ECLI:NL:RBMNE:2024:5800

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 juli 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
10867839 \ UC EXPL 24-98
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vervangende schadevergoeding en onverschuldigde betaling in aannemingsovereenkomst

In deze zaak vorderen [eiseres 1] en [eiser] een vervangende schadevergoeding van € 4.359,63 en terugbetaling van een deel van de aanneemsom van hun aannemer, [gedaagde] B.V., vanwege gebreken in de uitvoering van werkzaamheden aan het dak van hun woning. De overeenkomst van aanneming werd op 6 juli 2021 gesloten, waarna [gedaagde] werkzaamheden heeft verricht die later gebreken vertoonden, wat leidde tot lekkages. Ondanks herstelpogingen door [gedaagde] bleven de gebreken bestaan, wat resulteerde in een deskundigenonderzoek door [bedrijf] B.V. dat meerdere tekortkomingen vaststelde. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] tekortgeschoten was in de nakoming van de overeenkomst en dat de vordering tot vervangende schadevergoeding terecht was. De vordering tot terugbetaling van de aanneemsom werd echter afgewezen, omdat [eiseres 1] en [eiser] onvoldoende bewijs hadden geleverd dat zij onverschuldigd betaald hadden. De proceskosten werden toegewezen aan [eiseres 1] en [eiser].

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 10867839 \ UC EXPL 24-98 CMR/51145
Vonnis van 3 juli 2024
in de zaak van

1.[eiseres 1] ,

wonend in [woonplaats] ,
2.
[eiser],
wonend in [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eiseres 1] en [eiser] ,
gemachtigde: mr. A.J. Meijerink,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, tevens houdende een verzoek om een bevel ex artikel 22 Rv alsmede een incidentele vordering ex artikel 843a Rv,
- de conclusie van antwoord,
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de mondelinge behandeling van 31 mei 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. Namens [eiseres 1] en [eiser] zijn spreekaantekeningen voorgedragen.
1.2.
Hierna is bepaald dat er een vonnis komt.

2.Waar deze zaak over gaat

2.1.
Op 6 juli 2021 hebben [eiseres 1] en [eiser] met [gedaagde] een overeenkomst van aanneming van werk gesloten, op grond waarvan [gedaagde] werkzaamheden aan (de constructie van) de dakranden en de boeiborden van het dak van de woning van [eiseres 1] en [eiser] heeft verricht. De boeiboorden moesten vervangen worden en ook bleek de achterliggende houtconstructie van het dak verrot te zijn, wat hersteld moest worden. Op 9 en 10 september 2021 zijn de werkzaamheden verricht. [eiseres 1] en [eiser] hebben voor het werk € 10.127,10 betaald.
2.2.
Vanwege lekkages in de woning en overslaand water bij de dakrand, heeft [gedaagde] op 29 september 2021 en 22 oktober 2021 herstelwerkzaamheden verricht. [gedaagde] heeft onder andere de dakranden verhoogd door glasblokjes te plaatsen. Omdat er nog ruimte zat tussen de metalen dakrand en de houten platen van de boeiboorden, hebben [eiseres 1] en [eiser] [gedaagde] gesommeerd om dit te herstellen. [gedaagde] heeft toen geen herstelwerkzaamheden verricht.
2.3.
Op 4 augustus 2022 en op 24 april 2023 heeft [bedrijf] B.V. (hierna: [bedrijf] ) onderzoek gedaan naar de werkzaamheden van [gedaagde] . [bedrijf] heeft meerdere gebreken geconstateerd in het werk van [gedaagde] . Omdat [gedaagde] deze gebreken niet heeft hersteld, vorderen [eiseres 1] en [eiser] een vervangende schadevergoeding van € 4.359,63 (bestaande uit de herstelkosten van de gebreken), vermeerderd met rente en deskundigenkosten. Daarnaast vorderen [eiseres 1] en [eiser] terugbetaling van een deel van de aanneemsom, omdat [gedaagde] volgens hen te veel in rekening heeft gebracht.
2.4.
[gedaagde] heeft – kort gezegd – het volgende verweer gevoerd. [gedaagde] heeft zijn werkzaamheden conform de offerte en op de juiste manier uitgevoerd. Ook is er niet meer in rekening gebracht dan wat er is uitgevoerd.
2.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
[eiseres 1] en [eiser] vorderen 1) een vervangende schadevergoeding en 2) terugbetaling van een deel van de door hen betaalde aanneemsom op grond van onverschuldigde betaling. Eerst zal de vervangende schadevergoeding worden besproken. Daarna wordt het tweede deel van de vorderingen beoordeeld, waarbij ook het door [eiseres 1] en [eiser] gedane verzoek op grond van artikel 22 Rv en de vordering op grond van artikel 843a Rv worden betrokken.
De vervangende schadevergoeding
[gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst van aanneming van werk
3.2.
[gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen. Het werk van [gedaagde] vertoont namelijk gebreken. [gedaagde] heeft haar werkzaamheden dus niet naar behoren uitgevoerd. Dat volgt uit de twee rapporten van [bedrijf] . Tijdens het eerste onderzoek heeft [bedrijf] de volgende gebreken geconstateerd, welke door [gedaagde] niet feitelijk zijn weersproken:
  • Aan de achterzijde van de woning op de hoek sluiten de boeidelen niet geheel aan op de dakrand, omdat het boeideel aan de zijgevel te smal is en het boeideel aan de achtergevel te kort is. Daardoor zijn er kieren ontstaan tussen de boeidelen en de dakrand.
  • Er is geen waterkerende rand aangebracht aan de bovenzijde van de dakrand. Daardoor kan het water over de dakranden sijpelen.
Vervolgens heeft [bedrijf] een tweede onderzoek gedaan, dit keer naar de werkzaamheden aan de achterliggende draagconstructie van het dak. Tijdens dit onderzoek heeft [bedrijf] de volgende gebreken geconstateerd:
  • [gedaagde] heeft een aantal latten van de onderconstructie vervangen. Deze latten zijn met kleine T-nagels aan de houten balken van het overstek bevestigd en sommige latten waren in het kopse hout van de balken genageld. T-nagels kunnen de constructie echter niet dragen. Een dergelijke constructie moet worden bevestigd met schroeven of schroefnagels, en moeten niet worden aangebracht in het kopse hout.
  • [gedaagde] heeft de latten die hij heeft aangebracht in de inwendige hoek aan de achterzijde van de woning niet bevestigd aan de houten draagconstructie. Ook heeft [gedaagde] de latten van de beplating van de dakoverstekken niet aan elkaar gekoppeld. Als gevolg hiervan sluiten de boeidelen en de dakrandafwerking niet goed op elkaar aan. Daarmee heeft [bedrijf] dus een andere oorzaak vastgesteld voor de kieren tussen de boeidelen en de dakrand dan wat in het eerste rapport staat omschreven, maar het blijft een gebrek.
3.3.
[gedaagde] betwist weliswaar dat zij het werk niet naar behoren heeft uitgevoerd, maar zij heeft dat, gezien de conclusies uit de twee expertiserapporten van [bedrijf] , onvoldoende onderbouwd. Zo voert [gedaagde] aan dat de platen die zij gebruikt heeft wel geniet mogen worden en verwijst daarbij naar de richtlijnen voor het gebruik van het houten plaatmateriaal. Daarin staat echter dat wanneer het plaatmateriaal wordt toegepast in een vochtige omgeving of buitenomgeving (zoals hier het geval) altijd roestvrijstalen schroeven moeten worden gebruikt. Ook voert [gedaagde] aan dat hij het probleem met betrekking tot het water wat langs de dakrand liep heeft opgelost door glasblokjes te plaatsen tussen de boeidelen en de dakrandafwerking, zodat de dakrand hoger kwam. Maar daarvan heeft [bedrijf] juist gezegd dat dat geen duurzame oplossing is en [gedaagde] heeft niet verder uitgelegd waarom het plaatsen van de glasblokjes volgens haar in dit geval wel de juiste oplossing was.
[gedaagde] is in verzuim
3.4.
[eiseres 1] en [eiser] hebben [gedaagde] op 12 november 2021 een ingebrekestelling gestuurd, waarin zij [gedaagde] een termijn van veertien dagen hebben gegeven om de houten platen van de boeiboorden aan te sluiten bij de dakrand en daarmee ook de houten platen esthetisch af te werken. [gedaagde] heeft geen herstelwerkzaamheden verricht binnen de termijn van veertien dagen. Zij is dus op 27 november 2021 in verzuim geraakt.
[gedaagde] moet een vervangende schadevergoeding van € 4.359,63 betalen
3.5.
[gedaagde] is zoals gezegd tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen en is daarmee in verzuim. [eiseres 1] en [eiser] wensen geen nakoming meer, maar willen dat [gedaagde] een vervangende schadevergoeding betaalt. Dat hebben zij [gedaagde] op 20 oktober 2022 per brief laten weten. [gedaagde] moet dus een vervangende schadevergoeding betalen.
3.6.
De vervangende schadevergoeding wordt vastgesteld op een bedrag van € 4.359,63. Dat bedrag wordt toegewezen. Dat is namelijk het bedrag dat [eiseres 1] en [eiser] hebben betaald aan de aannemer die de herstelwerkzaamheden aan het dak heeft verricht, zo blijkt uit de overgelegde facturen. [gedaagde] heeft tegen de hoogte hiervan geen verweer gevoerd.
3.7.
De gevorderde wettelijke rente hierover wordt toegewezen op de wijze zoals onder de beslissing staat vermeld.
[gedaagde] moet de expertisekosten betalen
3.8.
[eiseres 1] en [eiser] vorderen vergoeding van de door hen betaalde kosten voor de deskundigenonderzoeken van [bedrijf] van in totaal € 3.478,75. Deze vordering wordt toegewezen. Dit zijn namelijk redelijke kosten die gemaakt zijn om de schade en de aansprakelijkheid vast te stellen en die kosten komen op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) voor vergoeding in aanmerking.
3.9.
De gevorderde wettelijke rente hierover wordt toegewezen op de wijze zoals onder de beslissing staat vermeld.
De onverschuldigde betaling
3.10.
[eiseres 1] en [eiser] stellen dat zij een deel van de aanneemsom onverschuldigd betaald hebben, omdat [gedaagde] te veel in rekening zou hebben gebracht voor de verrichte werkzaamheden. [eiseres 1] en [eiser] vorderen ten minste € 476,19 vanwege te veel in rekening gebracht materiaal, en vragen op grond van artikel 22 Rv dan wel artikel 843a Rv dat [gedaagde] een aantal stukken ter beschikking stelt zodat zij de omvang van hun vordering verder kunnen vaststellen.
3.11.
De kantonrechter wijst de vordering af. [eiseres 1] en [eiser] hebben, gezien de betwisting van [gedaagde] , onvoldoende onderbouwd dat zij een deel onverschuldigd betaald hebben. Uit de offerte die [gedaagde] heeft uitgebracht, waar [eiseres 1] en [eiser] akkoord op hebben gegeven, blijkt immers dat partijen een vaste aanneemsom zijn overeengekomen. Er is geen duidelijke regeling overeengekomen wat betreft minderwerk en hoe daar mee wordt omgegaan. Hoewel [eiseres 1] en [eiser] stellen dat zij ervan uit zijn gegaan dat de offerte een offerte was voor het meest dure scenario (dus het scenario dat
alleszou moeten worden vervangen), blijkt dat niet uit de tekst van de offerte en de communicatie van partijen hierover. In de offerte staat zelfs achter ‘vernieuwen boeiboorden’ dikgedrukt ‘niet allemaal’. Bovendien heeft [gedaagde] met betrekking tot het materiaal tijdens de mondelinge behandeling uitgelegd dat zij een bepaald aantal houtenplaten van standaard formaat heeft gebruikt en daar delen van heeft moeten afzagen. Daarbij is een aantal m2 hout verloren gegaan, maar dat is altijd het geval. Die afgezaagde delen hout zijn niet meer te gebruiken en hoeven dan ook niet in mindering gebracht te worden op de overeengekomen aanneemsom.
3.12.
De kantonrechter ziet daarom ook geen aanleiding om [gedaagde] te bevelen de door [eiseres 1] en [eiser] gevraagde bescheiden over te leggen. Ook de vordering tot inzage op grond van artikel 843a Rv wordt afgewezen. De grondslag hiervoor ontbreekt, nu niet kan worden aangenomen dat [eiseres 1] en [eiser] te veel hebben betaald op grond van de door partijen gemaakte afspraken zoals die zijn vastgelegd in de offerte.
Proceskosten
3.13.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres 1] en [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
131,85
- griffierecht
244,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.188,85
3.14.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres 1] en [eiser] te betalen een bedrag van € 4.359,63, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 27 november 2021, tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres 1] en [eiser] te betalen een bedrag van € 3.478,75 aan deskundigenkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW hierover, met ingang van 29 december 2023, tot de dag van volledige betaling,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.188,85, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.P. van Tricht en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2024.