ECLI:NL:RBMNE:2024:7

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 januari 2024
Publicatiedatum
2 januari 2024
Zaaknummer
10250976
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor gebrekkige uitvoering van aannemingsovereenkomst en schadevergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 3 januari 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eiser en een gedaagde, waarbij de eiser schadevergoeding vorderde wegens gebrekkige uitvoering van een aannemingsovereenkomst. De eiser, vertegenwoordigd door mr. H.R. Yucesan, had een gipsgebonden egalinelaag laten aanbrengen door de gedaagde, die tekortschoten in de uitvoering. De vloer vertoonde opbollen en scheuren, wat werd toegeschreven aan het te vroeg aanbrengen van een primer en de keuze voor een cementgebonden egalinelaag. De kantonrechter heeft een deskundigenonderzoek bevolen, waaruit bleek dat de gebreken aan de vloer het gevolg waren van fouten van de gedaagde. De gedaagde heeft niet gereageerd op de conclusies van de deskundige, waardoor de kantonrechter deze als juist heeft aangenomen. De eiser vorderde vervangende schadevergoeding voor de kosten van het opnieuw egaliseren van de vloer, alsook voor de kosten van het verwijderen en leggen van een nieuwe gietvloer. De kantonrechter heeft de vorderingen van de eiser toegewezen, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen. De kosten van de deskundige worden eveneens aan de gedaagde opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almere
Zaaknummer: 10250976 \ MC EXPL 22-7257
Vonnis van 3 januari 2024
in de zaak van
[eiser],
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. H.R. Yucesan,
tegen
[gedaagde] , (M.)H.O.D.N. [handelsnaam],
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 augustus 2023;
- het deskundigenrapport;
- de akte uitlaten na deskundigenbericht van [eiser] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis van 14 juni 2023 heeft de kantonrechter overwogen dat het door [gedaagde] geschetste alternatieve scenario voor het opbollen en scheuren van de vloer in de woning van [eiser] op dat moment niet uit te sluiten viel en is er een deskundigenonderzoek aangekondigd. Bij tussenvonnis van 16 augustus 2023 is een deskundigenonderzoek bevolen en is als deskundige benoemd de heer [deskundige 1] , werkzaam bij [bedrijf 1] .
2.2.
De deskundige heeft een conceptrapport opgesteld. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld op dit concept te reageren. Op 8 november 2023 heeft de rechtbank het definitieve rapport van de deskundige ontvangen. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld hierop te reageren. [eiser] heeft dit gedaan bij akte van 6 december 2023. [gedaagde] heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
Tekortkoming van [gedaagde]
2.3.
De eerste vraag die in deze zaak beantwoord moet worden, is of [gedaagde] gebrekkig werk heeft geleverd en daardoor is tekortgeschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst.
2.4.
Aan de deskundige zijn onderstaande vragen voorgelegd. Daarop heeft de deskundige de volgende antwoorden gegeven:
1. Wat zijn uw bevindingen met betrekking tot de uiterlijke gebreken aan de vloer op de begane grond van de woning van [eiser] ?
Antwoord deskundige: Ik vind het een gevaarlijke situatie gezien de scherpe randen. Dit gezien er kinderen in dit gezin aanwezig zijn.
2. Kunt u de oorzaak of oorzaken van het opbollen en scheuren van de vloer op de begane grond in de woning van [eiser] vaststellen? Zo ja, wat is/zijn volgens u die oorzaak/oorzaken en met welke mate van zekerheid kunt u die vaststellen? Indien meerdere oorzaken een rol spelen, kunt u dan aangeven in welke mate die oorzaken ieder aan de gebreken hebben bijgedragen?
Antwoord deskundige:Ja dat kan ik. Door te vroeg op de gipsgebonden egaline te gaan primeren en met een cementgebonden egaline te gaan egaliseren, konden zich ettringiet kristallen vormen die de aanhechting dusdanig hebben verzwakt waardoor er onthechting plaatsvindt.
3. Kan het al dan niet volgen van een opstookprotocol in deze zaak nog een rol hebben gespeeld bij het opbollen en scheuren van de vloer? Zo ja. wat houdt dit protocol in en dient dit opstookprotocol na het aanbrengen van de egaline of na het leggen van de gietvloer gevolgd te worden?
Antwoord deskundige:Nee, een opstookprotocol is van toepassing bij nieuwe dekvloeren. Door een opstookprotocol uit te voeren kan de dekvloer wennen aan de maximaal in te voeren temperatuur. Bij het opwarmen zal de materie uitzetten en tijdens het afkoelen
krimpen. Door het opstookprotocol voor het installeren van de eindvloer uit te voeren
komen eventuele gebreken aan de dekvloer aan het zicht. Deze kan men dan tijdig
herstellen. Het opstartprotocol mag worden gestart nadat de gietvloer is uitgehard. Het protocol is bedoeld om de dekvloer in rustige stappen op te warmen tot de gewenste
temperatuur.
4. Heeft u verder nog opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn?
Antwoord deskundige:Gezien de foto’s van de eerste egalisatie laag was het gevoel van de heer [gedaagde] terecht om te twijfelen over de uitvoering van de eerste egalisatielaag. Het bevreemd mij dat zijn onderaannemer deze egalisatielaag moedwillig heeft doorlopen. Dat de heer [gedaagde] alles in het werk heeft gesteld om alles op te lossen is naar mijn mening lovenswaardig. Helaas heeft de heer [gedaagde] hierbij een inschattingsfout gemaakt door te kiezen voor een cementgebonden egaline.
2.5.
De hiervoor genoemde antwoorden van de deskundige en de verdere toelichting in het deskundigenrapport vat de kantonrechter als volgt samen. [gedaagde] heeft vloerverwarming aangebracht in de bestaande dekvloer van zandcement. De sleuven zijn gedicht, waarna (de onderaannemer van) [gedaagde] een gipsgebonden egalinelaag op de dekvloer heeft aangebracht. Nadat deze egalinelaag beschadigd is geraakt, is besloten om een tweede laag egaline aan te brengen. [gedaagde] heeft op de eerste egalinelaag in een te vroeg stadium een dispersieprimer aangebracht en daarop vervolgens een cementgebonden egalinelaag. Doordat de primer te vroeg is aangebracht en de tweede egalinelaag cementgebonden is, hebben zich zogenaamde ettringiet-kristallen gevormd. Deze kristallen hebben de aanhechting tussen de eerste en tweede egalinelaag zodanig verzwakt dat er onthechting heeft plaatsgevonden. Dit is de oorzaak van het scheuren en opbollen van de gietvloer, die op de tweede egalinelaag is aangebracht.
2.6.
Uit het deskundigenonderzoek volgt dat het opbollen en scheuren van de vloer het gevolg is van een fout van [gedaagde] . Hij heeft de primer te vroeg op de gipsgebonden egalinelaag aangebracht en heeft een inschattingsfout gemaakt door bij de tweede egalinelaag te kiezen voor een cementgebonden egaline. [gedaagde] heeft niet op deze conclusies van de deskundige gereageerd. De kantonrechter gaat uit van de juistheid van de conclusies van de deskundige.
2.7.
De conclusie is dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst. Op grond van artikel 6:74 BW is hij daarom in beginsel verplicht de schade te vergoeden die [eiser] daardoor lijdt.
Kosten opnieuw egaliseren
2.8.
[eiser] wil niet dat [gedaagde] het werk nog uitvoert en vordert in plaats daarvan een schadevergoeding (vervangende schadevergoeding). Deze schadevergoeding bestaat uit de kosten van het opnieuw (door een derde) moeten egaliseren van de vloer. De kosten hiervan bedragen volgens [eiser] € 1.080,89.
2.9.
Omdat nakoming door [gedaagde] niet reeds blijvend onmogelijk was, moet hij voor de toewijsbaarheid van deze vordering in verzuim zijn geraakt.
2.10.
[eiser] heeft [gedaagde] bij e-mail van 17 augustus 2022 op de hoogte gesteld van de gebreken aan de vloer en heeft hem verzocht om binnen drie weken tot herstel over te gaan. [gedaagde] heeft dit niet gedaan. Ook heeft hij meermaals toegezegd langs te komen voor een inspectie, maar heeft dit uiteindelijk niet gedaan. [gedaagde] is daarom op grond van artikel 6:82 lid 1 BW in verzuim geraakt.
2.11.
Bij e-mail van 29 november 2022 heeft [eiser] aan [gedaagde] geschreven dat hij in plaats van nakoming aanspraak maakt op vervangende schadevergoeding. [eiser] heeft hiermee de oorspronkelijke verbintenis tot nakoming op grond van artikel 6:87 BW rechtsgeldig omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding. Dit betekent dat [eiser] herstel door [gedaagde] niet meer hoeft te accepteren, maar hij de kosten van herstel door een andere partij moet betalen.
2.12.
[eiser] heeft de gevorderde vervangende schadevergoeding van € 1.080,89 onderbouwd met een offerte van [bedrijf 2] B.V. (productie 16 bij dagvaarding). [gedaagde] heeft de hoogte van dit bedrag niet betwist. De kantonrechter begroot de schade daarom op dit bedrag en zal [gedaagde] veroordelen om dit bedrag aan [eiser] te betalen.
Kosten verwijderen en leggen nieuwe gietvloer
2.13.
[eiser] vordert verder de schade die zij lijdt als gevolg van het feit dat [gedaagde] het werk ondeugdelijk heeft uitgevoerd (gevolgschade). Deze schade bestaat uit de kosten van het verwijderen van de oude gietvloer en het leggen van een nieuwe gietvloer. De kosten hiervan bedragen volgens [eiser] € 5.000,72.
2.14.
Voor deze vordering is niet vereist dat [gedaagde] in verzuim is geraakt, omdat nakoming ten aanzien van gevolgschade reeds blijvend onmogelijk is.
2.15.
[gedaagde] heeft de gevorderde gevolgschade van € 5.000,72 onderbouwd met een offerte van [A] (productie 13 bij dagvaarding) en een offerte van [internetsite] (productie 14 bij dagvaarding). [gedaagde] heeft de hoogte van dit bedrag niet betwist. De kantonrechter begroot de schade daarom op dit bedrag en zal [gedaagde] veroordelen om dit bedrag aan [eiser] te betalen.
Kosten partijdeskundige
2.16.
[eiser] vordert een bedrag van € 340,00 dat ziet op de kosten van de door hem ingeschakelde deskundige [deskundige 2] . Het gaat hierbij om kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid zoals bedoeld in artikel 6:96 lid 2 sub b BW. [gedaagde] heeft tegen deze vordering geen afzonderlijk verweer gevoerd.
2.17.
In juli 2022 heeft [eiser] [gedaagde] voor het eerst op de hoogte gesteld van de problemen met de vloer. Vervolgens heeft [eiser] meermaals, per e-mail en brief, contact met [gedaagde] gezocht en hem verzocht de gebreken aan de vloer te herstellen. [gedaagde] heeft hierop meermaals aangegeven langs te zullen komen, maar kwam deze afspraken steeds niet na. Tot herstel of vergoeding van de schade is hij niet overgegaan. Tegen deze achtergrond valt goed te begrijpen en is redelijk dat [eiser] in november 2022 een deskundige opdracht heeft gegeven om een onderzoek te doen naar de oorzaak van de gebreken aan de vloer. Nu echter de in het rapport van deze deskundige genoemde oorzaak van de schade – het ontbreken van de hechtprimer – niet de oorzaak van de ontstane schade blijkt te zijn, is het niet redelijk om de kosten van dit rapport voor rekening van [gedaagde] te brengen. De vordering tot betaling van € 340,00 aan deskundigenkosten wordt daarom afgewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
2.18.
[eiser] heeft een bedrag van € 842,26 aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vorderingen van [eiser] hebben geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. De kantonrechter zal de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn daarom toetsen aan de norm van artikel 6:96 lid 2 sub c BW. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is slechts toewijsbaar, als deze kosten in redelijkheid zijn gemaakt en de omvang daarvan ook redelijk is. Dat er door [eiser] in redelijkheid buitengerechtelijke incassokosten zijn gemaakt, heeft hij voldoende onderbouwd. De hoogte van het gevorderde bedrag komt overeen met de in het Besluit genoemde tarieven, welke worden geacht redelijk te zijn. De kantonrechter zal de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten daarom toewijzen.
Wettelijke rente
2.19.
[eiser] vordert wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de vervangende schadevergoeding en de gevolgschade, en wel vanaf 12 juli 2022. Over de beslagkosten vordert [eiser] wettelijke rente vanaf de dagvaarding en over de buitengerechtelijke incassokosten vanaf de datum van dit vonnis. [gedaagde] heeft tegen deze vorderingen geen verweer gevoerd.
2.20.
Wat betreft de verbintenis tot vervangende schadevergoeding geldt dat deze verbintenis is ontstaan op het moment van de omzettingsverklaring. De omzettingsverklaring is bij brief van 29 november 2022 uitgebracht. De wettelijke rente over de vervangende schadevergoeding is op die dag meteen gaan lopen, zodat de rente vanaf 29 november 2022 wordt toegewezen.
2.21.
Wat betreft de gevolgschade geldt dat de wettelijke rente gaat lopen vanaf het moment dat de schade is geleden. Nu de gevolgschade abstract is berekend, begint de wettelijke rente hierover direct, vanaf het moment van schadetoebrenging, te lopen. In juli 2022 is de vloer gaan opbollen en scheuren. Op dat moment wordt de schade geacht te zijn geleden. [eiser] vordert de wettelijke rente over de gevolgschade vanaf 12 juli 2022, zijnde de dag waarop hij de gebreken voor het eerst bij [gedaagde] melde. Die vordering is, gelet op het voorgaande, toewijsbaar.
2.22.
[eiser] vordert ten slotte ook wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten. Niet gesteld of gebleken is echter dat [eiser] deze kosten daadwerkelijk al aan zijn gemachtigde heeft betaald of met de betaling daarvan in verzuim verkeert en als zodanig vermogensschade heeft geleden. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke incassokosten zal daarom niet worden toegewezen.
Proceskosten (inclusief beslagkosten)
2.23.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen.
2.24.
[eiser] vordert ook betaling van de kosten van het conservatoire derdenbeslag onder de ING Bank. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in beginsel toewijsbaar.
2.25.
[eiser] procedeert op basis van een toevoeging, zodat hij ingevolge artikel 40 Wet op de rechtsbijstand geen explootkosten verschuldigd is voor het uitbrengen van de dagvaarding, het uitbrengen van het beslagexploot en de koten van overbetekening van het inleidende processtuk. [gedaagde] zal daarom niet in deze kosten worden veroordeeld.
2.26.
Het salaris gemachtigde voor het opstellen van het beslagrekest wordt begroot op
€ 330,00 (1 rekest x € 330,00).
2.27.
Met het voor het beslagrekest betaalde griffierrecht wordt hieronder rekening gehouden.
2.28.
De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- griffierecht € 314,00
- salaris gemachtigde € 990,00 (3 punten x tarief € 330,00)
- nakosten € 115,00
- beslagkosten
€ 330,00
Totaal € 1.749,00
2.29.
Wat betreft de nakosten zal [gedaagde] niet veroordeeld worden in de eventuele kosten van betekening van dit vonnis, omdat [eiser] met een toevoeging procedeert en voor die betekening dus geen kosten maakt.
2.30.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Kosten gerechtelijk deskundige
2.31.
Bij factuur van 15 november 2022 heeft [bedrijf 1] haar kosten bij de rechtbank in rekening gebracht. Deze kosten bedragen € 1.112,35. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld hierop te reageren en hebben geen op- of aanmerkingen naar voren gebracht. De kosten van het deskundigenonderzoek zijn hangende het geding ten laste van ’s Rijks kas voorlopig is debet gesteld. Dit betekent dat de rechtbank de kosten van de deskundige voorschiet. Omdat [gedaagde] in het ongelijk is gesteld, moet hij de kosten van de deskundige op grond van artikel 244 Rv aan de griffier van de rechtbank betalen, zoals hierna onder de beslissing is vermeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] tegen bewijs van kwijting te betalen:
  • € 1.080,89 aan vervangende schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 29 november 2022 tot de voldoening;
  • € 5.000,72 aan gevolgschade, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 12 juli 2022 tot de voldoening;
  • € 842,26 aan buitengerechtelijke incassokosten;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van [eiser] ter grootte van € 1.749,00 en te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over voornoemde proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
3.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de kosten van de deskundige van € 1.112,35, te voldoen aan de griffier nadat [gedaagde] een nota van het Landelijk Dienstencentrum voor de rechtspraak (LDCR) daarvoor heeft gekregen;
3.5.
verklaart de veroordelingen onder 3.1. tot en met 3.3. uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Dijk en in het openbaar uitgesproken op 3 januari 2024.
45353