verhinderdata zal geen uitstel worden verleend;
5.4.
bepaalt voorts dat de mondelinge behandeling in beginsel niet zal worden uitgesteld nadat daarvoor dag en tijdstip zijn bepaald;
5.5.
draagt partijen op
om uiterlijk 10 dagen voor de geplande mondelinge behandeling bij akte of bij brief te reageren als in rechtsoverweging 4.15 is overwogenen die akte/brief op voorhand aan de wederpartij toe te zenden;
5.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Berendsen en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2024.