ECLI:NL:RBMNE:2024:5651
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een onroerende zaak en verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 16 april 2024, wordt het beroep van eiser tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning beoordeeld. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde vastgesteld op € 614.000,- per waardepeildatum 1 januari 2020, wat leidde tot een aanslag onroerendezaakbelasting. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, betwistte deze waarde en stelde een lagere waarde van € 599.000,- voor. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld, onderbouwd met een recent verkoopcijfer van € 655.000,-. De rechtbank verwierp de argumenten van eiser en verklaarde het beroep ongegrond.
Daarnaast deed eiser een verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank concludeerde dat de redelijke termijn met een maand was overschreden en kende eiser een schadevergoeding van € 50,- toe. Tevens werd de Staat veroordeeld tot betaling van proceskosten van € 218,75 aan eiser. De rechtbank benadrukte dat de overschrijding van de termijn aan de rechtbank te wijten was, en niet aan de heffingsambtenaar. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.