In deze civiele zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 15 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] ROTTERDAM B.V. en de gedaagden [gedaagde 1] B.V. en [gedaagde 2] B.V. [eiseres] heeft vorderingen ingesteld voor onbetaalde facturen die verband houden met de aanvraag van subsidies voor haar gedaagden. De gedaagden hebben betwist dat de werkzaamheden naar behoren zijn uitgevoerd en dat de facturen te hoog zijn. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat [eiseres] haar verplichtingen correct is nagekomen en dat de gedaagden hun verweer onvoldoende hebben onderbouwd. De kantonrechter heeft de vorderingen van [eiseres] toegewezen, waarbij [gedaagde 1] is veroordeeld tot betaling van € 7.916,70 en [gedaagde 2] tot € 5.676,27, inclusief wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. Tevens zijn de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 2.440,44. De uitspraak is gedaan in het kader van een procedure die begon met een dagvaarding en een mondelinge behandeling, waarbij de kantonrechter de ontvankelijkheid van [eiseres] in haar vorderingen heeft beoordeeld en bevestigd.