ECLI:NL:RBMNE:2024:6737

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 januari 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
UTR 23/5070
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar over bovenwettelijke werkloosheidsuitkering

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de korpschef van politie, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar tegen een besluit over zijn bovenwettelijke werkloosheidsuitkering. De rechtbank Midden-Nederland heeft op 22 januari 2024 uitspraak gedaan in deze enkelvoudige kamer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de korpschef niet heeft voldaan aan de verplichting om de op de procedure betrekking hebbende stukken te overleggen, zoals vereist in artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hierdoor heeft de rechtbank besloten om uitspraak te doen op basis van de door eiser overgelegde stukken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de korpschef het primaire besluit op 15 juni 2023 heeft bekendgemaakt, en dat de beslistermijn op 7 september 2023 eindigde. Eiser heeft op 8 september 2023 een ingebrekestelling gestuurd, waarop de korpschef niet tijdig heeft gereageerd. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard. De rechtbank heeft de korpschef opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een beslissing op bezwaar bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.

Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de korpschef het door eiser betaalde griffierecht van € 184,- moet vergoeden, en dat eiser recht heeft op een vergoeding van € 218,75 voor de proceskosten, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over hun mogelijkheden om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/5070

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 januari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. W. de Klein)
en

de korpschef van politie, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn bezwaar tegen een besluit over zijn bovenwettelijke werkloosheidsuitkering.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [1]
2. De griffier heeft bij brief van 31 oktober 2023 verweerder in de gelegenheid gesteld om de op de procedure betrekking hebbende stukken te overleggen. Verweerder heeft niet gereageerd op voornoemde brief. De rechtbank stelt vast dat verweerder niet heeft voldaan aan de in artikel 8:42, eerste lid van de Awb neergelegde verplichting om de op de procedure betrekking hebbende stukken te overleggen. Op grond van artikel 8:31 van de Awb kan de rechtbank hieruit de gevolgtrekkingen maken die haar geraden voorkomen. De rechtbank zal dan ook uitspraak doen op basis van de door eiser overgelegde stukken.
3. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [2] Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [3]
4. Verweerder moet uiterlijk binnen zes weken een beslissing op bezwaar nemen. Dit is gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. [4] Verweerder heeft het primaire besluit op 15 juni 2023 bekend gemaakt. In deze zaak eindigde de beslistermijn daarom op 7 september 2023. Eiser heeft verweerder op 8 september 2023 een ingebrekestelling gestuurd. Verweerder heeft de ontvangst hiervan op dezelfde dag bevestigd. Eiser heeft meer dan twee weken daarna beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen. Het beroep is daarom gegrond.
5. De rechtbank draagt verweerder op om binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een beslissing op bezwaar bekend te maken. [5]
6. De rechtbank bepaalt in deze zaak met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb, dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt een maximum van € 15.000,-.
7. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser ook een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. De rechtbank hanteert overeenkomstig haar vaste uitgangspunten een wegingsfactor van 0,25 voor het gewicht van de zaak. [6] Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 218,75 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,25).
8. Verweerder moet het door eiser betaalde griffierecht ter hoogte van € 184,- vergoeden. [7]

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op om binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een beslissing op bezwaar bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een bedrag van € 100,- moet betalen voor elke dag, waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht ter hoogte van € 184,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot de betaling van € 218,75 aan proceskosten van eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.C. Kampschuur, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2024.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb
3.artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
4.Artikel 7:10, eerste lid, van de Awb.
5.Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
6.Zie de uitspraak van de rechtbank van 4 september 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:4482.
7.Artikel 8:74, eerste lid, van de Awb.