Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de conclusie van antwoord,
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
2.De beoordeling
De ondergetekende (…) verklaart verhuurd te hebben voor de tijd van 30 jaar de ligplaats voor woonark [naam] met bijbehorende tuin, gelegen aan de [adres] te [woonplaats] aan medeondergetekenden, [gedaagde] en [A] . De huur gaat in op 14 januari 2000. (…)”. Anders dan [gedaagde] stelt, is niet gebleken dat partijen de bedoeling hadden om iets anders af te spreken, bijvoorbeeld dat de huurovereenkomst langer dan 30 jaar zou lopen of voor onbepaalde tijd zou gelden. Er zijn juist omstandigheden die ondersteuning geven aan de afspraak zoals die uit de tekst van de overeenkomst blijkt. [gedaagde] heeft voor de woonboot immers een hypotheek afgesloten met een looptijd van 30 jaar. De stelling van [gedaagde] dat bij haar de bedoeling bestond om langer dan 30 jaar te huren is bovendien niet te rijmen met de omstandigheid dat [gedaagde] tijdens de mondelinge behandeling zelf heeft verklaard dat het in eerste instantie ook de bedoeling was om er een paar jaar te gaan wonen en de woonboot dan te verkopen, maar dat dit door persoonlijke omstandigheden veranderd is.