In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 9 september 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een verzoek om proceskostenvergoeding. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M.A.T. Sick, had bezwaar gemaakt tegen een beslissing van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, die op 9 oktober 2023 had besloten dat verzoeker vanaf 24 mei 2023 geen recht meer had op een uitkering op grond van de Ziektewet. Op 13 juni 2024 heeft verweerder echter een nieuw besluit genomen, waarin hij terugkwam op de eerdere beslissing en de ZW-uitkering voortzette.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenvergoeding. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, die zijn vastgesteld op € 3.102,78. Dit bedrag is opgebouwd uit € 1.750,- voor rechtsbijstand en € 1.352,78 voor de kosten van een deskundige, die op verzoek van verzoeker een rapportage heeft opgesteld. De rechtbank heeft daarbij de relevante bepalingen uit de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) in acht genomen.
De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de administratiekosten van de deskundige niet voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.