ECLI:NL:RBMNE:2024:6355
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de hoogte van de tegemoetkoming op grond van de kindregeling uit de Wet hersteloperatie toeslagen
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 20 november 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de hoogte van de tegemoetkoming die zij heeft ontvangen op basis van de kindregeling uit de Wet hersteloperatie toeslagen beoordeeld. Eiseres, een kind van een gedupeerde ouder, ontving een eenmalige tegemoetkoming van € 10.000,-, maar vond dit bedrag te laag en heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Dienst Toeslagen heeft het bezwaar ongegrond verklaard, met de argumentatie dat de kindregeling geen ruimte biedt voor afwijkingen van de forfaitaire bedragen die in de wet zijn vastgesteld.
De rechtbank oordeelt dat de wet dwingend is geformuleerd en dat er geen ruimte is voor toetsing aan het evenredigheidsbeginsel. De rechtbank wijst erop dat de wetgever bewust heeft gekozen voor een vaste tegemoetkoming, ongeacht de werkelijke schade die kinderen hebben geleden. Eiseres stelt dat zij geen zelfstandige rechtsbescherming heeft en dat de kindregeling niet aansluit bij de werkelijke schade, maar de rechtbank concludeert dat de wet geen ruimte biedt voor een afwijkende beoordeling.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de toekenning van de tegemoetkoming door Dienst Toeslagen terecht is geweest. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de wet en de intentie van de wetgever om kinderen een gelijke financiële ondersteuning te bieden, zonder rekening te houden met individuele omstandigheden.