ECLI:NL:RBMNE:2024:5700

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 september 2024
Publicatiedatum
3 oktober 2024
Zaaknummer
UTR 23/6037, UTR 23/6040, UTR 23/6042 en UTR 23/6045
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaarschriften tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 2 september 2024 uitspraak gedaan over vier bezwaarschriften van eiser tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. De rechtbank heeft geoordeeld dat de bezwaarschriften terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard, omdat de bezwaren niet gericht zijn tegen besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat de besluiten waartegen eiser bezwaar heeft gemaakt, geen besluiten zijn zoals bedoeld in artikel 1:3 van de Awb, omdat deze geen publiekrechtelijke rechtshandeling inhouden die de rechten, plichten of aanspraken van eiser wijzigt.

Eiser had eerder bezwaarschriften ingediend tegen verschillende besluiten van het college, waaronder een e-mailbericht waarin werd aangegeven dat zijn klacht niet in behandeling werd genomen, en een brief waarin werd gesteld dat hij in de toekomst in gesprek moest gaan over zijn gedrag. De rechtbank heeft geconcludeerd dat deze communicatie geen besluiten zijn in de zin van de Awb, en dat eiser derhalve geen bezwaar kon maken. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard, wat betekent dat eiser geen gelijk heeft gekregen en geen recht heeft op terugbetaling van griffierechten of vergoeding van proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van de definitie van een besluit in de Awb en de voorwaarden waaronder bezwaar kan worden gemaakt. De rechtbank heeft de betrokkenheid van eiser en de gemachtigde van het college in de zittingen genoteerd, evenals de procedurele stappen die zijn genomen, waaronder het schorsen van het onderzoek om eiser de gelegenheid te geven juridische bijstand te zoeken. De rechtbank heeft uiteindelijk de vier bezwaarschriften van eiser als niet-ontvankelijk verklaard, wat de beslissing van het college bevestigt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 23/6037, UTR 23/6040, UTR 23/6042 en UTR 23/6045

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 september 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht

(gemachtigde: mr. M.W.A. Notenboom).

Inleiding en verloop van de procedure

1. Het college heeft met vier afzonderlijke besluiten van 20 november 2023 vier bezwaarschriften van eiser niet-ontvankelijk verklaard omdat er geen sprake is van besluiten in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) waartegen bezwaar openstond.
2. Tegen deze besluiten heeft eiser beroep ingesteld. Het college heeft op 23 april 2024 een verweerschrift ingediend.
3. De rechtbank heeft de beroepen op 6 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van het college.
4. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting geschorst om eiser in de gelegenheid te stellen een advocaat/rechtshulpverlener te zoeken.
5. De beroepen zijn weer op zitting behandeld op 26 augustus 2024. De gemachtigde van het college was aanwezig. Eiser is zonder bericht van verhindering niet gekomen.

Beoordeling door de rechtbank

6. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of het college de bezwaren van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Andere vragen kunnen in deze procedure niet aan de orde komen.
7. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond. De rechtbank oordeelt dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen sprake is van besluiten in de zin van artikel 1:3 van de Awb zodat eiser daartegen geen bezwaar kon maken.
Wat is een besluit in de zin van de Awb?
8. Volgens artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder een besluit waartegen een bezwaarschrift kan worden ingediend verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Dit betekent dat door de beslissing van het bestuursorgaan er iets moet veranderen in de rechten, plichten en/of aanspraken van eiser.
Is de behandeling van de klacht een besluit?(zaaknummer UTR 23/6037)
9. Eiser ontving bijstand op grond van de Participatiewet (Pw). In het kader van een reintegratietraject heeft hij in 2022 een opleiding gevolgd tot Sociaal Begeleider en een stage gelopen bij Stichting [stichting] . De afspraken hierover zijn vastgelegd in een plan van aanpak van 14 januari 2022. Op 26 maart 2023 heeft eiser een klacht ingediend omdat volgens hem de afspraken in het plan van aanpak niet zijn nagekomen. In een emailbericht van 11 mei 2023 heeft de klachtbehandelaar aangegeven dat eisers klacht niet wordt behandeld omdat de situatie waarover de klacht gaat van meer dan een jaar geleden is. Eiser heeft hiertegen op 11 mei 2023 bezwaar gemaakt.
10. De rechtbank oordeelt dat het e-mailbericht van 11 mei 2023 waarin de klachtbehandelaar schrijft dat eisers klacht niet in behandeling wordt genomen, geen besluit is als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb. De brief gaat over de behandeling van een klacht waartegen geen beroep – en dus ook geen bezwaar – open staat. Dit staat in artikel 9:3 van de Awb. Het college heeft eisers bezwaar gericht tegen het e-mailbericht van 11 mei 2023 dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Is de brief van 9 mei 2023 een besluit?(zaaknummer UTR 23/6040)
11. Op 8 mei 2023 heeft er een gesprek met eiser plaatsgevonden op het stadskantoor. Op 9 mei 2023 is namens het college een brief aan eiser gestuurd. Hierin staat dat eiser tijdens het gesprek op 8 mei 2023 heeft aangegeven dat hij zich slecht behandeld voelt en dat hiervoor tijdens het gesprek excuses zijn aangeboden. Verder staat in deze brief dat als eiser weer in de situatie komt dat hij gebruik wil maken van de dienstverlening van Werk en Inkomen (W&I) hij alsnog in gesprek zal moeten gaan over zijn gedrag. Eiser heeft op 17 mei 2023 bezwaar gemaakt tegen de brief van het college van 9 mei 2023. Eiser is het er niet mee eens dat hij een ordegesprek moet voeren met medewerkers van W&I omdat dit een soort afleiding is van het werkelijke probleem waarbij fout op fout is gemaakt in de begeleiding.
12. De rechtbank is van oordeel dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de brief van 9 mei 2023 geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.
In deze brief wordt enkel weergegeven wat de aanleiding was van het gesprek op 8 mei 2023 en hoe dit gesprek is verlopen. De mededeling in de brief dat als eiser weer gebruik wil maken van de dienstverlening van de gemeente hij alsnog in gesprek zal moeten gaan verandert niets aan de rechtspositie van eiser. Het college heeft eisers bezwaar gericht tegen de brief van 9 mei 2023 dan ook terecht nietontvankelijk verklaard.
Is het niet starten van een onderzoek een besluit?(zaaknummer UTR 23/6042)
13. Op 15 juni 2023 heeft eiser een gesprek gevoerd met de wethouder. Op 29 juni 2023 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen de (mondelinge) weigering van de wethouder om een onderzoek in te stellen naar – onder meer – het niet nakomen van het plan van aanpak.
14. De rechtbank oordeelt dat een (mondelinge) weigering om een onderzoek in te stellen niets verandert aan de rechtspositie van eiser en daarom geen besluit is waartegen bezwaar kan worden gemaakt. Het college heeft eisers bezwaar van 29 juni 2023 gericht tegen de weigering om een onderzoek in te stellen dan ook terecht nietontvankelijk verklaard.
Is de brief van 26 juni 2023 van de wethouder een besluit?(zaaknummer UTR 23/6045)
15. Naar aanleiding van het gesprek op 15 juni 2023 heeft de wethouder eiser op 26 juni 2023 een brief gestuurd. Eiser heeft tegen deze brief op 29 juni 2023 bezwaar gemaakt omdat hij vindt dat de oplossing die de wethouder in deze brief aandraagt geen oplossing is.
16. De rechtbank oordeelt dat het college eisers bezwaar gericht tegen de brief van 26 juni 2023 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De brief bevat enkel een weergave van wat er tijdens het gesprek op 26 juni 2023 met eiser is besproken en excuses voor het feit dat er een aantal zaken niet goed is verlopen. Dat eiser een terugbetalingsregeling wordt aangeboden verandert niets aan zijn rechtspositie. Het is duidelijk dat eiser de door de wethouder geboden oplossing niet als oplossing ziet, maar dit maakt niet dat er wel sprake is van een besluit.

Conclusie en gevolgen

17. Uit het voorgaande volgt dat het college de vier bezwaarschriften terecht nietontvankelijk heeft verklaard omdat er geen sprake is van besluiten in zin van de Awb zodat eiser daartegen ook geen bezwaar kon maken.
18. De rechtbank verklaart de beroepen daarom ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten, voor zover die zijn gemaakt.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.R. Hoogenberk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
2 september 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.