In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 5 december 2024, is het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had beroep ingesteld omdat de Dienst Toeslagen niet tijdig had beslist op zijn bezwaar tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. Het bezwaarschrift was op 26 februari 2023 door verweerder ontvangen, maar pas op 29 juli 2024 werd er een verweerschrift ingediend. Eiser heeft hierop gereageerd, maar beide partijen hebben ervoor gekozen om niet te worden gehoord op een zitting, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten.
De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld, en dat de beslistermijn in deze zaak is overschreden. Eiser heeft op 16 juli 2024 beroep ingesteld, nadat verweerder op 27 maart 2024 in gebreke was gesteld. De rechtbank oordeelt dat verweerder alsnog een besluit moet nemen, en dat dit binnen twee weken na de uitspraak moet gebeuren, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die een andere termijn rechtvaardigen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat in deze zaak sprake is van een bijzonder geval, waarbij de wettelijke beslistermijn te kort is om een besluit te nemen. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat een nadere beslistermijn van veertig weken na het indienen van het verweerschrift realistisch is, wat aansluit bij de gemiddelde doorlooptijd van de bezwaarprocedure. De uiterlijke datum waarop verweerder een besluit op bezwaar bekend moet maken is vastgesteld op 5 mei 2025.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat verweerder een dwangsom van € 50,- per dag moet betalen voor elke dag dat hij de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 437,50, en het door hem betaalde griffierecht van € 51,- moet door verweerder worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.