ECLI:NL:RBMNE:2024:6982

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 oktober 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
24/3356
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de geschiktheid van functies voor een ZW-uitkering na WIA-beoordeling

In deze zaak heeft eiseres op 3 augustus 2022 een uitkering aangevraagd op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft haar aanvraag beoordeeld en vastgesteld dat zij 4,46% arbeidsongeschikt was, waardoor zij geen recht had op een WIA-uitkering. Eiseres is vervolgens in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) en heeft zich op 1 oktober 2023 ziekgemeld. Het Uwv weigerde haar Ziektewet (ZW)-uitkering op 19 december 2023, waarna eiseres bezwaar maakte. Het bezwaar werd ongegrond verklaard op 20 maart 2024, wat leidde tot het indienen van beroep door eiseres.

De rechtbank heeft het beroep op 18 juli 2024 behandeld. De kern van de zaak was of eiseres per 1 oktober 2023 in staat was de drie functies te verrichten die eerder bij de WIA-beoordeling waren geduid. De rechtbank heeft vastgesteld dat het Uwv zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen, mits deze zorgvuldig zijn opgesteld en geen tegenstrijdigheden bevatten. Eiseres voerde aan dat haar medische beperkingen waren onderschat, maar de rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig had gehandeld en dat er geen aanleiding was om aan de medische beoordeling te twijfelen.

De rechtbank concludeerde dat het Uwv op goede gronden had aangenomen dat eiseres de functies kon verrichten en verklaarde het beroep ongegrond. Eiseres kreeg geen gelijk en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door rechter M.W.A. Schimmel en is openbaar uitgesproken op 10 oktober 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/3356

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: Y.M. Venderbos),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Uwv
(verweerder)

Inleiding

1. Eiseres heeft op 3 augustus 2022 een uitkering aangevraagd op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het Uwv heeft de aanvraag van eiseres beoordeeld. Een verzekeringsarts heeft de arbeidsbeperkingen van eiseres beoordeeld en heeft deze beperkingen opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het Uwv drie functies geduid die eiseres, ondanks haar beperkingen, nog zou kunnen doen. Het gaat om de functies:
- Administratief medewerker (document scannen);
- Administratie ondersteunend medewerker; en
- Telefonist.
De arbeidsdeskundige heeft berekend wat de resterende verdiencapaciteit van eiseres is en aan de hand daarvan is berekend dat eiseres 4,46% arbeidsongeschikt was. Omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was, heeft het Uwv bepaald dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering.
1.2.
Eiseres is vervolgens in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW).
1.3.
Op 1 oktober 2023 heeft eiseres zich ziekgemeld vanuit de WW. Het Uwv heeft beoordeeld of eiseres in aanmerking komt voor een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Een arts van het Uwv heeft beoordeeld of eiseres per 1 oktober 2023, ondanks haar beperkingen, de drie functies kan verrichten die bij de eerdere WIA-beoordeling zijn geduid. De arts heeft vastgesteld dat eiseres die functies kan uitoefenen. Met het besluit van 19 december 2023
(het primaire besluit)heeft het Uwv de ZW-uitkering geweigerd.
1.4.
Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep van het Uwv heeft medisch onderzoek gedaan. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gerapporteerd dat eiseres de drie functies kan verrichten die bij de WIA-beoordeling zijn geduid. Met het besluit van 20 maart 2024 (
het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar ongegrond verklaard.
1.5.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 18 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van het Uwv, de gemachtigde van eiseres, eiseres zelf en haar ouders.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt aan de hand van wat partijen naar voren hebben gebracht, of het Uwv op goede gronden heeft aangenomen dat eiseres per 1 oktober 2023 (de datum in geding) de drie functies kan verrichten die bij de eerdere WIA-beoordeling zijn geduid.

Beoordelingskader

3. Op grond van artikel 19 van de ZW heeft een betrokkene recht op een ZW-uitkering als hij ongeschikt is voor ‘zijn arbeid’. Volgens vaste rechtspraak wordt met ‘zijn arbeid’ bedoeld het laatst verrichte werk voorafgaand aan de ziekmelding. Dit is de hoofdregel.
4. Een uitzondering hierop wordt aangenomen in de situatie dat eerder een WIA-beoordeling heeft plaatsgevonden, betrokkene niet in enig werk heeft hervat en zich vervolgens weer ziek heeft gemeld. In een dergelijke situatie geldt het toetsingskader zoals uiteen is gezet in de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 23 december 2022 [1] . Uit deze uitspraak blijkt dat bij de toepassing van artikel 19 van de ZW moet zijn voldaan aan de volgende twee voorwaarden:
1. van de oorspronkelijk bij de WIA-beoordeling geselecteerde functies, met inbegrip van de functies die als reservefuncties aan de betrokkene zijn voorgehouden, zijn op de datum in geding ten minste drie functies met elk ten minste drie arbeidsplaatsen voor de verzekerde geschikt gebleven, én
2. op basis van die functies – gelet op de loonwaarde die die functies ten tijde van de WIA-beoordeling vertegenwoordigden, afgezet tegen het bij de WIA-beoordeling geldende maatmaninkomen – is nog steeds sprake van een arbeidsgeschiktheid van ten minste 65%.
5. Aan deze voorwaarden is in ieder geval voldaan als de verzekeringsarts in het kader van de nieuwe ziekmelding vaststelt dat de medische beperkingen niet zijn toegenomen. Deze vaststelling is dan voldoende om een weigering van een ZW-uitkering op grond van artikel 19 van de ZW te kunnen dragen. Indien de medische beperkingen van betrokkene ten opzichte van de WIA-beoordeling wel op een of meer punten van de FML zijn toegenomen, dan moet worden beoordeeld in hoeverre dit consequenties heeft voor de geschiktheid van de oorspronkelijk bij de WIA-beoordeling geselecteerde functies.
6. Volgens vaste rechtspraak mag het Uwv zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiseres om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat de rapporten niet aan (één van) de drie voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling niet klopt. Voor het aannemelijk maken dat de medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk. Dit brengt mee dat de manier waarop eiseres zelf haar gezondheidsklachten ervaart, geen toereikende grondslag vormt voor het aannemen van een grotere mate van arbeidsongeschiktheid.
Is het medisch onderzoek zorgvuldig verricht?
7. Het bestreden besluit is gebaseerd op het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft een dossierstudie verricht en eiseres tijdens het fysiek spreekuur psychisch en lichamelijk onderzocht. Hij heeft alle medische klachten bij eiseres uitgevraagd. Daarnaast heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het aanvullend rapport van 31 mei 2024 zijn standpunt nader gemotiveerd en gereageerd op de tijdens de beroepsprocedure ingebrachte medische stukken. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat medisch onderzoek zorgvuldig is verricht.
Is de belastbaarheid van eiseres juist vastgesteld?
8. Voor zover eiseres in haar beroepschrift verwijst naar haar standpunten in bezwaar, overweegt de rechtbank dat het aan eiseres is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te geven waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. De enkele verwijzing naar de standpunten in bezwaar wordt niet gezien als een dergelijke gemotiveerde en specifieke betwisting. Op de standpunten in bezwaar is namelijk gereageerd met het bestreden besluit, het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. Eiseres zal dus moeten aanvoeren waarom zij het niet eens is met die reactie. Daarom beoordeelt de rechtbank het beroep in het licht van de in beroep aangevoerde gronden en niet in het licht van dat wat in bezwaar is aangevoerd.
9. Eiseres voert aan dat de medische beoordeling onjuist is, omdat haar beperkingen zijn onderschat. Eiseres voert aan dat sprake is van een toename van de artrose klachten in haar handen. Zij heeft een periode onder behandeling gestaan bij de handkliniek in Amsterdam en heeft daar tips meegekregen om zo goed mogelijk te kunnen omgaan met haar klachten. In dit stadium geven de experts aan dat het nog te vroeg is om te gaan behandelen. Vanwege de ernst in toegenomen klachten is eiseres opnieuw doorverwezen op 20 november 2023. Vervolgens heeft zij een echo gehad waaruit is gebleken dat er bij eiseres sprake is van beknelling van een belangrijke zenuw aan de hand. Eiseres voert aan dat zij wegens deze klachten verdergaand beperkt geacht moet worden ten aanzien van hand- en vingergebruik. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dan ook ten onrechte geen verdergaande beperkingen aangenomen voor pengebruik, fijne motoriek en knijpen, zo stelt eiseres. In het kader hiervan verwijst eiseres naar medische stukken van Bergman Clinics. Ook stelt eiseres zich op het standpunt dat zij verdergaand beperkt is voor werken met toetsenbord en muis, duwen/trekken, tillen/dragen, tocht en temperatuur en en stelt zij dat een urenbeperking zou moeten worden aangenomen.
10. Ten aanzien van het hand- en vingergebruik en beperking voor pengebruik, fijne motoriek en knijpen heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de rapporten van 6 maart 2024 en 31 mei 2024 gemotiveerd dat er geen aanleiding bestaat om verdergaande beperkingen aan te nemen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft hierbij ook de medische stukken van Bergman Clinics meegenomen in zijn beoordeling. Hij concludeert dat bij eiseres sprake is van artrose aan beide handen, waarbij tijdens het lichamelijk onderzoek is gebleken dat links een fors verminderde handknijpkracht aanwezig is. Wel kan eiseres links onbeperkt alle hand- en vingerbewegingen uitvoeren. Ten aanzien van de rechterhand stelt de verzekeringsarts bezwaar en beroep vast dat daarbij een volledig normaal hand- en vingergebruik aanwezig is met een normale handknijpkracht. Dit wordt ook bevestigd door de medische stukken van Bergman Clinics. Nu een volledig normaal hand- en vingergebruik aanwezig is en een normale handknijpkracht rechts, wordt eiseres door de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook in staat geacht om 15 kg te duwen en te trekken en 5 kg te tillen of te dragen.
11. Ook is er volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen medische onderbouwing voor een beperkte fijne motoriek in de handen, nu er geen sprake is van een neurologische aandoening of ernstige vaatstoornis in de handen. Uit de stukken van Bergman Clinics wordt hier ook geen melding van gemaakt. In tegenstelling tot wat eiseres stelt ziet de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook geen aanleiding om beperkingen aan te nemen voor toetsenbord- en muisgebruik. Eiseres is in staat om verdeeld over de dag vier uur computerwerk te verrichten en de muis onbeperkt met rechts te hanteren. Er is hiervoor namelijk geen grote kracht vereist waarbij eiseres ook (zowel links als rechts) alle hand- en vingerbewegingen kan uitvoeren, bij een normale fijne motoriek. Verder ziet de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding om beperkingen aan te nemen voor tocht en warme temperatuur. Tot slot wordt ook geen urenbeperking aangenomen, omdat eiseres niet op grond van energetische, preventieve of beschikbaarheidsgronden in aanmerking komt voor een urenbeperking. In dat verband merkt de verzekeringsarts bezwaar en beroep nog op dat de functies geen zware fysieke belastingsaspecten bevatten en er ook geen hoge mentale eisen aan worden gesteld, waardoor de functies passend zijn bij de belastbaarheid van eiseres.
12. De rechtbank kan de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres fysiek en psychisch heeft onderzocht, de medische stukken van Bergman Clinics duidelijk heeft meegenomen in zijn beoordeling en het feit dat hij uitvoerig heeft toegelicht waarom bij eiseres geen sprake is van (verdergaande) beperkingen. De rechtbank ziet in hetgeen eiseres naar voren heeft gebracht geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Eiseres heeft ook geen andere medisch objectiveerbare gegevens overgelegd ter onderbouwing van haar stelling dat zij meer of anders beperkt moet worden geacht dan in de FML van 25 oktober 2022 is vastgelegd. De manier waarop eiseres zelf haar gezondheidsklachten ervaart, vormt (zoals onder punt 6 aangegeven) geen toereikende grondslag voor het aannemen van een grotere mate van arbeidsongeschiktheid.
Kon eiseres de eerder geduide functies verrichten?
13. Gelet op het voorgaande heeft het Uwv kunnen oordelen dat geen sprake is van een toename van medische beperkingen ten opzichte van de WIA-beoordeling. Daarmee is aan de voorwaarden voor toepassing van artikel 19 ZW voldaan en heeft het Uwv op goede grond aangenomen dat eiseres per 1 oktober 2023 (datum in geding) de drie functies kon verrichten die bij de eerdere WIA-beoordeling zijn geduid. De rechtbank merkt ten overvloede op dat de beroepsgronden van eiseres ten aanzien van de geschiktheid van die functies ook overigens niet slagen. Dit wordt hieronder uitgelegd.

Administratief medewerker (document scannen)

14. Eiseres voert aan dat zij in de functie van administratief medewerker (document scannen) een laptop moet hanteren waarvoor zij moet beschikken over voldoende knijp- en grijpkracht. Eiseres stelt in dat verband dat ook het vasthouden van lichte voorwerpen klachten bij haar geeft, als zij überhaupt al in staat is om iets vast te houden. Ook moet eiseres veelvuldig met toetsenbord en muis werken en is fijne motoriek van belang.
15. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 8 augustus 2023 gemotiveerd dat het hanteren van een laptop geen grote knijpkracht vereist. Dit blijkt ook uit het feit dat in deze functie niet meer dan de toegestane 5 kilogram getild hoeft te worden. Ten aanzien van toetsenbord- en muisgebruik heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep gemotiveerd dat het beeldschermwerk verdeeld is over het uur, waardoor er geen overschrijding is van de belastbaarheid. De rechtbank kan deze motivering volgen. De motivering van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in combinatie met de FML en de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep is voldoende om aan te nemen dat de functie de belastbaarheid van eiseres niet overschrijdt.
Administratief ondersteunend medewerker
16. Eiseres voert aan dat ook de functie Administratief ondersteunend medewerker niet geschikt is wegens de belasting ten aanzien van hand- en vingergebruik en knijpkracht. Eiseres dient onder andere een koffer op wielen te verplaatsen en telefoonnotities maken. Deze handelingen zijn te belastend voor haar handen en vingers, zo stelt eiseres.
16. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in dat verband toegelicht dat het verplaatsen van de koffer op grote wielen geen grote knijpkracht vereist. Dit blijkt ook uit het feit dat in deze functie niet meer dan de toegestane 5 kilogram getild hoeft te worden én duwen en trekken geen kenmerkende belasting is. Ook voor deze functie geldt dat de motivering van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in combinatie met de FML en de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende is voor de rechtbank. Zoals hierboven onder punt 12 is overwogen, gaat de rechtbank er van uit dat de FML juist is. Voor zover eiseres stelt dat de functies niet geschikt zijn omdat zij meer beperkt is dan in deze FML is aangenomen, kan die beroepsgrond dus niet slagen. Waar in de FML wel beperkingen zijn aangenomen, heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd dat met de geselecteerde functies de aangenomen beperkingen niet worden overschreden.

Conclusie en gevolgen

18. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt.
18.1.
Omdat het beroep ongegrond is ziet de rechtbank geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Eiseres krijgt ook het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W.A. Schimmel, rechter, in aanwezigheid van mr. C. Deve, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 oktober 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Centrale Raad van Beroep, 23 december 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2672.