ECLI:NL:RBMNE:2024:5447

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 juni 2024
Publicatiedatum
16 september 2024
Zaaknummer
UTR 23/2012
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om eenmalige energietoeslag voor dak- en thuisloze eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 juni 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die als dak- en thuisloze een aanvraag had ingediend voor een eenmalige energievergoeding van € 800,- op grond van de Participatiewet (Pw), en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats], dat als verweerder optrad. De aanvraag werd afgewezen op 1 november 2022, waarna het bezwaar van eiser op 22 februari 2023 ongegrond werd verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 8 april 2024 heeft eiser, vergezeld door zijn moeder, zijn standpunt toegelicht. Eiser betoogde dat de uitsluiting van dak- en thuislozen van de energievergoeding onterecht was, aangezien deze groep het al zwaar heeft en hij zich in een vergelijkbare situatie bevond als studenten die wel een vergoeding kregen. Verweerder stelde echter dat hij beleidsvrijheid had om deze groep uit te sluiten, omdat dak- en thuislozen geen eigen energierekening hebben en hun behoefte aan een vergoeding niet altijd kenbaar is.

De rechtbank oordeelde dat de beroepsgrond van eiser niet slaagde. Eiser voldeed niet aan de voorwaarden voor de doelgroep van de eenmalige energievergoeding en had geen objectieve en verifieerbare stukken overgelegd om zijn energiekosten en schulden aan te tonen. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht de aanvraag had afgewezen en dat er geen ongerechtvaardigd onderscheid was gemaakt ten opzichte van andere groepen, zoals studenten. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/2012

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 juni 2024 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats] , verweerder

(gemachtigde: E. Chahid).

Procesverloop

Bij besluit van 1 november 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om een eenmalige energievergoeding van € 800,- over 2022 op grond van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet (Pw) en de Beleidsregel energievergoeding gemeente [plaats] (hierna: Beleidsregels) afgewezen.
Bij besluit van 22 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 april 2024. Eiser is verschenen, vergezeld door zijn moeder [moeder] . De gemachtigde van verweerder heeft via een videoverbinding deelgenomen.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij als dak- en thuisloze ten onrechte wordt uitgesloten van het beleid van verweerder inzake de energievergoeding. De groep dak- en thuislozen hebben het al zwaar. Juist die groep moet geholpen worden. Eiser vergelijkt zichzelf hierbij met de groep studenten, die uiteindelijk ook een energievergoeding toegekend hebben gekregen. Verweerder moet volgens eiser gebruik maken van de ruimte die de wet en het beleid geeft. Eiser wordt nu elke maand € 233,- gekort op zijn uitkering, terwijl hij wel moet doorgeven waar hij verblijft. Hij verblijft in woningen en moet die mensen compenseren voor de door hem gebruikte energie. Dat kan hij niet zonder energievergoeding. Hij is bang gezien te worden als profiteur.
2. Volgens verweerder heeft hij beleidsvrijheid gehad om de groep dak- en thuislozen uit te sluiten van de doelgroep van de eenmalige energievergoeding voor 2022 in de Beleidsregels. Verweerder heeft om een geldige reden de groep dak- en thuislozen uitgesloten en ziet bij het bestreden besluit geen aanleiding om voor eiser een uitzondering te maken. Voor toekenning van individuele bijzondere bijstand voor energiekosten ziet verweerder ook geen aanleiding, omdat eiser niet met objectieve en verifieerbare stukken aannemelijk heeft gemaakt welke energiekosten hij heeft gemaakt en welke schulden hij heeft.
3. De beroepsgrond slaagt niet. Niet in geschil is dat eiser ten tijde van het primaire en bestreden besluit aan te merken is als dak- en thuisloze in de zin van de Beleidsregels [1] en daardoor niet tot de doelgroep behoorde voor een eenmalige energievergoeding over 2022 op grond van die Beleidsregels [2] . Verweerder was dus op grond van de Beleidsregels bevoegd om de aanvraag van eiser voor de energievergoeding over 2022 af te wijzen.
4. Dat met de uitsluiting van dak- en thuislozen strijd met het gelijkheidsbeginsel ontstaat, ziet de rechtbank niet. Verweerder heeft beleidsvrijheid gehad bij het bepalen van de doelgroep voor de eenmalige energievergoeding over 2022. Dit volgt uit de Memorie van Toelichting bij de wetswijziging van de Pw [3] . Verweerder heeft de dak- en thuislozen in de Beleidsregels uitgesloten, onder meer omdat dak- en thuislozen geen (eigen) energierekening hebben en hun behoefte aan een eenmalige energievergoeding niet op voorhand en in alle gevallen kenbaar is. Dan leent het instrument van de categoriale bijzondere bijstand zich niet voor deze groep, aldus verweerder. Van een ongerechtvaardigd gemaakt onderscheid is de rechtbank dan niet gebleken.
5. De vergelijking die eiser maakt met de uitsluiting van studenten van de categoriale bijzondere bijstand, geeft de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel. In de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 5 augustus 2022 [4] , waar eiser in bezwaar op heeft gewezen, is geoordeeld dat uitsluiting van studenten als groep van de energievergoeding tot een niet te rechtvaardigen onderscheid leidt. De woonsituatie en energiekosten van studenten zijn echter niet vergelijkbaar met de woonsituatie en eventuele energiekosten van dak- en thuislozen. Onder studenten bevinden zich immers ook huishoudens of alleenstaanden die zich voor wat betreft inkomen en energiekosten in precies dezelfde situatie bevinden als niet studenten die wel in aanmerking komen voor de energievergoeding. Dat is de reden dat de rechtbank Gelderland overwoog dat een niet te rechtvaardigen onderscheid werd gemaakt en dat studenten als gehele groep ten onrechte werden uitgesloten van de energievergoeding. Eiser heeft niet toegelicht waarom deze redenering ook voor dak- en thuislozen opgaat. Om die reden is de verwijzing naar de uitsluiting van studenten en de uitspraak van de rechtbank Gelderland hierover naar het oordeel van de rechtbank niet toepasbaar op de situatie van eiser.
6. De rechtbank stelt ten slotte vast dat eiser in het kader van de beoordeling van zijn recht op individuele bijzondere bijstand geen onderbouwing met objectieve en verifieerbare stukken heeft gegeven van de gestelde energiekosten en schulden. Dan kan niet vastgesteld worden of eiser op grond van de wet en Beleidsregels [5] recht heeft op individuele bijzondere bijstand voor energiekosten. Verweerder heeft de aanvraag van eiser om individuele bijzondere bijstand ook terecht afgewezen.
7. Eiser heeft ook aangevoerd dat hij in de gemeente [woonplaats] een toeslag van
€ 160,- kreeg en in [plaats] niet. Dat vindt hij onterecht.
8. De beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank ziet geen aanknopingspunt om eiser te volgen in zijn stelling. De rechtbank stelt voorop dat het in deze zaak gaat om de vraag of verweerder de aanvraag van eiser om een energievergoeding over 2022 op goede gronden heeft afgewezen. Het is de rechtbank niet duidelijk wat de gestelde toeslag van € 160,- vanuit [woonplaats] daarmee te maken heeft. Daarnaast kan de rechtbank niet vaststellen of eiser de gestelde toeslag in [woonplaats] heeft gekregen en op grond waarvan, omdat eiser in zijn beroepsschrift niet heeft toegelicht om welke toeslag het zou gaan. Ook ter zitting heeft eiser daarover geen duidelijkheid gegeven. Als gevolg daarvan kan de rechtbank niet beoordelen of eiser, naar aanleiding van zijn aanvraag om een energievergoeding over 2022, de gestelde toeslag in [plaats] had moeten krijgen.
9. Eiser heeft ten slotte aangevoerd dat het bestreden besluit, na lang wachten en een foute hoorzitting, niet goed is gemotiveerd.
10. De beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank ziet geen aanknopingspunt om eiser te volgen in zijn stelling. Het bestreden besluit is toereikend en inzichtelijk gemotiveerd. Daarbij heeft verweerder meegewogen wat eiser tijdens de telefonische hoorzitting op 13 februari 2023 heeft gezegd. Dat de hoorzitting niet klopte, kan de rechtbank op basis van de dossierstukken en de toelichting van eiser ter zitting niet vaststellen. Eiser heeft op de zitting verklaard dat zijn stelling over de foute hoorzitting betrekking heeft op de eerdere procedure over de toeslag van € 160,-. Dat het bestreden besluit lang op zich heeft laten wachten, betekent niet dat er iets schort aan de motivering van het bestreden besluit. Voor zover eiser meent dat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag dan wel zijn bezwaar, had hij dat verweerder toen moeten laten weten via een ingebrekestelling en eventueel een beroep niet tijdig. In dit stadium van de procedure kan dat niet meer.
11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Lenstra, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.J.J.M. Kock, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Artikel 1, aanhef en onder c, van de Beleidsregels
2.Artikel 4, tweede lid en onder b, van de Beleidsregels
3.Kamerstukken II, 2021/2022, 36 057, nr. 3, p. 4
5.Artikel 35, eerste lid, van de Pw en artikel 7, eerste lid, van de Beleidsregels