In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, op 5 december 2024, wordt het beroep van eiseres behandeld tegen de Dienst Toeslagen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen een definitieve beschikking inzake compensatie voor kinderopvangtoeslag, maar stelt dat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar van 14 maart 2024. Verweerder heeft op 19 september 2024 een verweerschrift ingediend, maar geen van de partijen heeft verzocht om een zitting. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en zich gebogen over de vraag of het beroep gegrond is.
De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld, en dat de beslistermijn in dit geval is overschreden. Eiseres heeft verweerder op 21 augustus 2024 in gebreke gesteld, waarna zij op 6 september 2024 beroep heeft ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is en dat verweerder alsnog een besluit moet nemen, met een uiterlijke datum van 26 juni 2025. Tevens wordt er een dwangsom van € 50,- per dag opgelegd voor elke dag dat verweerder deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat eiseres recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 437,50, en dat het door eiseres betaalde griffierecht van € 51,- door verweerder moet worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen 6 weken na verzending van de uitspraak een beroepschrift in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als zij het niet eens is met deze uitspraak.