ECLI:NL:RBMNE:2024:6223

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 september 2024
Publicatiedatum
12 november 2024
Zaaknummer
C/16/555467 / HA ZA 22-301
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van Turks recht op het huwelijksvermogensregime en de vereffening van verwervingen na echtscheiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 september 2024 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw die oorspronkelijk de Turkse nationaliteit hadden en later ook de Nederlandse nationaliteit hebben verkregen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het Turks recht van toepassing is op het huwelijksvermogensregime, aangezien partijen geen huwelijkse voorwaarden hebben laten opmaken. De vrouw heeft vorderingen ingediend met betrekking tot de verdeling van het tijdens het huwelijk verworven vermogen, waaronder de toedeling van de echtelijke woning, bankrekeningen en andere activa. De man heeft in reconventie tegenvorderingen ingediend, waaronder verzoeken om taxatie van de woning en de verdeling van de inboedel.

De rechtbank heeft de vorderingen van de vrouw en de man gezamenlijk behandeld, waarbij de rechtsmacht van de Nederlandse rechter is vastgesteld op basis van het feit dat beide partijen hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden. De rechtbank heeft de vermogensrechtelijke afwikkeling beoordeeld aan de hand van het Turkse Burgerlijk Wetboek, dat een regime van verwervingsdeelneming kent. Dit houdt in dat goederen die tijdens het huwelijk zijn verworven, in beginsel gemeenschappelijk zijn, tenzij anders bewezen.

De rechtbank heeft de waarde van de verwervingen vastgesteld en bepaald dat de vrouw een bedrag van € 16.381,- aan de man moet betalen uit hoofde van de vereffening van het verworven vermogen. Daarnaast heeft de rechtbank de wijze van verdeling van de mede-eigendommen en de inboedel vastgesteld, en partijen gemachtigd om de benodigde taxaties uit te laten voeren. De proceskosten zijn voor beide partijen afzonderlijk.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/555467 / HA ZA 22-301
Vonnis van 11 september 2024
in de zaak van
[de vrouw],
wonende in [plaatsnaam 1],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. T.C. Cooman,
tegen
[de man], volgens de (incidentele) conclusie van antwoord ook genaamd
[de man],
wonende in [plaatsnaam 1],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. A.P. van Stralen.
Partijen zullen hierna ‘de vrouw’ en ‘de man’ worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
de dagvaarding tevens houdende de incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening van 31 december 2022;
de akte overlegging productie namens de vrouw met producties 1 tot en met 16;
de incidentele conclusie van antwoord met producties 1 en 2;
de akte houdende reactie op producties bij de incidentele conclusie van antwoord;
de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, tevens houdende een incidentele vordering, met producties 1 tot en met 4;
de incidentele conclusie van antwoord met producties 17 tot en met 20;
de conclusie van antwoord in reconventie met producties 21 en 22;
het bericht namens de vrouw van 17 mei 2024 met producties 33 tot en met 38;
het bericht namens de vrouw van 19 mei 2024 met producties 39 tot en met 40, en
de akte namens de man van 20 juni 2024, met producties 5 tot en met 9.
1.2.
De vorderingen en de verweren in conventie en reconventie zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling van 8 augustus 2024. Hiervan zijn aantekeningen gemaakt. Tijdens deze behandeling zijn via videobellen gehoord:
de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, en
mr. Van Stralen, als vertegenwoordiger van de man.
1.3.
De rechtbank heeft bij vonnis in incident van 14 juni 2023 beslist dat de vrouw voor de duur van het geding met uitsluiting van de man gerechtigd is tot het gebruik van de woning aan de [adres] in [plaatsnaam 1], met bevel aan de man de woning verlaten te houden, zulks zo nodig te bewerkstelligen met de sterke arm van politie en justitie. De beslissing over de kosten in incident is aangehouden.
1.4.
Bij vonnis in incident van 4 oktober 2023 heeft de rechtbank de incidentele vorderingen van de man tot inzage in een tweetal bankrekeningen, de jaarrekeningen van de onderneming van de vrouw van 2019 tot en met 2021 en de aangiften inkomstenbelasting van de vrouw van 2019 tot en met 2021 afgewezen. De beslissing over de kosten in incident is aangehouden.

2.Waar gaat het over?

Wat staat vast?
2.1.
De man en de vrouw zijn met elkaar getrouwd op [huwelijksdatum] in [plaatsnaam 2] (Turkije).
2.2.
Ten tijde van de huwelijkssluiting hadden partijen de Turkse nationaliteit. Pas later hebben partijen daarnaast de Nederlandse nationaliteit gekregen.
2.3.
De man en de vrouw hebben geen huwelijkse voorwaarden laten opmaken.
2.4.
Bij beschikking van deze rechtbank van 26 april 2022 is tussen de man en de vrouw de echtscheiding uitgesproken. Deze beschikking is op 13 oktober 2022 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag.
Wat ligt voor?
in conventie (de vorderingen van de eisende partij)
2.5.
De vrouw vordert – na wijziging van haar eis – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad het volgende beslist:
a) te bepalen dat de vrouw met uitsluiting van de man gerechtigd is tot het gebruik van de woning aan de [adres] te [plaatsnaam 1] totdat toedeling van de woning aan de vrouw is gerealiseerd of tot aan de passeerdatum bij verkoop van de woning aan een derde, met bevel aan de man de woning verlaten te houden, zulks zo nodig te bewerkstelligen met de sterke arm van justitie en politie;
b) de echtelijke woning aan het adres [adres] te [plaatsnaam 1] toe te bedelen aan de vrouw op voorwaarde dat aan de man ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid zal worden gegeven, met betaling/verrekening van de helft van de overwaarde aan/met de man, welke overwaarde mede bepaald zal worden aan de hand van een door een makelaar op te stellen taxatierapport, wiens kosten bij helfte door partijen gedragen zal worden, met machtiging aan de vrouw de makelaar mede namens de man onverwijld opdracht te verstrekken de woning voornoemd te taxeren;
c) dat de man zijn onvoorwaardelijke medewerking dient te verlenen aan het ondertekenen van de akte van verdeling bij de notaris (wiens kosten bij helfte door partijen voldaan zal worden) in verband met de toedeling van de woning aan de vrouw, dan wel i.v.m. verkoop van de woning aan een derde in geval de vrouw er niet in slaagt om de woning toebedeeld te verkrijgen, bij gebreke waarvan – na betekening van het vonnis aan de man – het in deze te wijzen vonnis in de plaats treeft voor de benodigde handtekening/toestemming van de man om toedeling van de woning aan de vrouw dan wel verkoop aan een derde te (doen) realiseren;
d) te bepalen dat de saldi per peildatum 11 november 2021 van de bank- en spaarrekeningen bij de Rabobank (daaronder begrepen de op naam van man staande bankrekening met nr. [rekeningnummer 1]), bij helfte aan partijen toekomt, waarna de en/of rekening kan worden beëindigd, met machtiging aan de vrouw de en/of rekening mede namens de man te doen beëindigen;
e) dat de saldi per peildatum 11 november 2021 van de bank- en spaarrekeningen bij de ABN ARMO bij helfte aan partijen toekomt, waarna de en/of rekening van partijen kan worden beëindigd, met machtiging aan de vrouw de en/of rekening mede namens de man te doen beëindigen;
f) dat de auto [merk 1] [type 1] toebedeeld wordt aan de man en de auto [merk 2] [type 2] aan de vrouw met verrekening bij helfte van de waarde van de auto’s, welke waarde vastgesteld dient te worden bij de betreffende autodealer;
g) dat de onderneming toebedeeld wordt aan de vrouw zonder verrekening van enige waarde met de man;
h) dat de saldi per peildatum 11 november 2021 van de drie bankrekeningen in Turkije (goudrekening, Eurospaarrekening en Turkse lira rekening) ten name gesteld van de vrouw bij helfte aan partijen toekomt, waarde de vrouw de rekeningen zal voortzetten/behouden;
i) dat de saldi per peildatum 11 november 2021 van de bankrekeningen in Turkije ten name gesteld van de man bij helfte aan partijen toekomt, waarna de man de rekeningen zal voortzetten/behouden, met veroordeling van de man de saldi van de bankrekeningen per peildatum inzichtelijk te maken;
j) de woning te Turkije van de man aan de man toe te bedelen en de woning te Turkije van de vrouw aan de vrouw toe te bedelen met gesloten beurzen, in die zin dat een waarde verrekening achterwege zal blijven;
k) te verklaren voor recht dat de kavel te Turkije van de vrouw niet in de (beperkte) gemeenschap van partijen valt;
l) met veroordeling van de man in de kosten van deze procedure (daaronder begrepen salaris van de advocaat van de vrouw en verschotten;
m) de man te veroordelen tot betaling van de helft van de door de vrouw vanaf 11 november 2021 (subsidiair van 13 oktober 2022) tot het moment waarop de OpbouwSpaarrekeningen met nr. [nummer 1] en nr. [nummer 2] te gelde worden gemaakt ten behoeve van deze spaarrekeningen betaalde inleg.
2.6.
De man concludeert dat de vorderingen onder d) tot en met f) en i) kunnen worden toegewezen en dat de overige vorderingen van de vrouw aan haar moeten worden ontzegd.
in reconventie (de tegenvorderingen van de gedaagde partij)
2.7.
De man vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad het volgende beslist:
a) te bepalen dat partijen [makelaar] gezamenlijk de opdracht geven om de waarde van de woning waartegen de vrouw de woning kan overnemen, zal bepalen;
b) de echtelijke woning aan de vrouw toe te bedelen, onder de opschortende voorwaarde dat zij binnen 3 maanden na het door de rechtbank te wijzen vonnis deze woning kan overnemen;
c) te bepalen dat mocht de vrouw niet binnen drie maanden de woning kan financieren en de man kan uitkopen, beide partijen [makelaar] opdracht geven om de woning te koop te zetten;
d) te bepalen dat partijen zich moeten houden aan de in redelijkheid gegeven adviezen van de makelaar die met de verkoop van de woning samenhangen;
e) te bepalen dat indien de vrouw haar medewerking niet verleend, het vonnis van de rechtbank in de plaats komt van de benodigde medewerking en handtekening van de vrouw voor verkoop en overdracht;
f) te bepalen dat indien de vrouw haar medewerking niet verleent de vrouw met de haren de woning metterwoon dient te verlaten en deze leeg en bezemschoon dient achter te laten;
g) de onderneming van de vrouw aan haar toe te wijzen met als vergoeding van 50% van de waarde van deze onderneming aan de man;
h) het saldo van de eurorekening op 11 november 2011 (lees: 2021) van de eurorekening ten name gesteld van de vrouw bij helfte toe te scheiden;
i) te bepalen dat de goudrekening en Lira rekening van de vrouw in de beperkte gemeenschap valt en dat de waarde van deze rekening op het moment van verdeling aan beide partijen ieder de helft toekomt;
j) de woning in Turkije van de vrouw aan de vrouw toe te scheiden en de woning van de man aan de man toe te scheiden, waarbij de woningen getaxeerd worden door een Turkse makelaar en indien blijkt dat een der partijen onder- dan wel onderbedeeld is, aan de andere partij een vergoedingsrecht van 50% van deze onder- dan wel overbedeling toekomt;
k) dit vergoedingsrecht zal binnen 3 maanden na uitspraak vonnis voldaan moeten worden. Indien de partij dit vergoedingsrecht niet binnen 3 maanden voldoet, worden de woning van diegene die een vergoedingsrecht moet voldoen verkocht, uit welke verkoopopbrengst het aan de andere partij toekomende vergoedingsrecht wordt voldaan;
l) de waarde van de kavel dient binnen één maand na de uitspraak vonnis door een Turkse makelaar te worden getaxeerd, waarna het aan de man toekomende vergoedingsrecht van de helft van de waarde moet worden voldaan. Indien de vrouw dit vergoedingsrecht niet binnen 3 maanden voldoet, wordt de kavel verkocht, welke verkoopopbrengst aan beide partijen ieder voor 50% toekomt;
m) te bepalen dat al hetgeen de vrouw onverschuldigd aan derden in een periode van drie maanden voor de peildatum aan de man een vergoedingsrecht van 50% van deze overboekingen toekomt;
n) de inboedel van de echtelijke woning en de woning in Turkije aan de vrouw toe te scheiden en te bepalen dat aan de man een vergoedingsrecht van € 12.500,- toekomt;
o) te bepalen dat het saldo op rekening [rekeningnummer 2] aan beide partijen ieder voor de helft toekomt;
p) te bepalen dat de vorderingen uitvoerbaar voor recht te verklaren.
2.8.
De vrouw concludeert dat de vorderingen van de man onder a) tot en met o) aan hem dienen te worden ontzegd en refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor de vordering onder p).
2.9.
Omdat de vorderingen in convenant en in reconventie op dezelfde onderwerpen zien, zal de rechtbank deze vorderingen hierna gezamenlijk behandelen.

3.De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
3.1.
Omdat de man en de vrouw ten tijde van de sluiting van het huwelijk de Turkse nationaliteit hadden, moet de rechtbank eerst vaststellen of de Nederlandse rechter bevoegd is om te beslissen op de verschillende vorderingen en welk recht zij daarbij moet toepassen.
Vermogensrechtelijke afwikkeling
Rechtsmacht
3.2.
Omdat beide partijen ten tijde van de aanvang van de onderhavige procedure hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te beslissen over de vermogensrechtelijke afwikkeling. [1]
Toepasselijk recht
3.3.
Aangezien partijen op [huwelijksdatum] zijn getrouwd, moet de vraag welk recht van toepassing is op het huwelijksvermogensregime van partijen worden beantwoord aan de hand van de regels die de Hoge Raad in zijn uitspraak van 10 december 1976 heeft geformuleerd. [2]
3.4.
Partijen hebben geen rechtskeuze gedaan voor of tijdens het huwelijk. Ten tijde van (kort na) de huwelijkssluiting hadden zij de Turkse nationaliteit gemeenschappelijk. Verder hadden zij geen nationaliteit gemeenschappelijk. Daarom past de rechtbank het Turks recht toe.
Het Turkse huwelijksvermogensrecht
3.5.
In het Turkse recht was er tot 1 januari 2002 sprake van een algehele scheiding van goederen en vanaf 1 januari 2002 geldt als gevolg van de inwerkingtreding van het nieuwe Turkse Burgerlijk Wetboek (hierna: TBW) een huwelijksgoederenregime dat wel wordt getypeerd als een regime van ‘verwervingsdeelneming’. Dat nieuwe regime van verwervingsdeelneming is slechts dan niet van toepassing indien de echtgenoten daar uitdrukkelijk voor hebben gekozen. Als echtgenoten niets hebben gedaan (zoals hier het geval is), dan geldt vanaf 1 januari 2002 ook in reeds bestaande huwelijken het nieuwe regime. Dat heeft als gevolg dat goederen tot 1 januari 2002 gescheiden blijven, terwijl goederen die vanaf 1 januari 2002 zijn verkregen door het nieuwe regime van verwervingsdeelneming worden bestreken. [3] Het systeem van verwervingsdeelneming in het TBW laat zich als volgt beschrijven.
3.6.
Op grond van artikel 218 TBW omvat het regime van verwervingsdeelneming de verwervingen en het persoonlijk vermogen van ieder der echtgenoten. Hieruit volgt dat er als het ware vier deelvermogens zijn en dat telkens moet worden gekeken of de eigendom als verwerving dan wel als persoonlijk vermogen moet worden gekwalificeerd.
3.7.
Het TBW maakt onderscheid in persoonlijk vermogen op grond van overeenkomst tussen de echtgenoten en persoonlijk vermogen op grond van de wet. Artikel 220 TBW bepaalt dat tot het persoonlijk vermogen op grond van de wet behoort:
1) het goed dat alleen voor persoonlijk gebruik door een der echtgenoten bestemd is;
2) vermogensbestanddelen die bij aanvang van het huwelijksgoederenregime aan een der echtgenoten toebehoren of later door een van hen uit een erfenis of op een enige andere wijze om niet zijn verkregen;
3) vorderingen uit immateriële schade, en
4) vermogenswaarden die persoonlijk vermogen vervangen.
3.8.
Hieruit volgt onder meer dat alle vermogensbestanddelen van vóór de huwelijkssluiting tot ieders persoonlijk vermogen van de echtgenoten blijven behoren en voorts dat als één van de echtgenoten van de ander gedurende het huwelijk sieraden krijgt geschonken die dan ook behoren tot het persoonlijk vermogen.
3.9.
Verwervingen zijn op grond van artikel 219 TBW de vermogensbestanddelen die iedere echtgenoot gedurende dit regime onder bezwarende titel heeft verkregen, in het bijzonder:
1) inkomsten uit arbeid;
2) betalingen door instanties voor sociale zekerheid, instellingen voor hulp aan personeel en soortgelijke instanties;
3) vergoedingen wegens verlies van zijn vermogen om arbeid te verrichten;
4) inkomsten uit zijn persoonlijk vermogen, en
5) vermogenswaarden die verwervingen vervangen.
3.10.
De partij die beweert dat een bepaald vermogensbestanddeel aan een der echtgenoten toebehoort, is verplicht zijn of haar bewering te bewijzen. Vermogensbestanddelen waarvan niet bewezen kan worden aan welke echtgenoot zij toebehoren, worden geacht hun mede-eigendom te zijn. Alle vermogensbestanddelen van een echtgenoot worden geacht verwerving te zijn totdat het tegendeel is bewezen (art. 222 TBW).
3.11.
Indien door de rechter is beslist tot beëindiging van het huwelijk wegens echtscheiding, eindigt het huwelijksgoederenregime op het tijdstip waarop de rechtszaak aanvangt (art. 225 TBW). Hiervoor is het moment waarop de rechtbank het verzoekschrift tot echtscheiding heeft ontvangen bepalend. Dat is 11 november 2021 (hierna: de peildatum). Het persoonlijk vermogen en de verwervingen worden gescheiden naar de staat daarvan op het tijdstip van de beëindiging van het huwelijksgoederenregime (art. 228 TBW). De op het tijdstip van de beëindiging van het huwelijksgoederenregime aanwezige verwervingen worden naar de waarde van het tijdstip van de vereffening in de verrekening betrokken (art. 235 TBW).
3.12.
Bij echtscheiding vindt een financiële afrekening (de vereffening) plaats voor wat betreft hetgeen tijdens het huwelijk is verworven. Iedere echtgenoot is rechthebbende op de helft van de aan de andere echtgenoot toebehorende nettowaarde van diens verwervingen (art. 236 TBW). Vorderingen worden verrekend. De nettowaarde is de waarde die overblijft nadat de totale waarde van de verwervingen van elk der echtgenoten is verminderd met de op deze goederen rustende schulden (art. 231 TBW).
3.13.
Waardevermindering of een negatief saldo wordt niet in beschouwing genomen. Verder wordt nagegaan of eventueel een echtgenoot op de andere echtgenoot een vordering heeft vanwege investering in een goed van die ander die heeft plaatsgevonden zonder enige of zonder passende vergoeding (de zgn. bijdragevordering). Is dit vermogensbestanddeel bij echtscheiding in waarde gestegen, dan verkrijgt de echtgenoot die heeft bijgedragen voor het bijgedragen deel een vorderingsrecht op de ten tijde van de vereffening bij dit goed vastgestelde vermeerderde waarde. Is de waarde ten opzichte van de beginwaarde van de bijdrage gedaald, dan verkrijgt hij het geïnvesteerde bedrag (art. 227 TBW).
De verwervingen
3.14.
Partijen zijn het erover eens dat de volgende goederen en schulden tot de verwervingen behoren:
Aan de zijde van de vrouw:
de auto van het merk [merk 2], type [type 2], met kenteken [kenteken] op naam van de vrouw;
de goudrekening bij Türkiye Bankasi op naam van de vrouw met nummer [rekeningnummer 3];
de eurospaarrekening bij Türkiye Bankasi op naam van de vrouw met nummer [rekeningnummer 4];
de Turkse lira rekening bij Türkiye Bankasi op naam van de vrouw met nummer [rekeningnummer 5];
de zakelijke bankrekening bij ABN AMRO op naam van de eenmanszaak van de vrouw met nummer [rekeningnummer 6];
de activa en passiva van de eenmanszaak van de vrouw genaamd [naam onderneming];
de woning in Turkije;
de effectenrekening bij de Rabobank met nummer [rekeningnummer 7].
Aan de zijde van de man:
i. de auto van het merk [merk 1], type [type 1], met kenteken [kenteken] op naam van de man;
j. de woning in Turkije.
3.15.
Partijen verschillen van mening of de volgende vermogensbestanddelen tot het persoonlijk vermogen van de vrouw of de man behoren en/of dus buiten de verwervingen vallen:
k. de bankrekening(en) van de man in Turkije;
l. de bankrekening bij ING Bank op naam van de vrouw met nummer [rekeningnummer 2];
m. de bankrekening bij de Rabobank op naam van de man met nummer [rekeningnummer 1].
De auto’s (post a en i)
3.16.
De vrouw stelt dat de [merk 1] kan worden toegedeeld aan de man en de [merk 2] aan haar, met verrekening van de helft van de waardes over en weer. De man erkent dat de auto’s tot het te vereffenen vermogen behoren, maar betwist de door de vrouw gestelde waardes.
3.17.
De rechtbank merkt eerst op dat de auto’s onder de verwervingen van partijen vallen en dat er geen sprake is van een verdeling. Tussen partijen is namelijk niet in geschil dat de [merk 1] aan de man toebehoort en de [merk 2] aan de vrouw. Ieder behoudt zijn of haar auto en de nettowaarde van de betreffende auto wordt aangemerkt als verwerving van degene van wie de auto is.
3.18.
Uit de door de vrouw overgelegde ANWB Koerslijst (productie 34) blijkt een waarde van de [merk2] van € 4.500,- en de man stelt dat de waarde € 4.000,- is. Omdat deze waardes niet veel verschillen middelt de rechtbank de gestelde waardes en zal zij de [merk 2] voor een netto waarde van € 4.250,- in de vereffening betrekken.
3.19.
Voor de [merk 1] geldt hetzelfde. Uit de stukken van de vrouw (productie 33) blijkt een waarde van € 22.300,- en de man stelt de waarde op € 17.500,- gebaseerd op meerdere advertenties en koerslijsten (productie 5 tot en met 7 van de man). De rechtbank middelt deze waardes en zal de [merk 1] voor een netto waarde van € 19.900,- in de vereffening betrekken.
De goudrekening bij Türkiye Bankasi (post b)
3.20.
Voor het vaststellen van de verwervingen dient het saldo dat aanwezig was op 11 november 2021 in aanmerking te worden genomen bij de verwerving van de vrouw. De rechtbank ziet geen aanleiding voor de stelling van de man dat de goudrekening moet worden gewaardeerd op het moment van vereffening van de verworven vermogens. Uit het door de vrouw overgelegde rekeningafschrift in de Turkse taal blijkt dat het saldo op de peildatum 324,41 bedroeg. Ter zitting heeft de vrouw onweersproken verklaard dat voornoemd bedrag het aantal gram goud is. Afgezet tegen de huidige wisselkoers is 324,41 gram goud € 23.247,- waard. De rechtbank zal de goudrekening voor dat bedrag betrekken in de vereffening van de verworven vermogens.
De eurospaarrekening bij Türkiye Bankasi (post c)
3.21.
Van de eurospaarrekening van de vrouw is een bankafschrift overgelegd van 30 november 2021 met een saldo van afgerond € 5.007,- (productie 9 van de vrouw). De rechtbank zal voornoemd saldo in de beoordeling betrekken omdat tussen laatstgenoemde datum en de peildatum geen transacties hebben plaatsgevonden.
De Turkse lirarekening bij Türkiye Bankasi (post d)
3.22.
De man wil dat het saldo van de lirarekening op de peildatum wordt meegenomen in – naar de rechtbank begrijpt – de vereffening van de verworven vermogens. Hij voert aan dat de huurinkomsten van beide Turkse woningen op deze rekening worden gestort en dat hij recht heeft op de helft. Hoewel dit standpunt kan worden gevolgd uitgaande van een huwelijksgemeenschap is dat hier niet het geval. In deze zaak gaat het om de afwikkeling van een verwervingsdeelneming naar Turks recht en daarvoor dienen de verwervingen van partijen op de peildatum worden vastgesteld. De rechtbank gaat voor het vaststellen van het verworven vermogen uit van het saldo van de lirarekening op de peildatum. De vrouw heeft van de lirarekening het rekeningafschrift van 30 november 2021 overgelegd, waaruit een saldo op de peildatum blijkt van 1.699,62 Turkse Lira (productie 10 van de vrouw). Omgerekend is dat € 46,-. De rechtbank zal dat saldo in aanmerking nemen bij het vaststellen van de verwerving van de vrouw.
3.23.
Het vorenstaande laat onverlet dat de man recht heeft op de huurinkomsten van zijn woning in Turkije voor zover in de periode na de peildatum de huurinkomsten de lasten van de woning overstijgen. De man heeft daartoe geen vordering ingediend zodat de rechtbank daar niet op kan beslissen.
De bankrekening(en) van de man in Turkije (post k)
3.24.
De vrouw heeft gesteld dat de man één of meer bankrekeningen in Turkije heeft en dat de saldi van die bankrekeningen op de peildatum in de vereffening betrokken moeten worden. De man heeft deze stelling niet betwist, maar omdat de vrouw haar vordering niet heeft toegelicht of onderbouwd kan de rechtbank de vordering niet toewijzen. Dat laat onverlet dat voor zover de man op de peildatum bankrekeningen in Turkije had hij het saldo daarvan op de peildatum alsnog met de vrouw dient te verrekenen.
De bankrekening bij de ING Bank eindigend op [nummer] (post l)
3.25.
Het saldo van de bankrekening met nummer [rekeningnummer 2] behoort niet tot de verwerving van de vrouw omdat de vrouw deze bankrekening pas na de peildatum heeft geopend. De rechtbank neemt het saldo van deze bankrekening daarom niet mee in de vereffening van de verworven vermogens.
De bankrekening bij de Rabobank eindigend op [nummer] (post m)
3.26.
Tussen partijen is niet langer in geschil dat de bankrekening van de man niet tot het verworven vermogen van de man behoort, omdat de man deze bankrekening pas na de peildatum heeft geopend. De rechtbank neemt het saldo van deze bankrekening daarom niet mee in de vereffening van de verworven vermogens. De man zal de vrouw nog wel inzage geven in de herkomst van de eerste inleg van de man op deze rekening. Volgens de man zou deze afkomstig zijn van een verkregen ontslagvergoeding.
De effectenrekening bij de Rabobank eindigend op [nummer] (post h)
3.27.
De vrouw benoemt de effectenrekening bij de Rabobank in haar dagvaarding als onderdeel van het – naar de rechtbank begrijpt – te vereffenen vermogen. De vrouw laat na toe te lichten en te onderbouwen dat de effectenrekening op de peildatum nog aanwezig was in het vermogen van (één van) partijen en wat het saldo dan zou zijn. Omdat niet vast is komen te staan dat de effectenrekening tot het verworven vermogen van (één van) partijen behoort, zal de rechtbank de effectenrekening buiten beschouwing laten bij de vereffening.
De onderneming van de vrouw (post e en f)
3.28.
De vrouw werkt als zzp’er in het onderwijs en drijft een eenmanszaak genaamd [naam onderneming]. Tussen partijen is niet in geschil dat de eenmanszaak van de vrouw tot haar verworven vermogen behoort. Ook zijn de man en de vrouw het er over eens dat voor de waarde van de eensmanszaak uitgegaan kan worden van het saldo op de peildatum van de zakelijke bankrekening met nummer [rekeningnummer 6] en de waarde van de inventaris en de vordering op de debiteuren per 31 december 2021. Uit de overgelegde rekeningafschriften blijkt dat het saldo van de zakelijke rekening op 11 november 2021 € 24.090,- bedroeg en uit de jaarrekening van 2021 blijkt dat de inventaris en de vordering op de debiteuren in totaal € 3.383,- bedroegen. De rechtbank stelt de waarde van de activa van eenmanszaak vast op € 27.473,- vast en neemt dat bedrag mee in het verworven vermogen van de vrouw.
De woningen in Turkije (post g en j)
3.29.
Zowel de man als de vrouw heeft ieder één woning in Turkije op zijn/haar naam staan. Tussen partijen is niet in geschil dat de woningen na 2001 zijn verkregen en tot het verworven vermogen van partijen behoren. De rechtbank volgt de man daarom niet in zijn standpunt dat de woning op naam van de vrouw aan hem moet worden toegedeeld en de woning op zijn naam aan de vrouw moet worden toegedeeld met gesloten beurzen. Omdat de man en de vrouw het niet eens zijn over de waardes van de woningen en de taxatierapporten die in opdracht van de vrouw door een Turkse makelaar zijn opgesteld ruim een jaar oud zijn, dienen beide woningen in Turkije opnieuw te worden gewaardeerd op basis van de actuele marktwaarde. Omdat de advocaat van de man ter zitting heeft verklaard dat de man voornemens is zich in Turkije te vestigen en de verhuur van een woning in Turkije bij eigen gebruik door de verhuurder beëindigd kan worden [4] , dient bij de waardebepaling geen rekening te worden met de verhuurde staat van de woning van de man. De man en de vrouw dienen de waardes van de woningen met elkaar te verrekenen. De rechtbank zal de wijze van vereffening gelasten zoals in het dictum omschreven.
Het (vermeende) vorderingsrecht
Kavel in Turkije
3.30.
Tussen partijen is niet in geschil dat de kavel in 1996 aan de vrouw is gaan toebehoren en dus tot haar persoonlijk vermogen behoort. De man wil dat de vrouw aan hem een vergoeding betaalt om omdat hij het geld voor aankoop aan de vrouw heeft gegeven. De vrouw betwist dat en heeft de overdracht van de kavel ter zitting toegelicht. Gelet op de gemotiveerde betwisting van de vrouw heeft de man zijn stelling onvoldoende toegelicht en onderbouwd. Het had op de weg van de man gelegen om met stukken aan te tonen dat en op welke wijze hij de aanschaf van de kavel heeft gefinancierd en dat heeft hij niet gedaan. Omdat niet vast is komen te staan dat de man met persoonlijk vermogen heeft geïnvesteerd in de kavel van de vrouw, heeft de man geen recht op een vergoeding. De rechtbank zal het verzoek van de man afwijzen.
Toe te voegen vermogenswaarden
3.31.
De man stelt dat de vrouw in het jaar voorafgaand aan de peildatum zonder zijn toestemming om niet gelden heeft geschonken aan de kinderen van partijen en dat die bedragen daarom aan de verwervingen moeten worden toegevoegd (artikel 229 lid 1 TBW). De vrouw betwist dat. Tussen de man en de vrouw is niet in geschil dat de vrouw van haar zakelijke bankrekening (via de en/of betaalrekening eindigend op [nummer]) op 18 oktober 2021 € 10.000,- heeft overgemaakt aan de dochter en op 20 oktober 2021 € 9.500,- aan de zoon. Ter zitting voert de vrouw aan dat de bijdragen niet aan haar verwervingen dienen te worden toegevoegd, omdat het om gebruikelijke giften gaat. De vrouw heeft daartoe onweersproken verklaard dat de man gedurende het huwelijk regelmatig geld aan de (jong)meerderjarige kinderen van partijen overmaakte om op die manier bij te dragen in de (hoge) studiekosten en dat haar overboekingen in dat gebruik van partijen paste. Daarmee is vast komen te staan dat de overboekingen aan de kinderen gebruikelijke giften zijn en hoeft de waarde van de overboekingen niet aan de verwervingen van de vrouw te worden toegevoegd. De vraag of de bijdragen in de studiekosten van de kinderen prestaties om niet zijn en of de man toestemming voor de overboekingen had verleend laat de rechtbank om die reden buiten beschouwing. De rechtbank zal het verzoek van de man afwijzen.
Recht op verrekening
Eigenaarslasten/gebruiksvergoeding
3.32.
De vrouw stelt dat zij vanaf de peildatum de volledige maandelijkse inleg van de opbouwspaarrekeningen heeft voldaan en dat de man de helft hiervan aan de vrouw moet vergoeden. De man betwist dat. Op grond van artikel 230 TBW kan bij vereffening om verrekening worden verzocht, als de schuld van één van de echtgenoten uit persoonlijk vermogen is betaald. Tussen de man en de vrouw is niet in geschil dat de maandelijkse hypotheeklasten, waaronder de inleg van de opbouwspaarrekeningen, vanaf de peildatum door de vrouw zijn voldaan. Omdat de inleg van de opbouwspaarrekeningen gemeenschappelijke vermogensopbouw betreft dient de man hierin voor de helft bij te dragen. Dat de man eigen (hogere) woonlasten heeft en de vrouw geen gebruiksvergoeding heeft voldaan doet daaraan niet af want daar staat tegenover dat de hypotheekrente van de gemeenschappelijke woning vanaf de peildatum volledig is en wordt gedragen door de vrouw. Dat de man andere eigenaars- en/of gebruikerslasten voor de vrouw en/of van de gemeenschappelijke woning heeft voldaan heeft hij niet met stukken onderbouwd. Daarnaast heeft hij daarvan geen vergoeding gevorderd, zodat de rechtbank daarop niet kan beslissen.
3.33.
Uit de overgelegde rekeningafschriften (productie 38 van de vrouw) blijkt dat de inleg van de opbouwspaarrekeningen over de periode vanaf de peildatum (11 november 2021) tot en met mei 2024 een bedrag van in totaal € 7.362,- bedroeg. De rechtbank zal dit bedrag verrekenen met het verworven vermogen van de vrouw.
De nettowaarde van de verwervingen
3.34.
In totaal bestaan de verwervingen van de man en de vrouw uit:
De vrouw:
- de auto € 4.250,-
- de goudrekening € 23.247,-
- de eurospaarrekening € 5.007,-
- de Turkse lirarekening € 46,-
- de activa van de eenmanszaak
€ 27.473,- +
Totale verwervingen € 60.023,-
Verrekenvordering
€ 7.362,- -/-
Nettowaarde € 52.661,-
De man:
- de auto € 19.900,-
Nettowaarde € 19.900,-
Ieder van de echtgenoten heeft recht op de helft van de nettowaarde van de verwervingen van de andere echtgenoot. De man heeft recht op € 26.331,- en de vrouw heeft recht op € 9.950,-. Na verrekening van elkaars vorderingen moet de vrouw uit hoofde van de vereffening van het verworven vermogen € 16.381,- aan de man betalen.
Goederen in mede-eigendom
3.35.
Op grond van het Turkse Burgerlijk Wetboek is er door het huwelijk geen gemeenschap van goederen ontstaan. Wel zijn zij op een andere manier samen eigenaar/rechthebbende geworden van een aantal goederen. Dat wordt ‘mede-eigendom’ genoemd. Bij de vereffening kunnen de echtgenoten verzoeken dat de goederen in mede-eigendom tegen betaling van het aandeel van de ander aan hem of haar worden afgegeven, indien diegene aantoont een zwaarder wegend belang te hebben (artikel 226 TBW). Partijen hebben gevraagd de verdeling van deze gemeenschappen vast te stellen of de wijze van verdeling hiervan te gelasten.
3.36.
Partijen zijn het erover eens dat zij de volgende goederen gemeenschappelijk hebben en dat zij gezamenlijk schuldenaar zijn van de volgende schulden:
n. de woning aan [adres] in [postcode + plaatsnaam 1];
o. de hypothecaire geldlening bij Rabobank met leningnummer [nummer] van € 100.000,-;
p. de hypothecaire geldlening bij Rabobank met leningnummer [nummer] van € 113.300,-;
q. de hypothecaire geldlening bij Rabobank met leningnummer [nummer] van € 36.000,-;
r. de Rabo opbouwspaarrekening bij Rabobank met nummer [rekeningnummer 8];
s. de Rabo opbouwspaarrekening bij Rabobank met nummer [rekeningnummer 9];
t. de inboedel van de hiervoor genoemde woning en van de woning van de vrouw in Turkije;
u. het saldo op de bankrekening bij Rabobank op naam van de man en de vrouw met nummer [rekeningnummer 10];
v. het saldo op de spaarrekening bij Rabobank op naam van de man en de vrouw met nummer [rekeningnummer 11];
w. het saldo op de beleggersrekening bij Rabobank op naam van de man en de vrouw met nummer [rekeningnummer 12];
x. het saldo van de bankrekening bij ABN AMRO op naam van de man en de vrouw met nummer [rekeningnummer 13];
y. het saldo van de bankrekening bij ABN AMRO op naam van de man en de vrouw met nummer [rekeningnummer 14].
De woning, hypotheek en opbouwspaarrekeningen (posten n t/m s)
3.37.
De vrouw heeft te kennen gegeven de woning te willen overnemen, waar de man op zich geen bezwaar tegen heeft. Partijen zijn het alleen niet eens over de waarde van de woning en daarom moet een taxatie plaatsvinden. Ter zitting zijn zij overeengekomen dat [makelaar] in [plaatsnaam 3] de taxatie dient uit te voeren. Tegelijkertijd is niet duidelijk of de vrouw de woning tegen de taxatiewaarde zal kunnen overnemen. De rechtbank zal daarom de wijze van verdeling gelasten zoals in het dictum omschreven.
Inboedel (post t)
3.38.
Partijen zijn het niet eens over de verdeling van de inboedel. Ook verschillen zij van mening of de een aan de ander een vergoeding moet betalen vanwege overbedeling. Van overbedeling is sprake als een van partijen goederen toegedeeld krijgt die in totaal meer waard zijn dan de goederen die de ander toegedeeld krijgt (‘overbedeling’).
3.39.
De rechtbank merkt op dat inboedelgoederen zich er het beste voor lenen om tussen partijen te worden verdeeld, waarbij ieder een deel van de goederen krijgt. Ondanks dat de goederen voor partijen een zekere waarde kunnen hebben, is de economische waarde van inboedelgoederen vaak beperkt. Die waarde wordt namelijk bepaald door de prijs die een derde bereid is te betalen bij een verkoop (bijvoorbeeld via Marktplaats). Het gaat dus niet om de prijs die nodig is om het goed te vervangen of de prijs waarvoor het goed destijds is gekocht. Omdat onbekend is welke inboedelgoederen in de woningen aanwezig zijn en zowel de man als de vrouw hebben nagelaten een voorstel tot verdeling van de inboedel te doen, zal de rechtbank bepalen dat partijen de inboedelgoederen van zowel de woning in Nederland als de woning van de vrouw in Turkije tussen beiden bij helfte moeten verdelen.
De bankrekeningen (posten u tot en met y)
3.40.
De vrouw wil dat de onder u) tot en met y) genoemde bankrekeningen nadat de saldi op de peildatum bij helfte zijn verdeeld worden beëindigd en dat zij wordt gemachtigd die bankrekeningen namens de man te doen beëindigen. De man heeft hier geen bezwaar tegen. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw daarom toewijzen. Daarbij merkt de rechtbank op dat partijen in overleg moeten gaan over eventuele bij- en afschrijvingen na de peildatum.
Proceskosten
3.41.
De man en de vrouw moeten allebei hun eigen proceskosten zowel in incident als in de bodemzaak betalen, omdat zij elkaars ex-partners zijn.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
gelast de navolgende wijze van vereffening van de woningen van de man en de vrouw in Turkije:
de vrouw dient binnen één week na afgifte van deze beschikking drie makelaars, die zijn gevestigd in de omgeving van de woningen van partijen in Turkije, aan de man te noemen, waarvan de man er binnen één week daarna schriftelijk één uitkiest. Deze makelaar wordt belast met de taxatie van beide woningen. Indien de vrouw niet binnen de termijn van één week drie makelaars voorstelt, is de man gerechtigd zelf een makelaar te kiezen. Indien omgekeerd de man niet binnen één week uit de drie voorgestelde makelaars een keuze maakt, is de vrouw gerechtigd om zelf een van de drie makelaars uit te kiezen;
partijen geven binnen veertien dagen na bovenvermelde keuze aan deze makelaar de opdracht om de woningen te taxeren tegen de actuele marktwaarde. Indien slechts een van de partijen binnen deze termijn een opdracht aan de makelaar heeft verstrekt, dan is deze na het verstrijken van de termijn bevoegd om als vertegenwoordiger van de andere partij de opdracht aan de makelaar te verstrekken;
ieder van partijen draagt de helft van de kosten van de taxaties;
na de waardebepaling dienen de waardes van beide woningen met elkaar vereffend te worden, in die zin dat ieder van partijen recht heeft op de helft van de waarde van de woning van de ander en die vorderingen met elkaar worden verrekend;
4.2.
gelast de navolgende wijze van verdeling van de mede-eigendommen van de vrouw en de man:
a. ten aanzien van de woning aan [adres] in [postcode + plaatsnaam 1], de daaraan gekoppelde hypothecaire geldlening bij Rabobank en de opbouwspaarrekeningen bij Rabobank:
 de man en de vrouw geven binnen veertien dagen na de datum van deze beschikking [makelaar] in [plaatsnaam 3] de opdracht om de woning te taxeren tegen de actuele waarde. Indien slechts een van de partijen binnen deze termijn een opdracht aan de makelaar heeft verstrekt, dan is deze na het verstrijken van de termijn bevoegd om als vertegenwoordiger van de andere partij de opdracht aan de makelaar te verstrekken;
 ieder van partijen draagt de helft van de kosten van de taxatie;
 de vrouw krijgt gedurende drie maanden na de datum van deze beschikking de gelegenheid om de man schriftelijk en met bewijsstukken onderbouwd te berichten of zij de woning en de rechten en verplichtingen uit de opbouwspaarrekeningen kan overnemen tegen de taxatiewaarde ervan c.q. de waarde van de opbouwspaarrekeningen, waarbij:
- de vrouw de op de woning rustende hypothecaire geldleningen bij de hypotheekverstrekker geheel voor haar rekening zal nemen en als eigen schuld zal voldoen en de man zal worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor deze hypothecaire geldleningen;
- de vrouw de helft van de overwaarde van de woning, bestaande uit de taxatiewaarde plus de waarde van de aan de hypotheek verbonden opbouwspaarrekeningen, na aftrek van de hypothecaire schuld(en) op het moment van de notariële overdracht, aan de man zal vergoeden;
 indien de vrouw de woning kan overnemen onder voornoemde voorwaarden dient de levering van de woning en de rechten en verplichtingen uit de opbouwspaarrekeningen aan de vrouw plaats te vinden binnen één maand, nadat de vrouw de man binnen de termijn van drie maanden na de datum van deze beschikking schriftelijk heeft bericht dat zij de woning kan overnemen;
 de kosten van het notariële transport van de woning komen voor rekening van de vrouw;
  • indien binnen of na verloop van deze periode van in totaal vier maanden blijkt dat de vrouw de woning niet kan overnemen dan wel deze niet is geleverd aan de vrouw, dient de woning te worden verkocht en geleverd aan een derde;
  • partijen zullen dan uiterlijk binnen 14 dagen na de mededeling dat overname niet lukt, dan wel binnen 14 dagen nadat de termijn voor levering is verstreken, gezamenlijk opdracht tot verkoop geven aan [makelaar] in [plaatsnaam 3];
  • partijen zullen in onderling overleg met de makelaar de vraagprijs, die dient te zijn gebaseerd op de woningmarkt ter plaatse en de kwaliteit van de woning, bepalen;
  • indien partijen er niet binnen twee weken na de opdrachtverlening aan de makelaar in slagen om gezamenlijk de vraagprijs te bepalen, zal de makelaar de woning te koop mogen aanbieden tegen een marktconforme vraagprijs;
  • partijen zullen in overleg met de makelaar de verkoopovereenkomst aangaan met degene die de hoogste prijs biedt indien en voor zover die prijs volgens beide partijen de best mogelijke prijs is. In het geval partijen het niet eens kunnen worden over de vraag of een aanbod de best mogelijke prijs is, dan zal de makelaar dit bindend kunnen bepalen;
  • als de verkoopprijs bindend is vastgesteld zijn beide partijen verplicht hun medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de woning;
  • na verkoop moet met de verkoopopbrengst en de uitkering van de opbouwspaarrekeningen de hypothecaire geldlening(en) worden afgelost en de aan de verkoop verbonden kosten worden betaald; het eventuele restant moeten partijen bij helfte delen, dan wel voor zover er een restschuld ontstaat, moeten zij ieder de helft daarvan dragen;
ten aanzien van de inboedel:
 bepaalt dat de man en de vrouw de inboedelgoederen van de woning aan [adres] in [postcode + plaatsnaam 1] bij helfte tussen beiden moeten verdelen;
 bepaalt dat de man en de vrouw de inboedelgoederen van de woning van de vrouw in Turkije bij helfte tussen beiden moeten verdelen;
ten aanzien van de bankrekeningen:
 machtigt de vrouw de rekeningen met nummer [rekeningnummer 10], [rekeningnummer 11], [rekeningnummer 12], [rekeningnummer 13] en [rekeningnummer 14] op te (doen) heffen en bepaalt dat de man en de vrouw de saldi van die rekeningen op de peildatum bij helfte moeten delen;
ten aanzien van de inleg van de opbouwspaarrekeningen bij de Rabobank:
 bepaalt dat ieder van partijen voor de helft draagplichtig is ten aanzien van die schuld tot de datum waarop de woning aan [adres] in [postcode + plaatsnaam 1] is geleverd aan de vrouw dan wel een derde;
4.3.
veroordeelt de vrouw om aan de man een bedrag te betalen van € 16.381,- uit hoofde van vereffening van het verworven vermogen;
4.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
beslist dat de man en de vrouw allebei hun eigen proceskosten moeten betalen;
4.6.
wijst de vorderingen voor het overige af.
Dit is de beslissing van rechter mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, tot stand gekomen in samenwerking met mr. D.J.M. Kuppens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 september 2024 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Artikel 6 onder a van de Verordening (EU) nr. 2016/1103 van de Raad van 24 juni 2016 (“Huwelijksvermogensverordening”)
2.HR 10 december 1976,
3.Rb. Haarlem 3 mei 2005,
4.Artikel 350 van de Turkse Wetboek van Verplichtingen