ECLI:NL:RBMNE:2024:5451
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Kwijtschelding en bezwaar tegen openstaande vorderingen niet ontvankelijk verklaard
In deze zaak heeft eiser, een inwoner van [plaats], bezwaar gemaakt tegen een overzicht van openstaande vorderingen van het Dagelijks Bestuur Werk en Inkomen Lekstroom. Het primaire besluit, genomen op 31 maart 2023, hield in dat verweerder afzag van verdere invordering van een vordering van € 1.114,54, maar gaf ook een overzicht van drie andere openstaande vorderingen. Eiser was het niet eens met dit overzicht en heeft bezwaar gemaakt. Verweerder verklaarde het bezwaar op 19 april 2023 kennelijk niet-ontvankelijk, stellende dat het overzicht geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was. Eiser ging hiertegen in beroep.
De zitting vond plaats op 13 mei 2024, waar eiser aanwezig was en verweerder vertegenwoordigd werd door een gemachtigde. Eiser voerde aan dat de vorderingen feitelijk niet bestonden en dat hij door verweerder ten onrechte als fraudeur was aangemerkt, wat hem in financiële problemen had gebracht. Hij vroeg om inzage in zijn dossier en extra tijd om stukken in te brengen.
De rechtbank oordeelde dat de vermelding van de individuele inkomenstoeslag in het bestreden besluit een kennelijke misslag was. De rechtbank bevestigde dat het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk was verklaard, verwijzend naar rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep. De rechtbank kon de overige stellingen van eiser niet beoordelen en zag geen aanleiding voor extra tijd of een proceskostenveroordeling. Het beroep werd ongegrond verklaard.