ECLI:NL:RBMNE:2024:6252

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 oktober 2024
Publicatiedatum
12 november 2024
Zaaknummer
UTR 23/3098, UTR 23/3100, UTR 23/3102, UTR 23/3106 en UTR 23/3109
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens gebrek aan toereikende machtiging

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 4 oktober 2024 uitspraak gedaan over een beroep dat door eiser is ingediend tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht. Het beroep is ingediend op 19 juni 2023, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat er geen toereikende machtiging is overgelegd door de gemachtigde, mr. D.A.N. Bartels. De rechtbank heeft mr. Bartels op verschillende momenten in de gelegenheid gesteld om een geldige machtiging in te dienen, maar deze is te laat aangeleverd. De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat een beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard als niet wordt voldaan aan de wettelijke vereisten, zoals het overleggen van een machtiging. Ondanks dat er meerdere verzoeken zijn gedaan om de machtiging tijdig in te dienen, heeft mr. Bartels dit niet gedaan. Hierdoor kon de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordelen. De rechtbank heeft ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat er geen bewijs was dat eiser immateriële schade had geleden. De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat de gemachtigde niet tijdig een geldige machtiging heeft overgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 23/3098, UTR 23/3100, UTR 23/3102, UTR 23/3106 en UTR 23/3109

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 oktober 2024 in de zaak tussen

mr. D.A.N. Bartels veronderstellenderwijs handelend namens, [eiser] ,te [woonplaats] , eiser,
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend op 19 juni 2023, ontvangen op 21 juni 2023, tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 9 juni 2023, verzonden op 13 juni 2023. Verweerder heeft het bezwaar ongegrond verklaard.
De zitting heeft met een MS-Teams verbinding plaatsgevonden op 2 september 2024.
Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun respectieve gemachtigden.

Overwegingen

1. Het beroep is veronderstellenderwijs door mr. Bartels ingesteld namens [eiser] . Bij het beroepschrift is geen toereikende machtiging meegestuurd. In artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht staat dat een beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard als dit niet voldoet aan de wettelijke vereisten. Zo’n vereiste is het overleggen van een machtiging als de rechtbank daarom verzocht heeft [1] . Voordat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard, moet de indiener van het beroep wel in de gelegenheid zijn gesteld om het verzuim te herstellen.
2. Het beroepschrift is ingediend door mr. Bartels. Hij vermeldt daarin dat hij de gemachtigde is van [eiser] . De heer mr. Bartels heeft bij het beroepschrift geen machtiging overgelegd. De rechtbank heeft mr. Bartels bij brief van 19 juli 2023 verzocht om binnen vier weken alsnog een machtiging in te dienen. Bij brief van 3 augustus 2023, ontvangen op 4 augustus 2023, heeft mr. Bartels twee machtigingen overgelegd. De eerste machtiging is ondertekend door [eiser] met de datum februari/maart/april 2021. De tweede machtiging is ondertekend door [A] met de datum 14 april 2022. Een volmacht mag niet ouder dan één jaar zijn. Beide volmachten voldoen niet aan de wettelijke vereisten.
3. De rechtbank heeft mr. Bartels bij aangetekende brief van 22 augustus 2023 in de gelegenheid gesteld om uiterlijk binnen vier weken een toereikende machtiging – van niet ouder dan één jaar – in te dienen waaruit blijkt dat hij gemachtigd is om namens [eiser] beroep in te stellen en in beroep op te treden. In deze brief staat dat als mr. Bartels niet (tijdig) aan dit verzoek voldoet of uitstel vraagt, de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren.
4. Per brief van 22 juli 2024 zijn de partijen uitgenodigd voor de zitting van
2 september 2024. Bij brief gedateerd op 25 maart 2024, ontvangen op 5 augustus 2024 (de ontvangst van de uitnodigingen voor zitting), heeft mr. Bartels een machtiging overgelegd van [eiser] met de datum 25 maart 2024. De rechtbank heeft mr. Bartels op 22 augustus
2023een aangetekende brief verstuurd met de gelegenheid om binnen uiterlijk vier weken na de datum van verzending van de brief een toereikende machtiging – van niet ouder dan één jaar – in te dienen. In de brief van 22 augustus 2023 staat ook vermeld dat als er niet wordt voldaan aan het verzoek binnen de gestelde termijn, de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren. Dat wil zeggen dat het beroep niet inhoudelijk wordt beoordeeld. De machtiging is te laat aangeleverd.
5. De machtiging is ruimschoots buiten de gestelde termijn ingediend door mr. Bartels en dus te laat ontvangen door de rechtbank. Nu er niet is voldaan aan de wettelijke vereisten, is het beroep nog steeds niet-ontvankelijk.
6. Tijdens de behandeling van het beroep op zitting heeft mr. Bartels aangegeven dat de gevraagde volmacht te vinden is tussen de aangeleverde gedingstukken van verweerder. Ook heeft hij een nieuwe volmacht verstuurd naar de rechtbank per brief gedateerd op
25 maart 2024, met ontvangstdatum 5 augustus 2024. De heer mr. Bartels zegt dat hij deze brief opnieuw heeft verstuurd. Om die reden is de brief gedateerd op 25 maart 2024 en zit er een groter tijdsverschil tussen de datering van de brief en de ontvangstdatum van de rechtbank.
7. De rechtbank is van oordeel dat mr. Bartels genoeg tijd heeft gehad om binnen het gestelde termijn het verzuim te herstellen. De gevraagde machtiging is door mr. Bartels pas ongeveer één jaar na de aangetekende brief van 22 augustus 2023 aangeleverd. De machtiging is ondertekend door [eiser] met datum 25 maart 2024. De machtiging is ondertekend ruimschoots na de datum waarop beroep is ingesteld. Daarnaast is de machtiging pas op 5 augustus 2024 (ver na de uiterlijke termijn van vier weken) overgelegd aan de rechtbank. De heer mr. Bartels heeft niet aannemelijk gemaakt dat de brief gedateerd op 25 maart 2024, ontvangen op 5 augustus 2024, al eerder is verzonden aan de rechtbank. Dit betekent dat de rechtbank bevoegd is het beroep niet-ontvankelijk te verklaren [2] .
8. De rechtbank heeft tijdens de beroepsprocedure niet tijdig kunnen vaststellen of
mr. Bartels bevoegd is om voor [eiser] beroep in te dienen. Indien de machtiging tijdig was overgelegd had de rechtbank het beroep meteen inhoudelijk kunnen beoordelen. De machtiging is - ondanks (meerdere) herstelverzuimen - pas overgelegd nadat eiser was uitgenodigd voor een zitting die speciaal is ingericht om over de niet-ontvankelijkheid van het beroep te spreken. Dit doet de gemachtigde bij meer beroepen en is veel te laat. Omdat de gemachtigde veel te laat een machtiging heeft overgelegd waarvoor hij ook geen geldige reden geeft en de gemachtigde (meerdere) malen in de gelegenheid is gesteld om een machtiging over te leggen, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk.
De overschrijding van de redelijke termijn
9. Mr. Bartels heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade, omdat de procedure over de belastingaanslag onredelijk lang heeft geduurd. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank niet heeft kunnen vaststellen dat [eiser] beroep wenste in te stellen en een procedure wilde starten. Om die reden kan ook niet worden vastgesteld dat [eiser] immateriële schade heeft geleden in de vorm van spanning en frustratie. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding daarom af [3] .
10. Voor een vergoeding van de proceskosten is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van A.F. Klomp, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 8:24 van de Awb.
2.Uitspraak van rechtbank Midden-Nederland van 25 juni 2020, ECLI:NL:RBMNE:2020:2390.