In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 februari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. De zaak betreft de intrekking van het recht op bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) en de terugvordering van te veel betaalde uitkeringen. Eiser had in eerste instantie een bijstandsuitkering ontvangen, maar deze werd door verweerder met terugwerkende kracht ingetrokken, omdat eiser zijn inlichtingenplicht zou hebben geschonden. Dit leidde tot een terugvordering van een bedrag van € 21.058,47 over de periode van 6 januari 2021 tot en met 31 mei 2022.
Na een tussenuitspraak op 24 augustus 2023, waarin de rechtbank verweerder de gelegenheid gaf om het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen, heeft verweerder een nieuw besluit genomen. In dit nieuwe besluit werd het bezwaar van eiser gedeeltelijk gegrond verklaard, en werd het recht op bijstand per 17 september 2021 ingetrokken, met een terugvordering van € 10.367,75. Eiser heeft hierop een zienswijze ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat de door eiser ingebrachte stukken onvoldoende bewijs boden voor zijn stelling dat er geen activiteiten in zijn onderneming hebben plaatsgevonden.
De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen het bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang, en het beroep tegen het bestreden besluit 2 ongegrond verklaard. Tevens heeft de rechtbank verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 2.187,50. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.