ECLI:NL:RBMNE:2024:5414

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 september 2024
Publicatiedatum
12 september 2024
Zaaknummer
24/911
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaartermijn overschreden bij aanvraag zorg op grond van de Wet langdurige zorg

In deze zaak heeft eiser, namens zijn zoon, zorg aangevraagd op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz). Het primaire besluit van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) om deze aanvraag af te wijzen, werd op 19 oktober 2023 genomen. Eiser maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het CIZ verklaarde het bezwaar op 3 januari 2024 niet-ontvankelijk. Eiser ging hiertegen in beroep. Tijdens de zitting op 29 augustus 2024 werd het bezwaar besproken. De rechtbank oordeelde dat een bezwaarschrift tijdig is ingediend als het voor het einde van de termijn is ontvangen. In dit geval was het bezwaarschrift op 5 december 2023 ontvangen, maar er ontbrak een poststempel, waardoor niet kon worden vastgesteld of het bezwaar tijdig was verzonden. Eiser voerde aan dat de postbezorging niet altijd op tijd is, maar de rechtbank oordeelde dat deze stelling onvoldoende was om de termijnoverschrijding te verontschuldigen. De rechtbank concludeerde dat het CIZ het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard en verklaarde het beroep ongegrond. Eiser kreeg geen proceskostenvergoeding en het griffierecht werd niet teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/911

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 september 2024 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. S. Wortel),
en

Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), verweerder

(gemachtigde: mr. J.E. Koedood).

Inleiding

Eiser heeft (namens zijn zoon [zoon] ) zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) aangevraagd. Bij besluit van 19 oktober 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder deze aanvraag afgewezen.
Hiertegen heeft eiser bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft het bezwaar met het besluit van 3 januari 2024 (het bestreden besluit)
niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 augustus 2024. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

1. Een bezwaarschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Wanneer het bezwaarschrift (aangetekend of niet-aangetekend) met de gewone post wordt verstuurd, is het bij ontvangst na het einde van de termijn onder voorwaarden ook tijdig ingediend. Die voorwaarden zijn dat het bezwaarschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan én het niet later dan een week na afloop van de termijn bij het bestuursorgaan is ontvangen. Als op de enveloppe een leesbaar poststempel is geplaatst, neemt de rechtbank in beginsel aan dat het bezwaarschrift op die dag op de post is gedaan. De rechtbank wijkt alleen van dit uitgangspunt af als de indiener van het bezwaarschrift aannemelijk maakt dat het op een eerdere datum op de post is gedaan. Als op de enveloppe geen (leesbaar) poststempel is geplaatst, neemt de rechtbank in beginsel aan dat het bezwaarschrift tijdig op de post is gedaan als het de eerste of tweede werkdag na de bezwaartermijn is ontvangen. De rechtbank wijkt alleen van dit laatste uitgangspunt af als op grond van vaststaande feiten aannemelijk is dat het bezwaarschrift later dan de laatste dag van de termijn op de post is gedaan. Als iemand een bezwaarschrift te laat indient, kan het bestuursorgaan het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Dat is anders als het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift verontschuldigbaar is. Dan laat het bestuursorgaan niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege
2. Eiser voert in beroep aan dat het helaas niet meer zo is dat een brief de volgende dag wordt bezorgd. Volgens eiser is zijn bezwaar tijdig ingediend omdat het voor het einde van de bezwaartermijn is verstuurd en niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Eiser wijst hiervoor op een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 25 februari 2022 [1] .
3. De rechtbank stelt vast dat het besluit van 19 oktober 2023 op dezelfde dag is verzonden, zodat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is aangevangen op vrijdag 20 oktober 2023 en is geëindigd op donderdag 30 november 2023. Het bezwaarschrift is door verweerder op dinsdag 5 december 2023 ontvangen. Omdat een poststempel op het bezwaarschrift ontbreekt en niet aannemelijk is gemaakt wanneer het bezwaar ter post is bezorgd, kan niet worden vastgesteld of het bezwaar tijdig ter post is bezorgd. Daarom kan eiser ook geen geslaagd beroep doen op de door hem genoemde uitspraak. Verder is het bezwaar niet op de eerste of tweede werkdag na de bezwaartermijn ontvangen. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Van bijzondere omstandigheden die leiden tot verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding is niet gebleken. De enkele stelling dat de post niet altijd op tijd wordt bezorgd is hiervoor onvoldoende. De rechtbank verwijst hierbij nog naar de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 30 januari 2024 [2] .
4. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding en eiser krijgt het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van
mr.M. van Ettikhoven, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
6 september 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.