In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 19 december 2024, wordt het beroep van eiseres behandeld tegen het niet tijdig beslissen door de Dienst Toeslagen op haar bezwaar tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. Eiseres, woonachtig in Groot-Brittannië en vertegenwoordigd door mr. J. van den Ende, had op 13 juli 2023 bezwaar gemaakt. De rechtbank had eerder, op 9 februari 2024, geoordeeld dat de Dienst Toeslagen niet tijdig had beslist en had verweerder opgedragen om uiterlijk op 22 april 2024 een besluit te nemen. Echter, tot op heden had verweerder geen besluit genomen, wat aanleiding gaf voor eiseres om opnieuw beroep in te stellen.
De rechtbank constateert dat de termijn voor het nemen van een besluit op het bezwaar is verstreken en dat verweerder nog steeds geen beslissing heeft genomen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en verplicht verweerder om binnen twintig weken na verzending van de uitspraak een besluit op bezwaar bekend te maken. Tevens wordt er een dwangsom van € 50,- per dag opgelegd voor elke dag dat verweerder deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 437,50 en het door haar betaalde griffierecht van € 51,- moet door verweerder worden vergoed.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door bestuursorganen en de gevolgen van het niet naleven van wettelijke termijnen. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken al aangegeven dat bij herhaalde beroepen tegen het niet tijdig beslissen een langere beslistermijn van twintig weken realistisch is, gezien de gemiddelde doorlooptijd van bezwaarprocedures.